OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 32
(2013)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |||||||||||||
Ine Apapoe
| |||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||
op het bestuur van de Okanisi in Nederland. Het gaat specifiek over de inrichting en de doelen van dit bestuur en over de relatie tussen het Nederlandse en het Surinaamse Okanisi-bestuur en de invloed die zij op elkaar uitoefenen. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van literatuur over Marrons en over transnationalisme. Er zijn interviews afgenomen met Okanisi-leiders in Nederland en in Suriname en met anderen die betrokken zijn bij het Okanisi-bestuur. Daarnaast zijn er gesprekken gevoerd met individuele Okanisi woonachtig in Nederland. Het artikel verhaalt over de migratiestromen van de Okanisi en over de impact die deze hebben gehad op het Okanisi-bestuur. Uit het onderzoek blijkt dat de Raad van Kabiten en Basiya van de Okanisi in Nederland voorziet in de behoefte van hen die hun culturele gebruiken in hun nieuwe woonomgeving wensen te handhaven. | |||||||||||||
Migratie in internationaal perspectiefEen karakteristiek van internationale migratie is de clustering van migranten in etnische gemeenschappen. Dergelijke gemeenschappen faciliteren de aansluiting bij netwerken en bieden hulp hij de zoektocht naar werk en het verkrijgen van de benodigde documenten (Derksen 2006: 25-28. Moyo (2010: 5) geeft aan dat migranten verbonden blijven met hun familie in het thuisland, ongeacht waar zij zich bevinden. Deze relatie uit zich in, onder andere, periodieke bezoeken aan de achterblijvers, het sturen van geld, remigratie, het begraven van overleden familieleden en andere sociale activiteiten (Moyo 2010: 6). Migratie gaat niet zelden over in transnationalisme waarbij migranten hun thuisland vanuit hun gastland ondersteunen en vormgeven en de twee samenlevingen aanhoudend met elkaar verbinden. Dit laat zien dat de sociale relaties die migranten ophouwen dikwijls geografische, culturele en politieke grenzen overschrijden. Dit wil overigens niet zeggen dat alle migranten zich bezighouden met het onderhouden van relaties over de grenzen heen (Vertovec 2009: 13). Een belangrijk element van transnationalisme is de betrokkenheid van migranten bij hun thuisland. Deze betrokkenheid uit zich onder andere op religieus, economisch en sociaal gebied (Basch, Glick Schiller & Szanton Blanc 1994: 7). Moyo (2010: 8) beschrijft de invloed die migranten hebben op het veranderen van culturele praktijken in hun thuisland. De culturele waarden van het thuisland hebben een sterke invloed op het ontwikkelen van de waarden en normen en het vormgeven van de gedragspatronen van migranten in hun gastland. Doorgaans behouden zij echter niet exact dezelfde culturele patronen wanneer zij verhuizen naar een ander land. Deze patronen worden geherstructureerd, geherdefinieerd en heroverwogen in de nieuwe woonomgeving (Foner 1997: 963). Yangisaka (in Foner 1997) stelt dat migranten hun eigen interpretatie geven aan tradities en deze al dan niet aanpassen aan de samenleving | |||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||
waarin zij terecht zijn gekomen. Om deze tradities te behouden is vaak een rol weggelegd voor ‘allochtone organisaties’, ‘migrantenorganisaties’ of ‘(etnische) zelforganisaties’ (Da Graça 2010: 20). De invloed van deze organisaties op de thuiscultuur is dermate sterk dat ook culturele praktijken in het land van herkomst processen van verandering ondergaan. Faist (2006: 2-5) heeft het over transnationale sociale ruimtes waarbinnen dynamische processen plaatsvinden met economische, politieke en culturele dimensies. Deze processen worden in stand gehouden door een regelmatige circulaire uitwisseling van zowel tastbare als niet-tastbare middelen en vormen van kapitaal tussen herkomst- en vestigingsland. Dit kunnen zijn: menselijk kapitaal (zoals opleidingskwalificaties en professionele vaardigheden), economisch kapitaal (in de vorm van onder andere investeringen, remittances en donaties) en sociaal kapitaal (zoals ideeën, opvattingen, symbolen en culturele betekenissen).Ga naar voetnoot3 In dit artikel wordt de term zelforganisatie gehanteerd. Zelforganisaties kunnen grofweg worden omschreven als organisaties die zijn opgericht voor en door etnische minderheden en migranten. Deze organisaties variëren in omvang en naar doelstelling. