OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 30
(2011)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |||||||||||||
Eleonora Zito
| |||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||
armoede is geen gemakkelijke opgave (Sunderlin et al. 2005; Angelsen & Wunder 2003; Ros-Tonen & Wiersum 2005). Bovendien zijn de bewoners van deze samenlevingen zeer kwetsbaar voor externe ontwikkelingen zoals overstromingen of droogte, maar bijvoorbeeld ook voor economische trends. Daardoor bezitten ze weinig veerkracht. Samenlevingen in het bos kunnen risico's spreiden door hun inkomstenbronnen te diversifiëren (livelihood diversification-strategie), bijvoorbeeld door het uitvoeren van niet-bos gerelateerd betaald werk (zowel formeel als informeel), het ontvangen van remittances en het voeren van multi-location huishoudens, waarbij enkele leden van een huishouden bijvoorbeeld in de stad wonen. Er is weinig bekend over hoe de teruggekeerde inwoners van Pokigron na de beëindiging van de binnenlandse oorlog in hun levensonderhoud voorzien. In dit artikel staan twee onderzoeksvragen centraal.Ga naar voetnoot2 Ten eerste de vraag hoe de bewoners van Pokigron in hun levensonderhoud (livelihood) voorzien: welke rol speelt het bos daarin en welke strategieën passen zij toe om hun veerkracht te vergroten? Ten tweede de vraag hoe kwetsbaar de bewoners van Pokigron zijn en, in het verlengde daarvan, de vraag welke toekomstperspectieven zij zien om aan de armoede te ontsnappen. | |||||||||||||
OnderzoeksmethodenTijdens het onderzoek is gebruikgemaakt van verschillende kwalitatieve onderzoeksmethoden aangezien er weinig bekend is over het studiegebied door de beperkte beschikbaarheid van literatuur en andere bronnen. Het voordeel van kwalitatief onderzoek is dat het rijke, complexe en gedetailleerde kennis genereert omdat het plaatsvindt in de natuurlijke setting. Deze natuurlijke setting is de bron van dataverzameling. De focus van kwalitatief onderzoek ligt op het perspectief van de respondenten en de manier waarop zij betekenis geven aan (hun) leven (Bryman 2004: 279). Tijdens mijn verblijf in Paramaribo heb ik informele interviews gehouden met medewerkers van het Centrum voor Landbouwkundig Onderzoek in Suriname (CELOS) en van Tropenbos International (TBI), een niet-gouvernementele kennisgeoriënteerde organisatie op het gebied van tropische bossen. In Pokigron zelf is aanvankelijk gebruikgemaakt van de transect walk-methode, die ideaal is om een eerste overzicht te verkrijgen van het studiegebied. Deze methode geeft de mogelijkheid om vast te stellen welke bos-, welke landbouw- en welke agroforestry-producten de bewoners gebruiken. Ook geeft zij een beeld van de grenzen van het bos, het gebruik van het land en de lay-out van het dorp. Dit leverde essentiële gegevens op over geproduceerde en/of aanwezige bos-, landbouw- en agroforestryproducten in en rond het dorp. De verzamelde data werden gebruikt om | |||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||
lijsten te creëren van alle geobserveerde bos-, landbouw- en agroforestryproducten. Deze lijsten werden vervolgens gebruikt in de interviews. De belangrijkste methode was het gebruik van semigestructureerde interviews. Deze hebben een bepaalde set van open en gesloten vragen die voorafgaand aan het interview gedefinieerd zijn, zodat de onderzoeksonderwerpen in een bepaalde volgorde worden behandeld (Russel 2002: 209). In Pokigron zijn in totaal 32 huishoudens geïnterviewd, waaronder enkele sleutelpersonen, zoals de twee kapiteins van het dorp en de vrouw van de granman. Daarnaast zijn semigestructureerde interviews gehouden onder tien huishoudens in Paramaribo, waarvan er negen uit Pokigron waren gevlucht na de verwoesting van het dorp. Voorafgaand aan de interviews werd een pilot interview gehouden om er zeker van te zijn dat de vragen eenvoudig te begrijpen waren en om eventuele misverstanden, veroorzaakt door cultuurverschillen, te voorkomen. Een ander doel was te verzekeren dat de interviews geen vragen bevatten die beledigend zouden kunnen zijn voor de lokale cultuur. Vervolgens is gebruikgemaakt van focus groups met als doel een collectief perspectief op een specifiek onderwerp te achterhalen. Afgebrande woning in Pokigron tijdens de binnenlandse oorlog (foto Eleonora Zito)
