OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 35
(2016)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| ||||||||||||||||
Harrold Sijlbing
| ||||||||||||||||
Introductie en historische achtergrondenGa naar voetnoot2Een uitgave van OSO met de focus op cultureel erfgoed is onvolledig zonder aandacht te schenken aan Jodensavanne, een mondiaal zeer geroemde historische joodse enclave van de zeventiende en achttiende eeuw. Ruwweg een eeuw heeft de glorieperiode van deze nederzetting die in 1685 met de inauguratie van | ||||||||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||||||||
de majestueuze synagoge Beraha VeSalom (Zegen en Vrede) begon, geduurd. Geplaagd door teruglopende oogsten, gecombineerd met financiële problemen, een grote schuldenlast, aanvallen van Marrons en een toename van arme joden uit AmsterdamGa naar voetnoot3, verlieten de bewoners hun nederzetting en vestigden zich in Paramaribo of in het buitenland, opnieuw op zoek naar nieuwe economische vooruitzichten. Jodensavanne werd geroemd als ‘Jeruzalem aan de rivier’.Ga naar voetnoot4 Het was het symbool van de joodse plantersklasse en de trots van de joden die vanwege de inquisitie in Spanje en Portugal sinds eind vijftiende eeuw hun vluchtweg via Amsterdam en andere Europese steden onder andere naar Brazilië en het Caraïbisch gebied vonden, op zoek naar plekken waar ze een menswaardig bestaan konden opbouwen als vrije aanhangers van het Jodendom. De nederzetting was het centrum van de ‘Joodse Natie’, die reeds rond 1661 was gesticht en de grootste joodse enclave was op het Amerikaanse continent en vanwege de vele privileges als autonome natie werd beschouwd.Ga naar voetnoot5 Gravure van Jodensavanne en Post Jodensavanne anno 1860
| ||||||||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||||||||
De genoemde privileges, die in eerste instantie door het Engelse bestuurGa naar voetnoot6 werden verleend en later door de Republiek (Nederland) werden uitgebreid, waren de meest verregaande in de zeventiende en achttiende eeuwse wereld. Naast de gebruikelijke vrijhedenGa naar voetnoot7 van godsdienstuitoefening, de instelling van een eigen begraafplaats en ruimte voor beleving van de sabbat, hadden de Surinaamse joden de mogelijkheid om zelf de keuze te maken waar ze hun nederzetting zouden opzetten. Hun territoriale autonomieGa naar voetnoot8 werd overigens aangemoedigd door het koloniale bestuur (Ben-Ur, 2015: 130-153): de gouverneur schonk hen naast de bestaande grond die ze in bezit hadden, middels een grondbrief in 1691, een extra honderd akkers in allodiale eigendom. Onder de buitengewone voorrechten kan ook het zelfbestuur volgens joodse religieuze regels worden gerekend. Joden beïnvloedden het koloniale bestuur doordat ze aan de verkiezing van leden voor de Raad van Politie konden meedoen. Ze hadden een eigen civiele rechtspraak en konden de joodse huwelijkswetten laten gelden. Daarnaast stichtten ze joodse scholen en hadden een eigen leger, de zogenaamde ‘burgermilitie’, een unicum in de wereld. De joodse natie of ‘pseudo staat’Ga naar voetnoot9 had een eigen burgerdivisie, die onder leiding stond van een burgerkapitein (Schalkwijk 2011: 107-115). Nergens anders in de wereld bestond er een joods leger, tot de stichting van de moderne staat Israël in 1948. De joodse burgermilitie in Suriname stond hoog in aanzien vanwege zijn grote verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het gehele gebied aan de Surinamerivier, min of meer vanaf Torarica (het huidige Overbridge), zuidwaarts tot aan Victoria.Ga naar voetnoot10 Een niet onbetekenend bewijs van de ruime autonomie waren ook de Bijbelse namen van de vele suikerplantages rondom Jodensavanne: Mahanaim, Carmel, Beershaba, Dotan, Kayam, Moriah, et cetera. Twee schitterende, goed geconserveerde joodse begraafplaatsenGa naar voetnoot11 en een degenererende CreoolseGa naar voetnoot12 nengre berpe zijn naast de ruïnes van de synagoge en | ||||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||||
funderingen van gebouwen, de stille getuigen van de eens florerende nederzetting, waar niet alle nazaten met hetzelfde enthousiasme naar omkijken.