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen zelforganisaties die zich bezighouden met algemene sociale en culturele activiteiten (waaronder sport), religieuze organisaties, politieke organisaties (waaronder vakbonden) en organisaties die onderwijs, opleiding en informatie aanbieden aan hun leden. De doelstellingen van zelforganisaties zijn legio, maar twee hoofddoelen worden onderscheiden: identiteitsbehoud en de representatie van belangen. Sommige zelforganisaties concentreren zich op één van deze doelen, maar de meeste zijn betrokken op beide doelen (De Haas 1997: 4). | |||||||||||||
Marrons in SurinameVanaf het allereerste moment dat Afrikanen als slaafgemaakten werden aangevoerd in Suriname hebben zij geslaagde pogingen ondernomen om aan het slavenleven te ontsnappen (Van Stipriaan 2009: 16). Tijdens deze pogingen ontvluchtten slaafgemaakten (individueel of in een groep) de plantages, vonden elkaar in het bos, gingen bij elkaar wonen en bouwden een nieuw bestaan op in dorpen ver van het koloniale machtscentrum verwijderd. Geleidelijk aan trokken zij steeds verder het binnenland in (Hoogbergen 2009: 21). Van hieruit vielen zij plantages aan, met als doel aan voedsel, gereedschap en wapens te komen die zij in de bossen ontbeerden en om slaafgemaakten te helpen ontsnappen. De koloniale overheid heeft geprobeerd deze aanvallen van de Marrons te pareren door militaire expedities tegen hen uit te rusten, maar zonder succes (Thoden van Velzen & Van Wetering 2004: 16). Na mislukte pogingen om de Marrons te bestrijden, besloot de koloniale overheid vrede te sluiten met | |||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||
de verschillende Marrongroepen. De eerste vrede werd gesloten met de Okanisi Marrons in 1760. Vredesverdragen met de Saamaka (1762) en de Matawai (1767) volgden. De vredesverdragen (Scholtens 1994: 36-39; De Groot 2009; 152-155) zorgden ervoor dat de Marrons een autonome status kregen (Polimé & Thoden van Velzen 1988: 15). Dit hield in dat zij vrijelijk in de bossen konden verblijven, maar zich niet zonder toestemming van de koloniale machthebbers in het kustgebied mochten begeven. In deze verdragen werd ook opgenomen dat de Marrons periodiek goederen zouden krijgen van de overheid. In ruil daarvoor moesten zij van de plantages gevluchte slaafgemaakten overdragen aan het wettig gezag (Scholtens 1994: 36-39). De Marrons hebben zich niet gehouden aan deze beperkende bepalingen, getuige de migratiestromen die al kort na de ondertekening van de vredesverdragen (Pakosie 2009: 6) op gang kwamen. Was migratie in die periode nog vooral gericht op het zoeken van bestaansmiddelen (De Groot 1965: 133), door de eeuwen heen zijn andere redenen (werkgelegenheid, betere studiemogelijkheden, optimalere leefomstandigheden) de oorzaak geweest van het wegtrekken van Marrons uit hun oorspronkelijke woongebied. Gedwongen migratie als gevolg van de bouw van een hydro-elektrische dam in het district Brokopondo (1964) (Scholtens 1994: 128-129) en vanwege de binnenlandse oorlog (1986-1992) (Polimé & Thoden van Velzen 1988; Price 2012; De Vries 2005; Pakosie & Polimé 2009) hebben recentelijk tot het vertrek van duizenden Marrons uit hun oorspronkelijke dorpen geleid. | |||||||||||||