Deze methode is tweemaal toegepast om te achterhalen hoe de bewoners kwetsbaarheid en veerkracht ervaren als gemeenschap, in plaats van | |||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||
op individuele basis. Ook voor deze methode heeft eerst een pilot study plaatsgevonden. Aangezien er, zoals gezegd, weinig informatie beschikbaar was over Pokigron en de bewoners vóór, gedurende en na de oorlog is een biografie van een respondent opgenomen. Een biografie is weliswaar zeer persoonlijk - en dus niet representatief voor alle bewoners van Pokigron - maar zij geeft wel inzicht in de gebeurtenissen en ervaringen gerelateerd aan het leven in het dorp tijdens de oorlog. Ook is gebruikgemaakt van participerende observatie. Gedurende mijn onderzoek verbleef ik in de maanden maart en april 2009 in Pokigron, wat mij de mogelijkheid gaf te observeren en te participeren in het dagelijks leven van de bewoners in hun ‘natuurlijke’ sociale omgeving. Na het onderzoek in Pokigron heeft een open interview plaatsgevonden met Frank Oldenstam, manager van Stichting Fonds Ontwikkeling Binnenland (SFOB), over de ontwikkelingsplannen van Pokigron. De laatste onderzoeksmethode was triangulatie, waarbij verschillende datacollectie-methoden zijn gebruikt om de betrouwbaarheid van de data te verhogen. | |||||||||||||
Sustainable livelihood-benaderingHet onderzoek is ingebed in de Sustainable Livelihood-benadering (SL-benadering) om het begrip ‘armoede’ te analyseren. Armoede werd aan het einde van de negentiende eeuw en in een groot deel van de twintigste eeuw in economische termen gemeten. Hoe individuen armoede ervoeren, was van ondergeschikt belang. De laatste decennia wordt gekozen voor een bredere definitie van armoede, waarbij naast inkomen en consumptie gekeken wordt naar machtsrelaties en wel of geen toegang tot sociale voorzieningen zoals gezondheidszorg en educatie (zie Sen 1999: 14; Krantz 2001: 1; De Haan & Zoomers 2005: 28). De SL-benadering beziet armoede door de ogen van armen. Hoewel economische groei nodig blijft om armoede te bestrijden hoeft zij niet altijd samen te vallen met het welzijn van armen. Dat is in de SL-benadering afhankelijk van de mogelijkheid te profiteren van economische mogelijkheden. De SL-benadering gaat ervan uit dat armen zich bewust zijn van hun situatie en zelf het beste weten wat hun behoeften zijn. Hun betrokkenheid bij projecten en het ontwerpen van beleid is dus cruciaal (Krantz 2001: 1-2). In de SL-benadering wordt het belangrijk geacht toegang te hebben tot vijf ‘kapitalen’ om uit armoede te ontsnappen (Rakodi 2002: 10-13): menselijk kapitaal (kennis, vaardigheden, maar ook gezondheid), financieel kapitaal (kapitaal, leningen en krediet), sociaal kapitaal (het netwerk waarover mensen beschikken, de onderlinge diensten waarop ze kunnen vertrouwen), fysiek kapitaal (transport en infrastructuur) en natuurlijk kapitaal (land, water, bossen). Een ander belangrijk aspect van de SL-benadering is dat zij kijkt naar kwetsbaarheden. Volgens Chambers (1995: 189) betekent kwetsbaarheid | |||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||
not lack or want but exposure and defencelessness. It has two sides: the external side of exposure to shocks, stress and risk; and the internal side of defencelessness, meaning a lack of means to cope without damaging loss. De mate van kwetsbaarheid is belangrijk in de analyse van armoede aangezien externe bedreigingen en het ontbreken van veerkracht invloed hebben op de ‘kapitalen’ van de armen.Ga naar voetnoot3 | |||||||||||||