Kaart van Jodensavanne 1737
Voor Inheemsen, vele Creolen en Saamaka Marrons heeft de geschiedenis van Jodensavanne vooral een bittere nasmaak vanwege de occupatie van Inheems leefgebied, het onmiskenbaar harde slavernijverleden en de talrijke bospatrouilles of strafexpedities waartegen ruim tachtig jaar, tot de Marronvrede in 1762, moest worden gevochten om de vrijheid. Volledigheidshalve moet in dit verband ook aangegeven worden dat menig blanke en joodse bezoeker aan Jodensavanne zich vaak laat ontvallen hoe onbegrijpelijk deze historie voor hen is.Ga naar voetnoot13 Onbegrip is er vooral voor de opportunistische zeventiende- en achttiende- eeuwse interpretatie van de HalachaGa naar voetnoot14, die een hard slavernijregiem legitimeerde en huidskleur sterk relateerde aan sociale en religieuze status.Ga naar voetnoot15 Hoewel diverse personen en groepen na 1832, het jaar waarin Jodensavanne voor een deel in vlammen opging (Ben-Ur & Frankel 2011: 35), gepoogd hebbenGa naar voetnoot16 iets te doen aan de conservering en revitalisatie van deze historische nederzetting, is het opvallend dat pas met de oprichting van de ‘Stichting Jodensavanne’ (SJS) in 1971 door onder andere Rini da Costa, een structurele vorm van behoud van | ||||||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||||||
dit erfgoed tot stand kwam. De SJS is belast met het beheer van dit Nationale Monument, dat op basis van de Monumentenwet 2002 werd ingesteld en sinds 2009 als zodanig officieel is beschermd. | ||||||||||||||||
Werelderfgoed en duurzaam beheerDe unieke betekenis van Jodensavanne en de Joodse Natie heeft ertoe geleid dat de site in 1998 op de Tentatieve Lijst van Unesco Werelderfgoed werd geplaatst door de Staat Suriname. Hiermee was de eerste stap gezet op weg naar nationale en mondiale erkenning, maar tegelijk werden ook serieuze stappen genomen voor de conservering van Jodensavanne en de Cassipora begraafplaats. Op grond van de criteria en condities vervat in de Operational Guidelines, werd in 2008 een Management PlanGa naar voetnoot17 ontwikkeld dat als richtlijn zou dienen voor een doeltreffend beheer van de site. Uitgaande van de historische, culturele, esthetische, socio-economische en wetenschappelijke waarden van de site werden beleidsmaatregelen en richtlijnen voor duurzaam beheer geformuleerd met de volle participatie van alle belanghebbenden, waaronder het Joodse gemeentebestuur, het districtsbestuur, toerismebedrijven, dorpsbesturen en bewoners van omliggende dorpen en plantages. De formele toekenning van de werelderfgoedstatus kwam tot stand na bestudering van het door de Staat ingediende nominatiedossier, dat volgens de voorschriften van de Unesco World Heritage Convention is samengesteld en waarin volgens de criteria en de comparative analysisGa naar voetnoot18 wordt aangetoond dat Jodensavanne over een Outstanding Universal ValueGa naar voetnoot19 beschikt. De voorbereidende stappen voor de indiening zijn reeds ver gevorderd en het SJS-bestuur streeft ernaar rond het einde van 2016 het dossier gereed te hebben ten behoeve van indiening door de regering. De twee criteria op grond waarvan het nominatiedossier wordt ingediend zijn:
| ||||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||||