Okanisi-bestuur en verwantschapssysteemOver het ontstaan en de samenstelling van het Okanisi-bestuur hebben veel auteurs (De Groot 2009; Pakosie & Polimé 2009: 32-37; Libretto 1990; 26-42; Thoden van Velzen & Van Wetering 2004: 22-23; Polimé 2007: 58-61; Scholtens 1994: 25) zich gebogen. Het Okanisi-bestuur ziet er als volgt uit: aan het hoofd staat de gaanman (grootopperhoofd) die leiding geeft aan de stam. Hij vertegenwoordigt de Okanisi-samenleving naar buiten toe en behartigt zowel de interne als de externe belangen van de Okanisi (Polimé 2007: 59; Libretto 1990: 33; Scholtens 1994: 25). Hij wordt bijgestaan door één of meerdere (ede)kabiten (hoofdkapiteins) en basiya (assistenten van de kabiten). De (ede)kabiten bestuurt een of meerdere dorpen onder toezicht van de gaanman (Polimé 2007: 59). Een of meerdere basiya (dit kan een man of een vrouw zijn) assisteren de gaanman en de (ede)kabiten. De basiya is een manusje van alles. De voornaamste taak van mannelijke basiya is die van dorpsomroeper waarbij hij verantwoordelijk is voor het bekend maken van algemene besluiten (Polimé 2007: 59; Libretto 1990: 41). Vrouwelijke basiya zijn belast met huishoudelijke taken tijdens het uitvoeren van rituelen. Libretto (1990: 42) geeft aan dat het Okanisi-bestuur nog andere instituten | |||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||
kent, zoals de gaankuutu (stamvergadering) die het karakter draagt van een algemene ledenvergadering of een nationale assemblee van de stam waaraan Okanisi-leiders, notabelen uit de gemeenschap en alle volwassenen deelnemen. Foto I. Kabiten en basiya tijdens een kuutu (vergadering) bij een puu a baaka ceremonie
De politiek-bestuurlijke organisatie bij de Okanisi is evenals bij de andere Marrongroepen nauw gerelateerd aan zowel het matrilineaire verwantschapssysteem als aan hun religie (Scholtens 1994: 25; Polimé 2007: 61). Volgens Polimé (2007: 61) beïnvloedt het verwantschapssysteem vrijwel het gehele leven van de Marronsamenleving: hun onderlinge relaties, vestigingspatronen, landbezit en verdeling van politieke en religieuze functies. Bij de Okanisi is de gaanman meestal ook de religieuze leider (Thoden van Velzen & Van Wetering 2004: 58; Scholtens 1994: 25). Dit geeft de verwevenheid tussen samenleving en religie weer. De Okanisi-samenleving bestaat uit de volgende matrilineaire subgroepen (Polimé 2007: 61): de Oso (het gezin); de Bee (dit zijn de echte bloedverwanten uit de nakomelingen van de zusters uit een gezin (Libretto 1990: 24); de Lo (de matriclanGa naar voetnoot4) en de Gaan-Lo of Nasi (de Okanisi etnische gemeenschap). Een aantal Bee vormt een Lo of Gaan-Lo. De Okanisi-samenleving bestaat officieel uit twaalf Lo'sGa naar voetnoot5, maar telt er officieus veertien. De | |||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||
Lo van de gaanman is de onpartijdige dertiende en in 1806 voegde zich nog een Lo (Lebimusu) bij de Okanisi (Polimé 2007: 62). De overerving en opvolging van de voornaamste bestuursfuncties, gaanman en kabiten, volgen strikt de matrilineaire lijn. Als een van deze functionarissen komt te overlijden, wordt hij opgevolgd door één van zijn lineage-genoten (Libretto 1990: 25). De lange migratiegeschiedenis van de Okanisi Marrons die kort na het tekenen van het vredesverdrag begon, heeft invloed gehad op het bestuur van deze groep. In de nieuwe woongebieden geschiedt de benoeming van nieuwe Okanisi-leiders niet altijd via het matrilineaire systeem. De eerste aanpassing in het bestuur begon al begin jaren zestig van de vorige eeuw toen de eerste waarnemende kabiten in Paramaribo werden benoemd. Deze kabiten werden gekozen op basis van hun gedrag en verdiensten binnen de Lo. Zij vertegenwoordigden de kabiten van de Lo uit het stamgebied en mochten als zodanig handelen bij rituelen. Begin 1970 werden de Lo-verenigingenGa naar voetnoot6 (elke Lo had er één) opgericht. Deze verenigingen werden in eerste instantie benoemd om Okanisi die in Paramaribo overleden waren een waardige begrafenis te kunnen geven. Vanwege gebrek aan financiën werden deze Okanisi tot dat moment begraven op 's lands begraafplaats Pikin tiki, die bekend stond om graven die onder water