Bosgebruik in relatie tot armoedebestrijdingPokigron bevindt zich in een redelijk geïsoleerd gebied in het regenwoud. Het is daarom belangrijk te achterhalen op wat voor manier het bos kan bijdragen aan armoedebestrijding. Onderzoekers identificeren verschillende economische mogelijkheden die het bos biedt (Sunderlin et al. 2005: 1390-1393; Angelsen & Wunder 2003). Het meest winstgevende bosproduct met de hoogste commerciële waarde is hout. Tegelijkertijd kennen vele landen wetten die de toegang reguleren vanwege de commerciële waarde, en die arme gemeenschappen vaak buitensluiten. Daarnaast hebben de bewoners vaak geen grondrechten, waardoor ze geen mogelijkheid hebben inkomsten te genereren door de houtkap (Sunderlin et al. 2005: 1390). Andere belangrijke bosproducten zijn non-timber forest products (NTFPs) zoals plant- en dierproducten (Ros-Tonen & Wiersum 2005: 147). Sommige daarvan zijn belangrijk voor de alledaagse zelfvoorziening van een huishouden, andere NTFPs worden minder vaak geconsumeerd. In het laatste geval bieden ze een vangnet voor de bewoners wanneer de landbouw niet veel oplevert. Ook worden NTFPs wel gebruikt voor ruilhandel of voor de verkoop op de markt (Sunderlin et al. 2005: 1391). Onderzoek laat zien dat men niet veel voordeel haalt uit NTFPs. Vaak is er sprake van overexploitatie, er is weinig vraag naar NTFPs en ten slotte zijn ze vaak ongelijk verspreid in het bos, waardoor het verzamelen veel tijd in beslag neemt. Andere manieren om inkomsten te genereren door bosgebruik zijn via een baan in de bosindustrie en door het uitvoeren van environmental services, waarbij externe gebruikers van het bos lokale bewoners betalen voor milieudiensten. Als laatste kan men een inkomen genereren door het local multiplier effect, waarbij de lokale bevolking kan profiteren van de in het woongebied werkzame houtkapbedrijven door het aanbieden van dien-sten, zoals het verschaffen van voedsel, producten en dergelijke (Sunderlin et al. 2005: 1392). Deze inkomsten zijn echter vaak tijdelijk, waardoor de situatie juist moeilijker wordt zodra de bedrijven het gebied weer verlaten (Angelsen & Wunder 2003: 40). Samenlevingen kunnen op verschillende | |||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||
manieren profiteren van het bos, maar het bos biedt vaak onvoldoende mogelijkheden om deze samenlevingen uit de armoede te trekken. Slechte conditie van de Afobakaweg vóór de asfaltering in 2010 (foto Eleonora Zito)
| |||||||||||||
Livelihood diversification-strategieBewoners van de in het bos gelegen dorpen zijn gedwongen andere manieren te bedenken om in hun levensonderhoud te voorzien. Ellis (1999: 1) stelt dat bewoners in rurale gebieden gebruikmaken van livelihood diversification-strategieën om te overleven. Deze houden een proces in waarbij huishoudens een divers portfolio aan activiteiten en sociale steun creëren om te overleven en hun levensstandaard te verhogen, bijvoorbeeld door handel, een formele of informele betaalde baan et cetera. Een dergelijke strategie biedt twee voordelen. De bevolking is ten eerste minder afhankelijk van de seizoenen en, ten tweede, door het ondernemen van verschillende activiteiten met verschillende kwetsbaarheden vermindert de algehele kwetsbaarheid van de huishoudens (Ellis 1999; Sunderlin et al. 2005: 1389). Centraal in de SL- en livelihood diversification-benaderingen staan de concepten ‘kwetsbaarheid’ en ‘veerkracht’, in de strijd tegen armoede. Een manier om de kwetsbaarheid van een samenleving te verminderen, is door haar veerkracht te vergroten. Veerkracht betekent dat een huishou- | |||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||
den in staat is om te gaan met bedreigende externe factoren (Adger 2000: 348, 354). Hoe afhankelijker een huishouden is van het milieu voor zijn voedselzekerheid en/of inkomen, hoe kwetsbaarder het is voor externe factoren, zoals natuurrampen en economische ontwikkelingen. Er zijn verschillende manieren om de veerkracht te verhogen. In mijn onderzoek focus ik op veerkracht door middel van de livelihood diversification-strategie. | |||||||||||||