Grondenrechten van Inheemsen en Marrons (Jagdew en Gezius 2014: 29-85) zijn in relatie tot erfgoedbescherming van cruciale betekenis.Ga naar voetnoot20 De culturele rechten van Inheemsen en Marrons (Kambel en MacKay 1999: 172) worden helaas niet of onvoldoende erkend in de Surinaamse wetgeving. Tijdens de besprekingen rondom het beheer van de site door Stichting Jodensavanne werd door de Inheemse gemeenschap onmiskenbaar te kennen gegeven, dat de grondenrechten gerespecteerd dienden te worden. Het dagelijkse management van Jodensavanne wordt uitgevoerd door bewoners van het aangrenzende Inheemse dorp Redi Doti, waarmee een unieke overeenkomst is aangegaan. Hierin worden de grondenrechten van de Inheemsen erkend door de SJS. Daarnaast wordt de medeverantwoordelijkheid voor de bescherming van het culturele erfgoed erkend door Redi Doti; een bewijs dat de wederzijdse ondersteuning ten grondslag ligt aan de verbintenis. Voorts is vastgelegd dat twee vertegenwoordigers van het dorp zitting hebben in het bestuur en zodoende intensief bijdragen aan de doelstellingen van de SJS.Ga naar voetnoot21 Naast de lokale beheerder en onderhoudsmedewerkers verdient het dorp direct uit de inkomsten doordat tien procent van de entree-inkomsten jaarlijks wordt overgemaakt ten behoeve van de ontwikkeling van het dorp. Jodensavanne blijkt hiermede een belangrijke bron voor duurzame ontwikkeling van Redi Doti en omgeving. Als erfgoedattractie ligt het ten grondslag aan het toerisme in de regio van Para-Oost. De Inheemse bevolking speelt daarop in door overige faciliteiten en diensten aan te bieden aan bezoekers van Jodensavanne. | ||||||||||||||||
Betwist erfgoed en interpretatieWanneer erfgoed gedefinieerd wordt als ‘alle elementen uit het verleden die als zodanig zijn aangemerkt op grond van de betekenissen die door individuen of gemeenschap hieraan zijn toegekend’Ga naar voetnoot22, dan is het logisch gevolg dat bij het beheer en de interpretatie van erfgoed in een plurale samenleving een aantal dilemma's en spanningsvelden ontstaan. Deze verdienen de nodige aandacht en als we daarnaast beseffen dat erfgoed ook een politiek instrument is, dat bewust of onbewust wordt bespeeld, dan kunnen conservering en beheer van erfgoedelementen nogal wat uitdagingen met zich meebrengen. Het politieke machtselement in de omgang met erfgoed is duidelijk en werd passend geschetst door George Orwell (1984) met zijn uitspraak ‘He who controls the past controls the future. He who controls the present controls the past’. Verdraaiing van geschiedenis is al sinds mensenheugenis een beproefde politieke methode geweest om macht te verwerven of te consolideren. Soms worden aspecten van de geschiedenis bewust en formeel verzwegen - collectieve amnesie -of voor een bepaalde periode als staatsgeheim | ||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||
gekoesterd en van de openbaarheid geweerd. De verbindingen tussen erfgoed en politieke macht worden misschien goed zichtbaar gemaakt in het musealiseringbeleid: waarom geen suikermuseum in Mariënburg, of een rijstmuseum in Wageningen, maar wel een legermuseum in Paramaribo? Gelukkig zijn er ook gemeenschapsinitiatieven in Suriname, zoals het Saamaka Museum in Pikin SleeGa naar voetnoot23 en het onlangs geopende Lalla RookhGa naar voetnoot24 museum in Paramaribo.
De interpretatie van geschiedenis en erfgoed vindt niet altijd op een juiste ‘gebalanceerde’ manier plaats vanwege uiteenlopende redenen. De koloniale geschiedenis van een op slavernij gefundeerde plantage-economie brengt zoals bekend vele oneffenheden met zich mee, die onder andere voortspruiten uit machtsposities die gebaseerd waren op afkomst, huidskleur en exploitatie van de arbeidersklasse door een koloniale elite. Er is in vele gevallen sprake van betwist, omstreden of zelfs dissonant erfgoed (Dann & Seaton 2001: 15). Vaak worden erfgoedlocaties zelfs mooier voorgesteld dan ze in werkelijkheid zijn geweest en worden aspecten bewust ‘vergeten’, genegeerd, gemanipuleerd of verzwegen.Ga naar voetnoot25 De materiële, fysieke componenten van erfgoed, in dit geval van Jodensavanne, zijn zichtbaar aanwezig en worden geconserveerd, maar via interpretatie worden de immateriële aspecten ervan (gevoelens, anekdotes, nostalgie, trots en verdriet) verschillend gecommuniceerd naar de bezoeker.