liepen bij het delven. Leden van deze verenigingen moesten maandelijks contributie betalen. Een andere ontwikkeling was dat deze Lo's een federatie oprichtten waarin twee vertegenwoordigers van elke Lo zitting hadden. Deze federatie werd bij het nemen van belangrijke besluiten geraadpleegd door het traditioneel bestuur in Diitabiki. In Paramaribo zijn er heden ten dage nog altijd kabiten die de Lo-kabiten vertegenwoordigen. Anders is het in Nederland en Frans-Guyana waar deze kabiten en basiya niet zoals de traditie vereist via de matrilineaire lijn, maar door leden van één of meerdere Lo's worden geselecteerd (Polimé 2007: 61). Een andere verandering binnen het Marronbestuur is dat er sinds 1994 ook vrouwelijke kabiten worden benoemd. Het idee voor deze aanpassing ontstond toen de Gaanman tijdens zijn reizen naar Afrika in 1970 en 1977 zag dat er daar ook vrouwen werden benoemd in de functie van kabiten. Vrouwen maakten toen overigens al wel deel uit van het Okanisi-bestuur in de functie van basiya (Pakosie & Polimé 2009: 37). | |||||||||||||
Instelling van het Okanisi-bestuur in NederlandMarronmigratie heeft zich niet alleen beperkt tot de landsgrenzen. De eerste Marrons kwamen al in het begin van de jaren zestig van de achttiende eeuw in het buitenland terecht (Pakosie 2009). Zij werden door Duitse zendelingen voornamelijk naar Europa gebracht om als exotische | |||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||
objecten tentoon te worden gesteld (Pakosie 2009: 15). Vanaf het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw kozen Marrons zelfstandig Nederland als hun nieuwe woonplaats (Pakosie 2009: 15). De binnenlandse oorlog (1986-1992) was een andere belangrijke oorzaak van de migratie van Marrons naar, onder andere, Nederland (Price 2002: 83; Pakosie 2009: 15). Het aantal Okanisi Marrons in Nederland werd kort na de eeuwwisseling door Price (2002: 81) geschat op ruim 4500 (op een totaal van 9000 in Nederland woonachtige Marrons). Volgens Pakosie (2009) wonen er momenteel tussen de vijftien en twintigduizend Marrons in Nederland. Het groeiende aantal Marrons in Nederland leidde ertoe dat er vanuit deze gemeenschap meer vraag kwam naar het behoud van de eigen cultuur. Bestaande Marronorganisaties bleken niet in staat om hierin volledig te voorzien. Volgens Adekoya-Van Geelen (2007: 26) houden deze organisaties zich specifiek bezig met het promoten van Marronmuziek, het verzamelen van gegevens, het geven van advies en het organiseren van activiteiten over en voor Marrons. Tijdens een symposiumGa naar voetnoot7 georganiseerd door de stichting Sabanapeti in 1999 bleek dat er in Nederland behoefte was aan uitvoering van rituelen volgens Okanisi-gebruik. Tegen die achtergrond werd op 12 augustus 2000 de Raad van Kabiten en Basiya van de Okanisi in Nederland opgericht, waarna wijlen gaanman Gazon Matodja op 19 augustus 2000 tijdens een speciaal gehouden Busikondee-Neti (Avond voor het Binnenland) in Utrecht de eerste kabiten en een aantal mannelijke en vrouwelijke basiya in Nederland installeerde. Voorafgaand aan de instelling van de Raad was de gaanman geraadpleegd. Hij had toestemming gegeven voor het oprichten van de Raad, maar wenste de werving van leden over te laten aan de initiatiefnemers. Zijn argument was dat hij de Okanisi-gemeenschap in Nederland niet goed genoeg kende en dus niet kon bepalen wie er zitting in de Raad moest hebben. De kabiten en basiya werken op vrijwillige basis. De kabiten woont in Utrecht en de basiya in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Tilburg.Ga naar voetnoot8 Er bestaat vooral behoefte aan basiya in steden waar grote concentraties Okanisi wonen. Aangezien de Raad bevoegd is om zelf basiya te benoemen bestaat de mogelijkheid dat de Raad wordt uitgebreid.Ga naar voetnoot9 | |||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||