PokigronPokigron is gelegen op ongeveer een kilometer afstand van het dorp Atjoni, dat dient als een aanmeerplaats voor boten aan het einde van de Afobakaweg. Vanaf Atjoni is het alleen mogelijk om per boot naar de verder zuidelijk gelegen dorpen te reizen. Gedurende het regenseizoen is het transport naar binnenlandse dorpen zoals Pokigron soms onmogelijk. Als gevolg hiervan raken deze dorpen geïsoleerd. De granman van het Boven-Surinamegebied, Belfon Aboikoni, woont in het dorp Asidonhopo ten zuiden van Pokigron. Elk dorp heeft een of meer kapiteins die de granman assisteren, maar ze opereren vrij onafhankelijk. Pokigron heeft twee kapiteins. De kapitein heeft de autoriteit over de rechten van de bewoners van het dorp. Voorbeelden hiervan zijn het selecteren van kostgrondjes en het bouwen van hutten (Landveld 2008: 6; NWMS 1998: 16-17). De kapitein heeft verschillende assistenten, basjas genoemd. Zowel mannen als vrouwen kunnen basja worden, al verschillen hun taken. De taken van de vrouwelijke basja zijn vaak gerelateerd aan huishoudelijke activiteiten; de mannelijke basjas houden zich meestal bezig met het aankondigen van belangrijke zaken, het handhaven van de orde in het dorp en het organiseren van belangrijke dorpsbijeenkomsten (NWMS 1998: 16-17). Uit het levensverhaal van een bewoonster werd duidelijk dat de inwoners bij de strijd tussen het leger en het Jungle Commando in angst leefden: De mensen waren bang... echt waar... om op een plek te wonen met het Jungle Commando om je heen. De mensen voelden zich niet veilig en ik was heel erg bang. Op 23 april 1989, het was op een zondag [...] ze kwamen... ze verwoestten alles, ze hadden het hele dorp verbrand. Ik was negen jaar en het zou een week later mijn tiende verjaardag zijn. Die dag huilde ik niet... ik huilde niet... De respondent had zich met een groep andere bewoners twee of drie weken verscholen in het regenwoud, waar ze haar tiende verjaardag doorbracht. Vervolgens vluchtte ze naar Paramaribo. Een grote groep vluchtelingen vond opvang op het terrein achter de Anthony Nesty Sporthal (lokaal gerefereerd als ‘achter NIS’) in Paramaribo. De vluchtelingen waren afhankelijk van steun van de overheid en sociale organisaties. Deze steun was | |||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||
echter vaak niet genoeg, deels door de stijgende kosten als gevolg van de economische crisis in het land. De drang om terug te gaan naar het dorp en onafhankelijk te zijn werd sterker. Uiteindelijk keerde, zoals in de inleiding aangegeven, slechts een klein deel van de vluchtelingen terug. Woning in Pokigron (foto Eleonora Zito)
| |||||||||||||
BestaansstrategieënZoals gezegd, zijn er verschillende manieren om het bos te gebruiken ter verhoging van de levensstandaard van in het bos gelegen dorpen. Deze omvatten de extractie van hout en NTFPs voor zelfvoorziening en verkoop, betalingen voor environmental services en formele en informele banen in de bosindustrie. Omdat er geen houtkapbedrijven in de omgeving zijn, is er van een ‘local multiplier effect’ geen sprake. Uit de interviews kwam naar voren dat geen enkele respondent betalingen ontvangt voor environmental services. Eén respondent verklaarde service te bieden aan (eco)toeristen. Environmental services speelden ten tijde van het onderzoek geen rol in de bestrijding van armoede in Pokigron. Slechts één respondent had een direct inkomen uit de extractie en verkoop van hout. Hoewel houtproducten over het algemeen de meest winstgevende bosproducten zijn, spelen ze in het geval van Pokigron geen belangrijke rol aangezien ze voor de bewoners geen directe inkomstenbron vormen. Houtproducten spelen wel een grote rol als het gaat om | |||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||