Drie vormen van omstreden of betwist erfgoed worden door Olson (geciteerd in Timothy & Boyd 2003: 264-269) onderscheiden. De eerste betreft twee of meer groepen die hetzelfde erfgoed claimen: één en dezelfde plaats of hetzelfde object heeft meerdere betekenissen voor verschillende groepen en iedere groep wil zijn gelijk hebben. De bekende uitspraak van Tunbridge illustreert deze dissonantie: ‘One person's landmark may be an object of hostility to another‘ (geciteerd in Timothy & Boyd 2003: 266). Jeruzalem is misschien een van de meest bekende voorbeelden in de wereld wanneer het gaat om betwist en omstreden erfgoed. Het feit dat zowel joden als christenen en moslims de stad als heilige erfgoedlocatie claimen, maakt het zowel politiek, sociaal als cultureel tot een voortdurend tikkende tijdbom. De tweede vorm van betwist erfgoed betreft de verdeeldheid binnen een groep, wanneer men het oneens is over de aspecten van het erfgoed die aandacht en bescherming moeten krijgen, of voor het publiek toegankelijk moeten worden gemaakt. Niet alle Surinamers waren blij met het boek De Koningin van | ||||||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||||||
Paramaribo; velen vonden Maxi Linder geen rolmodel.Ga naar voetnoot26 Ten slotte wordt een derde vorm geïdentificeerd, bekend als Inheems versus koloniaal erfgoed. Deze verwijst naar twee verschillende groepen met dezelfde erfgoedgebieden, waarbij vaak de vraag wordt gesteld welk en wiens erfgoed geconserveerd moet worden. De dominante politieke groep in een samenleving marginaliseert meestal het erfgoed van de minder bedeelden. In Jodensavanne zijn zowel de eerste als derde vorm van toepassing. De erfgoedwaarde voor andere groepen dan joden is in het verleden buiten beschouwing gebleven of als marginale aanvulling beschouwd. Jodensavanne heeft dan wel niet het karakter van een tijdbom vergeleken bij Jeruzalem, maar evenredige aandacht is ten zeerste gewenst. Nobelprijswinnaar Elie Wiesel waarschuwde immers: ‘The executioner always kills twice; the second time with his silence’.Ga naar voetnoot27 | ||||||||||||||||
Inheemsen, marrons en nazaten van plantagewerkers en gekleurde jodenZoals eerder aangegeven zijn er verschillende groepen die nauwe historische banden hebben met het Jodensavannegebied. Inheemsen woonden er al eeuwen voordat de kolonisten kwamen en zijn tot ver in de achttiende eeuw als slaaf of als Marron-speurders gebruikt door de kolonisten (Ben-Ur & Frankel 2012: 63). Marrons, de voormalige tot slaaf gemaakte vrijheidsstrijders, waren een grote zorg voor de joodse kolonisten en werden als wrede vijanden aangeduid zowel in archieven als in de grafschriften van de begraafplaatsen.Ga naar voetnoot28 Ook in het SabbatgebedGa naar voetnoot29 werd God gesmeekt om de overwinning van de militie op de vijanden, de rebellerende negers.Ga naar voetnoot30 De diverse aanvallen van Marrons op joodse plantages, waarbij eigenaren de dood vonden, werden door strafexpedities onder leiding van de joodse burgerkapitein gewroken.Ga naar voetnoot31 De eerste joodse plantagehouder die gedood werd in 1690 aan de Cassewinica was Emmanuel Machado. Strafexpedities waren kostbaar en de Gouverneur gaf de burgermilitie alle ruimte om zelf de Marrons te achtervolgen (Ben-Ur & Frankel 2012: 64). | ||||||||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||||||||
Grafsteen van David Monsanto
Omgekeerd werd de joodse militie zeer gevreesd en gehaat door de Marrons. In de goed bewaarde orale geschiedenis van de SaamakaGa naar voetnoot32 zijn de talloze vluchten van de plantages, inclusief vluchtroutes en leiderschapsperikelen, alsook gevechtshandelingen en ontwikkelingen van nederzettingen, fortificaties enzovoort blijven voortleven.Ga naar voetnoot33 Deze worden bevestigd door archiefbronnen. Evenzo was Quassi, die in de orale geschiedenis van de Saamaka bekend stond als KwasimukambaGa naar voetnoot34, een gehate figuur vanwege zijn verraad en zijn trouw aan de blanken (Dragtenstein 2004: 59). De Marrons duidden hem aan met ‘gespuis’, maar in gouvernementskringen was hij een geziene figuur die vanwege zijn medicinale kennis hoog stond aangeschreven. Van strijd tussen joodse kolonisten en naar vrijheid snakkende Marrons in het Caraïbisch gebied was overigens alleen in Suriname sprake. Arbell (2002: 300-314) geeft aan dat Portugese joden (onder andere Mordechay Ricardo en Joseph Curiel) ook actief waren in bewegingen voor de onafhankelijkheid van Spaanssprekend Amerika die zij openlijk, hetzij gedekt steunden.Ga naar voetnoot35 In Jamaica werden Marrons van wapens en munitie voorzien door joodse handelaren. Misschien waren de ruime privileges van de joodse natie in Suriname in tegenstelling tot andere landen op het continent, reden genoeg om deze met alle middelen te verdedigen. De geschiedenis van de Marron-nederzetting Kumakô is zeer interessant. Etno-archeologisch onderzoek uitgevoerd door onder andere Cheryl White (2016: 179-195) bevestigt dat bij deze versterkte nederzetting in het gebied tus- | ||||||||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||||||||
sen de Suriname- en Saramaccarivier enorme gevechten hebben plaatsgevonden.