Doel, functie en werkwijze van de raadHet doel van de Raad is het bieden van hulp, het verlenen van assistentie, het geven van advies en het bemiddelen bij zaken die in de traditionele en culturele sfeer liggen en waarin andere Marronorganisaties in Nederland niet kunnen voorzien. Deze zaken kunnen liggen op het gebied van: 1) geboorte: puu pikin a doo, 2) inwijding, het volwassen verklaren van een meisje: gi kwei - gi pangi, 3) traditioneel huwelijk: akisi sama, 4) bemiddeling bij ruzie: kwali, waarbij verzoening gewenst is, 5) sterfgevallen, traditionele bewassing en rituelen rondom begrafenissen, 6) het instellen van de rouwperiode (poti a baaka) en 8) het afsluiten van deze periode (puu a baaka). Daarnaast wordt de Raad uitgenodigd voor verschillende sociale en culturele activiteiten. Hierbij moet worden opgemerkt dat raadsleden die op persoonlijke titel benaderd worden voor een lezing of iets anders, zelf hiervoor de verantwoordelijkheid dragen en niet de Raad. De Raad biedt alleen op verzoek van een familie hulp. Afhankelijk van het uit te voeren ritueel en de plaats van handeling kan de Raad zich door de kabiten en/of de basiya laten vertegenwoordigen. Er is niet een standaardtraject dat wordt gevolgd. De werkwijze van de Raad is afhankelijk van de hulpvraag. Belangrijk is dat de hulp die gevraagd wordt zo goed mogelijk (naar tevredenheid en volgens de traditie) wordt aangeboden aan de belanghebbende(n). Naast het uitvoeren van rituelen richt de Raad zich ook op het voortbestaan en functioneren van het Okanisi-bestuur in Suriname. Het doel is waar nodig bij te dragen aan relevante kennis en inzichten om dit bestuur in de Surinaamse samenleving te positioneren. De Raad is van mening dat het van belang is om na te gaan of het Surinaamse Okanisi-bestuur kan blijven voortbestaan en functioneren tegen de achtergrond van hedendaagse ontwikkelingen binnen de traditionele woongebieden, zoals de migratie van Okanisi naar Paramaribo en het buitenland en recente grootschalige economische activiteiten, met name in de hout- en goudsector. | |||||||||||||
Verschil tussen Okanisi-bestuur in Nederland en SurinameHet Okanisi-bestuur in Nederland is qua bemensing, werkwijze en uitvoering van rituelen anders dat het Surinaamse Okanisi-bestuur. De Raad richt zich voornamelijk op het behoud van de Okanisi-cultuur door bijstand te verlenen tijdens rituelen, maar heeft geen andere bestuurlijke taken en presenteert zich niet als vertegenwoordiger van de Okanisi-ge- | |||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||
meenschap in Nederland. Bij de instelling van het bestuur heeft de gaanman aangegeven dat er een andere invulling zal moeten worden gegeven aan het Okanisi-leiderschap in Nederland omdat de omstandigheden in dit land verschillen van die in Suriname. Een belangrijk verschil met de kabiten in het eigen stamgebied is dat de Nederlandse leiders niet worden aangewezen door opvolging volgens de matrilineaire lijn, maar aangewezen of benoemd worden door de Raad, al dan niet ondersteund door dat deel van de Okanisi-gemeenschap in Nederland dat gebruik maakt van zijn diensten. Er wordt geen plengoffer gebracht bij de benoeming van leden van de Raad om de verbintenis te bevestigen tussen hen en de voorouders. Zij hebben ook geen faakatiki (dorpsgebedspaal) onder hun beheer die de band symboliseert met de vooroudergeesten (Polimé 2007: 61). In tegenstelling tot de traditionele benoeming van leiders voor het leven kunnen de kabiten en basiya van de Raad worden afgezet of zelf bedanken voor hun functie. Inmiddels heeft één van de basiya zich teruggetrokken uit de Raad, omdat hij zichzelf niet langer in staat achtte de bijdrage te leveren die van hem werd verwacht. Ook de kabiten heeft bedankt voor zijn functie. In Suriname hebben Okanisi-leiders geen wettelijke status, maar is er wel sprake van een feitelijke relatie tussen overheid en traditioneel bestuur. Dit houdt onder andere in dat het traditioneel bestuur wordt betrokken bij, ingelicht over en gehoord in belangrijke