zelfvoorziening: de bewoners gebruiken hout als brandhout en als bouwmateriaal voor huizen, kookhutjes, opslaghutten, boten, peddels et cetera. De meest gebruikte bosproducten zijn NTFPs en deze dienen hoofdzakelijk voor de zelfvoorziening. Een direct inkomen uit NTFPs is beperkt. De respondenten verklaarden dat er lokaal weinig vraag naar deze producten is aangezien iedereen er toegang toe heeft.Ga naar voetnoot4 Daarnaast is het verzamelen en/of bewerken van NTFPs erg arbeidsintensief. Uit mijn onderzoek kwam naar voren dat het bos een matige rol speelt in de zelfvoorziening en een zeer beperkte rol als inkomstenbron. Hieruit valt te concluderen dat het bos geen rol speelt in het bestrijden van armoede in Pokigron. Deze resultaten bevestigen het beeld uit de literatuur dat in het bos gelegen samenlevingen weinig voordeel halen uit bosproducten. Verder liet mijn onderzoek zien dat de rol van landbouw en agroforestry ook beperkt is voor de huishoudens in Pokigron. Landbouw- en agroforestry-producten zijn van minimaal belang voor de zelfvoorziening en van zeer beperkt belang voor een inkomen. Dit is grotendeels toe te schrijven aan het gebrek aan goede toegang tot een markt, zoals dat ook het geval is bij bosproducten. Het belang van toegang tot een markt is aangetoond door Kusters et al. (2001) in zijn onderzoek naar bamboeextractie in de Filippijnen. De auteurs stellen dat door het verbeteren van de toegang tot de regio de bronnen voor hun livelihood veranderden van zelfvoorziening naar inkomstgeoriënteerde cultivatie. Het vaststellen van de inkomens van de huishoudens in Pokigron is niet eenvoudig. Veel huishoudens hebben geen stabiel, maar een sporadisch inkomen. Het was daarom lastig voor veel respondenten om al hun inkomstenbronnen en het belang per bron te benoemen. Voor andere respondenten was het praten over inkomen privé. Om te overleven hebben de bewoners een livelihood diversification-strategie ontwikkeld, via een divers portfolio aan activiteiten en sociale steun. De huishoudens hebben gemiddeld drie inkomstenbronnen. De meest voorkomende zijn steun van de overheid (uitkering, kinderbijslag en pensioen), betaalde banen, remittances en handel. Familiebanden zijn erg belangrijk. Tien respondenten (32 procent) ontvangen financiële steun van familieleden (remittances) die vaak in Paramaribo of in het buitenland wonen. Daarnaast krijgen negen respondenten (28,1 procent) vaak giften in de vorm van voedsel of andere producten die verstuurd worden met het openbaar vervoer vanuit de stad. Een aantal huishoudens maakt gebruik van de multi-locationality-strategie, waarbij één of meer leden van het huishouden (tijdelijk) bij familieleden in de stad wonen om geld te verdienen of een opleiding te volgen. Een aantal huishoudens is ook afhankelijk van diensten voor anderen (schoonmaken en dergelijke). | |||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||
De livelihood diversification-strategie wordt vaak gebruikt door mensen in rurale gebieden (Ellis 1999; Sunderlin 2005: 1389). Gebruikmaken van alternatieve inkomstenbronnen met verschillende kwetsbaarheden vermindert de afhankelijkheid van de seizoenen, wat de bewoners helpt in het ontwikkelen van veerkracht. | |||||||||||||
Bedreigingen: kwetsbaarheid en veerkrachtZoals genoemd, zijn kwetsbaarheid en veerkracht binnen de sustainable livelihood- en livelihood diversification-benadering belangrijke factoren in de strijd tegen armoede. Voor een beter begrip van de wijze waarop de inwoners hun livelihood opbouwen is het van belang te kijken naar deze concepten aangezien de bewoners afhankelijk zijn van activiteiten die beïnvloed worden door externe factoren (Ellis 1999: 2). Om inzicht te krijgen in de externe factoren die invloed hebben op de livelihood van de lokale bevolking, haar veerkracht en welke rol het bos daarin speelt, is gebruikgemaakt van de focus groups-methode, die de focus legt op de beleving van de lokale gemeenschap. Er zijn twee focus groups georganiseerd, één met mannelijke participanten (totaal vijf) en één met vrouwelijke (totaal vijf). De reden voor deze categorisatie is dat mannen en vrouwen vaak verschillende activiteiten ontplooien en daardoor wellicht verschillende bedreigingen en kwetsbaarheden ervaren. De participanten