Grafpalen op de Creoolse begraafplaats
Saamaka Marrons zijn ook op een andere bijzondere wijze historisch verbonden aan de joodse kolonisatie. Vele namen van lo'sGa naar voetnoot36 zijn afgeleid van joodse plantage-eigenaren waar ze vandaan zijn gevlucht: de belangrijkste lo's zijn die | ||||||||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||||||||
van de Matjau-lo (afgeleid van Machado) en de Nassi-lo, terwijl ook de Biitu-lo (Brito), Kasitu-lo (Castilho) en de Kadosu-lo (Cardoso) Sefardische joden onthullen. Behalve de historische relatie tussen de lo's en de Sefardim, worden ook de vele invloeden van het Portugees in de Creoolse taal van de Saamaka en Matawai gerelateerd aan deze groep. De taal werd op de plantages al aangeduid als Djutongo, letterlijk ‘joodse taal’ en stond centraal in de communicatie tussen slaven en meesters.Ga naar voetnoot37 Jodensavanne (en omgeving) had reeds in 1684 een populatie van circa 1.158 mensen, waarvan minder dan tweehonderd joods was. Qua omvang was het na Paramaribo de tweede Europese urbane kern van het land. De derde was Torarica. Een aanzienlijk deel van de bewoners had Afrikaanse wortels. Aviva Ben-Ur (2015: 138) schreef zeer toepasselijk: ‘de wijd verbreide praktijk van polygynie door joodse mannen en de legitieme realiteit dat het bezit van een mens zowel het bezit van de arbeid als van het lichaam betekende, leidde tot het ontstaan van een groep mensen die mulatten werden genoemd, van wie sommigen legaal opgenomen werden in de gemeenschap en erkend werden als joden’. Er ontstond een aanzienlijke grote groep gekleurde mensen met een Afrikaanse moeder of grootmoeder, die voor een groot deel gemarginaliseerd werden.Ga naar voetnoot38 Zelfs bij de dood was het steeds een probleem waar deze personen begraven dienden te worden (Vink 2010: 221-253). De aanduiding jachied voor een volwaardig lid (met een joodse moeder) en congregant voor gekleurde joden was een typisch Surinaams fenomeen. Uiteindelijk werden congreganten (toch) aan de rand van de Beth Haim begraven, maar niet-joodse kleurlingen hadden een eigen begraafplaats toegewezen gekregen: de nengre berpe (de Afro-Surinaamse / Creoolse begraafplaats). Jodensavanne heeft onder andere hierdoor voor vele Creoolse nazaten een spirituele waarde.