staatszaken waar de belangen van hun bevolking aan de orde zijn (Polimé 2007: 60). Marronleiders in Suriname ontvangen elke maand, afhankelijk van hun functie, een vergoeding. Nederlandse Okanisi-leiders ontvangen geen vergoeding van de overheid, omdat zij geen deel uitmaken van het Nederlandse bestuurssysteem. De Okanisi-leiders in Nederland opereren pro Deo, maar krijgen wel een vrijwillige bijdrage van degenen die gebruik maken van hun diensten. Deze inkomsten worden toegevoegd aan de middelen van de Raad. De Raad vergoedt hieruit onder andere reiskosten die leden maken om hun taken naar behoren te kunnen uitoefenen. Voor de verzorging van een stoffelijk overschot vraagt de Raad een bepaald bedrag, afhankelijk van de financiële draagkracht van de familie. In Suriname gebeurt dit niet. Een ander verschil is dat Marronleiders in Suriname bij hun benoeming speciale ambtskleding krijgen; in Nederland ontbreekt deze voorziening. | |||||||||||||
Uitvoering van rituelen en ceremoniën in NederlandDe Okanisi-leiders in Nederland menen dat de leefomstandigheden in Nederland het niet toelaten om rituelen conform de traditie uit te voeren. Om die reden heeft de Raad de gebruiken aangepast aan deze omstandigheden. Een goed voorbeeld vormen de rituelen bij overlijden. Was het vroeger zo dat de weduwe/weduwnaar naar Suriname moest afreizen om de rituelen te ondergaan, nu hoeft dit niet meer indien de | |||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||
persoon in kwestie zich wendt tot de Raad.
Foto 2. Faya udu boto van de Cottica Ndyuka, een ritueel dat wordt uitgevoerd tijdens de rouwafsluiting (Puu a baaka) Dames en heren in traditionele kleding gaan dan in boten de rivier op. Er wordt gedanst en gezongen op traditionele muziek.
De Raad is bevoegd om de rituelen en ceremoniën van de poti a baaka en puu a baaka uit te voeren. De overledene wordt dan volgens Marrongebruik in Nederland begraven na overleg met de familie in Suriname.Ga naar voetnoot10 Volgens de Okanisi-traditie mogen weduwnaars/weduwen noch afscheid nemen van de overledene noch mogen zij de begrafenis van hun overleden partner bijwonen. In Nederland krijgen zij wel de gelegenheid om dit te doen. Verder wordt er ook niet zo zwaar getild aan bepaalde regels die aan de weduwe/weduwnaar worden opgelegd. Een weduwe mag zich volgens de traditie na zes uur 's avonds niet meer op straat begeven en zij mag ook niet in de nabijheid van mannen vertoeven gedurende de rouwperiode die drie maanden duurt. Indien de weduwe bijvoorbeeld in de zorgsector werkt, kan dit voor problemen zorgen omdat zij ingeroosterd kan worden voor de nachtdienst en het zeer waarschijnlijk is dat zij met mannelijke patiënten in contact zal komen gedurende haar werk. Dit is een reden geweest om de rituelen en regels van het rouwproces in Nederland te versoepelen. De rituelen worden in de woonkamer van desbetreffende persoon uitgevoerd, mede omdat er geen faakatiki is in Nederland. Nu de traditionele gebruiken van de Okanisi in Nederland kunnen worden | |||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||
uitgevoerd, wordt er geld bespaard omdat men niet meer naar Suriname hoeft af te reizen om de rituelen te ondergaan. Hierdoor kan ook het sociaal leven van de nabestaanden in Nederland (in geval van overlijden) zo normaal mogelijk voortgang vinden. | |||||||||||||