in beide groepen werd gevraagd om de externe factoren te benoemen waardoor ze zich kwetsbaar voelen, waarna de resultaten werden gerangschikt naar belang. Als laatste voerden de participanten een discussie over de vraag of de gemeenschap manieren heeft voor het omgaan met deze externe factoren, met een specifieke focus op de rol van het bos. De grootste bedreiging die de mannelijke bewoners van Pokigron ervaren, is het gebrek aan veilig drinkwater als gevolg van droogte. Veel huishoudens in Pokigron hebben tonnen om het regenwater op te vangen voor drinkwater, maar in tijden van droogte is er een schaarste aan veilig drinkwater. De regentonnen worden niet gevuld en de inwoners zijn afhankelijk van omliggende natuurlijke waterbronnen. Lokale kreken drogen op, waardoor de inwoners genoodzaakt zijn te drinken van de overblijvende kleine plassen en/of uit de rivier. Deze twee bronnen zijn niet geschikt als drinkwater, waardoor gezondheidsproblemen zoals diarree vaker voorkomen. Gedurende periodes van weinig regenval en droogte zijn er significant meer gevallen van diarree en dysenterie (Dekkers geciteerd in Doekhie 2008: 8-9). Bewoners van Pokigron hebben soms langdurig geen toegang tot veilig drinkwater. Hoewel de winkeltjes in Atjoni en Pokigron flessen mineraalwater verkopen, hebben de respondenten onvoldoende inkomen om deze gedurende een langere tijdsduur aan te schaffen. Een tweede gevolg van de droogte is het verlies van de oogst. Dit zagen de respondenten echter als minder bedreigend dan het gebrek aan schoon drinkwater. | |||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||
De tweede belangrijkste bedreiging die wordt ervaren door de mannelijke inwoners is kwikvergiftiging als gevolg van de kleinschalige (illegale) goudwinning. De expansie in deze sector heeft belangrijke consequenties voor het milieu en de gezondheid van mensen die in de nabije omgeving wonen. Het kwik wordt gebruikt om het goud te scheiden van de modder, maar het komt vervolgens in het milieu terecht, met schadelijke gevolgen. Meer dan vijftig dorpen met in totaal circa 50.000 inwoners zijn getroffen door kwikvergiftiging (Peplow & Augustine 2007: 203; zie ook Heemskerk 2001: 25-29). Behalve dat het gebruik van kwik grote gevolgen heeft voor de gezondheid van de lokale bewoners heeft het economische gevolgen. Iets minder dan een derde van de respondenten is afhankelijk van de visverkoop. Als door de kwikvergiftiging de vraag naar vis sterk daalt, dan valt daarmee voor veel inwoners een deel van hun inkomen weg. Uit onderzoek blijkt dat de hoogste concentratie van kwik is gevonden in vissen uit het Brokopondostuwmeer (Mol et al. 2001: 183), enkele kilometers ten noorden van Pokigron. Woning met kostgrondje in Pokigron (foto Eleonora Zito)
De derde bedreiging ervaren door de mannelijke inwoners is de stijging van de olieprijs. Voor veel activiteiten zijn benzine en diesel nodig, zoals voor een kettingzaag om kostgrondjes aan te leggen, voor de motorboten om vis te vangen en voor transport, dat in veel gevallen alleen mogelijk is per boot. Transport van en naar Paramaribo wordt duurder, waardoor de producten (voedsel en niet-eetbare producten) die uit de stad komen ook duurder worden. | |||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||
De vierde bedreiging zijn plagen (mieren, sprinkhanen en kevers) die de gewassen vaak vernietigen. Dit brengt de voedselzekerheid in gevaar, aangezien de bewoners dit voedsel voor de zelfvoorziening gebruiken. Zij zijn dan genoodzaakt producten te kopen waarmee een belangrijk deel van hun inkomen wegvalt. De respondenten vertelden dat een verandering in regelgeving de vijfde bedreiging vormt. In het verleden verkochten zij hout in de stad, wat veel geld opbracht. Na de komst van het Wereld Natuur Fonds (WNF) in Pokigron is de houtkap gelimiteerd. De respondenten vertelden dat een van hun prioriteiten is om hun kinderen goed onderwijs te bieden, wat veel geld kost. De huishoudens die voorheen een inkomen hadden