Een bekend fenomeen dat onder anderen ook de hechte relaties tussen joodse eigenaren en hun vrijgelaten slaven en/of nazaten demonstreert, betreft de vele namen van voornamelijk Creolen die een joodse achtergrond hebben. In de Manumissiewet van 1832 werd bepaald dat een vrijgelaten slaaf een achternaam diende te krijgen die niet reeds in de kolonie voorkwam, behalve als er toestemming van de familie daartoe was. Het gevolg was dat bestaande namen werden aangepast of verdraaid: per lettergreep of letters die werden weggelaten, omgekeerd of toegevoegd, bijvoorbeeld: Nahar-Rahan, Lyons-Snoyl, Miranda-Randami, Coutino-Cotin, Alvares-Ravales, Nunes-Neus, Robles-Lobles, Louzada-Louz, De la Parra-Lapar, Del Prado-Rado enzovoort.Ga naar voetnoot39 Het is overigens aantoonbaar dat de polygynie, zoals eerder door Ben-Ur aangegeven, een sterke relatie heeft met de agrarische joden in Suriname en zich concentreerde op de plantages en Jodensavanne. De stedelijke joodse gemeenschappen, zowel in Suriname als in de regio | ||||||||||||||||
[pagina 82]
| ||||||||||||||||
hebben waarschijnlijk veel minder ‘gemengde’ nazaten opgeleverd. De bekende schrijfster Cynthia McLeod zei terecht treffend tegen een journalist die vroeg of zij van joodse afkomst was: ‘If you shake a Surinamese family tree, surely a Jew falls out.’Ga naar voetnoot40 | ||||||||||||||||
SlotIn dit artikel is getracht een beeld te geven van de complexiteit waarmee het beheer van cultureel erfgoed te maken heeft. De uitdagingen bij het beheer betreffen aan de ene kant de conservering van waarneembare materiële aspecten, waaronder het voorkomen van vandalisme aan concrete erfgoedelementen, het behoud van graven, grafteksten en funderingen, de in stand houding van de sacrale sfeer, het verrichten van archeologisch onderzoek de conservering van Jodensavanne als nationaal monument enzovoort. De immateriële dimensies van het erfgoed moeten echter niet worden onderschat. Het is daarom van groot belang om erfgoed in Suriname, vooral plantage-erfgoed en zeker van de historische nederzetting Jodensavanne, vanuit een meervoudig perspectief te analyseren, te beheren en te presenteren. Een juiste balans bij de interpretatie doet recht aan de diverse belanghebbenden die verschillende (intrinsieke) waarden verbinden aan de plaats. De stemmen van de toenmalige onderdrukten en onvrije mensen die bijdroegen aan de bloei van Jodensavanne moeten ook worden gehoord. Het verzwijgen, vermijden, verdraaien of ‘vergeten’ van minder plezierige gebeurtenissen wordt tot slot met een voorbeeld verduidelijkt: een touroperator die zijn toeristen rondleidde, vertelde aan zijn gehoor dat de kappa (grote gietijzeren kookpan die gebruikt werd voor de productie van suiker) en die op enkele meters verwijderd van de restanten van de synagoge staat, gebruikt werd door slaven om er moksi alesi en pom in te bereiden. Dit is een bizar voorbeeld van de wijze waarop sommigen bij de interpretatie de juiste historische achtergronden vermijden. Opvallend is ook het door Rini da Costa (2004: 65) opgetekende verhaal, dat de synagoge in opdracht van de commandant (Koninklijke Nederlandse Landmacht) van het concentratiekampGa naar voetnoot41 te Jodensavanne, door middel van twee handgranaten werd vernietigd zodat de stenen konden worden hergebruikt bij de bouwwerkzaamheden (afvoerkanalen) aan het kamp. Ook deze nare historie verdient de aandacht.
Het Jodensavanne-stichtingsbestuur streeft ernaar in zijn erfgoedmanagementstrategie de genoemde balans te benaderen door dit jaar onder andere een veldgids uit te geven, bestemd voor touroperators, begeleiders van bezoekersgroepen en individuele gasten. Daarnaast zullen trainingen ter certificering van gidsen en educatieve tochten voor studenten bijdragen aan dit doel. | ||||||||||||||||
[pagina 83]
| ||||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||||
[pagina 84]
| ||||||||||||||||
Harrold Sijlbing is reeds twintig jaar verbonden aan Stichting Jodensavanne Suriname en is de huidige voorzitter van het stichtingsbestuur. Hij studeerde Sociale Geografie en Schoolmuziek en is als parttime docent verbonden aan de Faculteit der Humaniora, Studierichting Geschiedenis, waar hij binnen de minor Geschiedenis, Erfgoed en Toerisme doceert en research verricht. |
|