Besturen van de Okanisi-samenlevingDe Raad wenst zich dienstbaar op te stellen richting Okanisi die in Nederland wonen en de traditionele gebruiken zoveel mogelijk wensen te behouden. Leden van de Raad stellen dat het niet hun bedoeling is om de Okanisi Marrons in Nederland traditioneel te laten leven, maar om hen kennis te laten nemen van de Okanisi Marroncultuur (specifieke rituelen en ceremonieën) en van de rol die de Raad daarbij vervult. De Raad is bezig na te gaan op welke manier zij meer bekendheid kan krijgen onder de Okanisi in Nederland. Nader onderzoek moet uitwijzen of de belangstelling groot genoeg is om de Raad te accepteren als het Okanisi-bestuur in Nederland. Individuele Marronfamilies organiseren in veel gevallen namelijk zelf hun rituelen, zonder tussenkomst van de Raad. De Raad voorziet voornamelijk in de behoefte van degenen die geen naaste familie hebben. De relatie tussen het Okanisi-bestuur in Nederland en dat in Suriname is niet geformaliseerd. De gaanman heeft weliswaar de leden geïnstalleerd en de Surinaamse Okanisi-leiders weten dat er een bestuur is in Nederland, maar verder hebben zij geen contact met elkaar. De communicatie tussen de Nederlandse kabiten en de Surinaamse leiders verliep in hoofdzaak via de gaanman. De vriendschappelijke band tussen de gaanman en de kabiten heeft ertoe bijgedragen dat bepaalde zaken die de stam betreffen in grote lijnen werden besproken en dat de gaanman werd geïnformeerd over activiteiten die in Nederland plaatsvonden. Met het overlijden van de gaanman en het recente aftreden van de Nederlandse kabiten is het de vraag op welke manier de relatie tussen beide besturen zal worden voortgezet. | |||||||||||||
ConclusieDit artikel laat zien dat het woongebied van de Surinaamse Marrons, inclusief dat van de Okanisi, niet beperkt is gebleven tot het binnenland. Marrons hebben zich verspreid over andere gebieden in Suriname en een substantieel aantal van hen is naar het buitenland vertrokken, met name naar Frans-Guyana en Nederland. Deze migranten houden op velerlei manieren contact met hun thuisland. Zij spelen nog steeds een ondersteunende rol in de thuissamenleving en zijn betrokken bij de sociale, economische en institutionele ontwikkeling van hun gemeenschap. Ook blijkt dat het behoud van de eigen tradities een belangrijke plaats inneemt in hun nieuwe bestaan. | |||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||
De Raad van Kabiten en Basiya van de Okanisi in Nederland richt zich voornamelijk op dit culturele aspect. Over de mate van organisatie kan worden opgemerkt dat de Raad niet over een duidelijk ledental beschikt. De Raad stelt zich op als een belangenorganisatie en biedt diensten aan waarbij het uitvoeren van rituelen en ceremonieën een van de voornaamste doelstellingen is. Hoewel de Raad met instemming van de gaanman is ingesteld, heeft deze zich niet bemoeid met de invulling van de functies noch met de vaststelling van de taken. Er zijn ook significante verschillen met de Surinaamse Okanisi-leiders. De leiders in Nederland worden niet benoemd volgens de matrilineaire opvolgingslijn, wat betekent dat zij niet voor het leven hun functie bekleden zoals het geval is in Suriname. Verder zijn de rituelen aangepast aan Nederlandse omstandigheden. Zo worden er minder strenge eisen gesteld aan de weduwe/weduwnaar bij de begrafenis van de overleden partner en tijdens de rouwperiode. Anders dan in Suriname mag de weduwe of weduwnaar in Nederland wel afscheid nemen van de overledene en mag deze tijdens de rouwperiode haar/zijn werkzaamheden, ook in de nacht, normaal uitvoeren. Momenteel zijn de contacten tussen het Okanisi-bestuur in Nederland en in Suriname minimaal. Surinaamse Okanisi-leiders zijn op de hoogte van het bestaan van de Raad in Nederland, maar hebben er verder geen bemoeienis mee. De Raad beoogt mee te denken over het Surinaamse bestuur, maar in de praktijk lijkt zijn invloed op Surinaamse bestuurszaken zeer beperkt. Vanaf de instelling van de Raad in 2000 verliep het contact via de toenmalige kabiten en de overleden gaanman. Na het overlijden van de gaanman en het aftreden van de kabiten is het de vraag hoe de relatie tussen beide besturen zich verder zal ontwikkelen. | |||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||
| |||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||
Ine Apapoe is bestuurskundige en sinds 2010 docent aan de Anton de Kom Universiteit van Suriname. Tevens is zij als promovenda verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam. |
|