olifant maken, is dat dan Surinaams-Nederlands of een doodordinaire verspreking? En veel hoofdbrekens kostte hem het taalgebruik van Edgar Cairo: wat was authentiek? Waar hield het Surinaams-Nederlands op en werd de taal een eigen brouwsel van Cairo-makelij, veelal letterlijke omzettingen vanuit het Sranantongo?
Terwijl Van Donselaar zoveel mogelijke gedrukte bronnen doorploegde, legde hij ook goed zijn oor te luisteren bij sprekers van de taal. En daar stuitte hij op een karakteristiek Caraïbisch taalverschijnsel: code-switching, het snel ‘schakelen’ tussen verschillende talen, waarbij men naar believen een woord kiest uit een taal die net op dat moment het woord ingeeft dat men zoekt. De vraag is dan ook of heel veel woorden die Van Donselaar opnam, niet simpelweg thuishoren in het Sranantongo, al worden ze dan ook in een Surinaams-Ncderlandse context gebruikt. Opvallend is trouwens dat het aandeel aan het Sranantongo ontleende woorden onevenredig veel groter is dan woorden uit welke andere Surinaamse taal, ook, terwijl men in bijvoorbeeld Hindostaanse kringen hetzelfde verschijnsel van code-switching kan waarnemen in het spreken van het Surinaams-Nederlands.
In 1976 kwam van Donselaar bij het Instituut voor Algemene Taalwetenschap van de Rijksuniversiteit Utrecht met een geannoteerde lijst van Surinaams-Nederlandse woorden en uitdrukkingen, het Woordenboek van het Surinaams-Nederlands. Een geheel nieuwe editie van die lijst, naar omvang gegroeid van 1400 naar 6600 woorden, verscheen in 1989 bij Dick Coutinho in Muiderberg. Op aandringen van Van Donselaar was die fraaie uitgave voorzien van een geplastificeerd omslag, zodat het altijd vraatzuchtige ongedierte van Suriname er de tanden op zou stuk bijten. Maar de uitgever moest op een ander verschijnsel zijn tanden stuk bijten: de verhoopte afname van een groot aantal exemplaren van het boek door het Surinaamse Ministerie van Onderwijs ten gebruike van de scholen bleef uit. Het kleingeestige, anti-Nederlandse sentiment prevaleerde boven de vaststelling dat Van Donselaars woordenboek de belangrijkste bijdrage rot de kennis van het Surinaams-Nederlands tot dan toe was. Wat men ook van het woordenboekboek mag denken, het is een ijkpunt gebleven. Latere publicaties, zoals de Woordenlijst Surinaams-Nederlands (1996) van Renate de Bies halen het naar omvang en corpusafbakening in de verste verte niet bij Van Donselaars werk. Pas met het Prisma Woordenboek Surinaams Nederlands van Renata de Bies, kwam er in 2009 een eerste tegenhanger, zij het dan ook naar omvang nog niet half zo groot als Van Donselaars werk en met een bronnenlijst die drie keer zo klein was.
Ook na de publicatie van zijn woordenboek bleef Van Donselaar gefascineerd door de taalmaterie. Hij dacht zelfs nog aan een tweede, nu taalkundig proefschrift, maar daar is het nooit van gekomen. Wel schreef hij voor Oso, Vooys, Onze Taal en andere tijdschriften verschillende