uit de houtwinning zijn deze inkomsten kwijtgeraakt. Enkele bewoners zijn gaan vissen, maar dit is vaak niet winstgevend genoeg. Overstromingen vormen een zesde bedreiging. Tijdens het regenseizoen is de rivierstand hoog, waardoor de kreken overstromen, wat vervolgens resulteert in het overstromen van de kostgrondjes. Net als bij plagen leidt dit tot het verlies van gewassen. Het vele water trekt daarnaast vliegen en muggen aan, wat weer kan leiden tot ziekteoverdracht. De laatste bedreiging die de mannelijke respondenten ervaren, is de beperkte toegang tot elektriciteit. Pokigron heeft een generator die het dorp voorziet van elektriciteit tussen zeven en elf uur 's avonds. De voor deze generator benodigde diesel wordt elke drie maanden door de overheid geleverd. Maar het komt regelmatig voor dat de diesel gestolen en doorverkocht wordt, waardoor de bewoners vaak geen elektriciteit hebben. Naast de voor de hand liggende ongemakken weerhoudt de onbetrouwbaarheid van de toegang tot elektriciteit sommige bewoners ervan een eigen bedrijfje op te zetten. Zoals een respondent vertelde: ‘Ik zou graag een bedrijfje opzetten met het maken van meubels, maar de problemen met elektriciteit weerhouden mij ervan’. De vrouwelijke respondenten kwamen met negen bedreigingen, de meeste identiek aan de punten die de mannelijke respondenten noemden. Aanvullend zien de vrouwen klimaatsverandering en malaria als kwetsbaarheden. Klimaatsverandering wordt al enkele jaren ervaren door de bewoners van Pokigron. Een respondent vertelt: ‘Dit jaar hadden we geen kleine droge tijd en dit probleem hebben we al enkele jaren’. Onderzoekers (bijv. Salick & Byg 2007) voorspellen dat de temperatuur in tropische regenwouden tussen de twee en acht graden Celsius zal stijgen. Deze klimaatsverandering zal leiden tot langere periodes van droogte, mislukte oogsten, bosbranden en minder regenval (Salick & Byg 2007: 9), waardoor de kwetsbaarheid van de livelihoods in Pokigron zal toenemen. Als laatste ervaren de vrouwelijke respondenten malaria als een bedreiging. Hoewel malaria niet meer voorkomt in Pokigron - sinds de bewoners werden voorzien van muggennetten - leeft de angst dat de ziekte terugkomt nog steeds onder de bewoners. | |||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||
Aan het einde van de focus groups werd de respondenten gevraagd hoe ze omgaan met de kwetsbaarheden die zij ervaren. Tijdens de discussie werd al snel duidelijk dat zij weinig opties hebben om hun kwetsbaarheid te verminderen. De functie van het bos is volgens hen hierbij erg gelimiteerd: ‘Het bos levert weinig, soms vang je vis, soms niet, tijdens droogte groeit er niets [...] we kunnen de kostgrondjes ook niet hoger maken om overstroming te voorkomen want dan moeten we ze (kostgrondjes) ver weg maken en we hebben geen transport’. Het enige wat de bewoners kunnen doen tijdens droogte is het rivierwater koken om het vervolgens als drinkwater te gebruiken. Een andere strategie is het genereren van inkomsten door andere activiteiten erop na te houden, zoals het voeren van een handeltje. Daarnaast zijn verschillende huishoudens afhankelijk van een uitkering of ondersteuning door familieleden die buiten Pokigron wonen en die af en toe geld of andere producten sturen, zoals voedsel en kleding. Een laatste strategie is migratie naar Paramaribo om te ontsnappen aan de armoede en de kwetsbaarheid te verminderen. De vrouwen gaven aan dat zij behoefte hebben aan landbouwtraining zodat zij weten hoe zij met plagen moeten omgaan en hoe zij het land productiever kunnen gebruiken. Daarnaast willen zij steun van de overheid om kwikvergiftiging tegen te gaan en de bewoners te steunen in moeilijke tijden. Het creëren van werkgelegenheid en educatie in het dorp zien de respondenten als zeer belangrijk in de bestrijding van armoede en het limiteren van de migratie naar de stad. | |||||||||||||
ConclusieBewoners van in het bos gelegen samenlevingen kunnen op verschillende manieren gebruikmaken van het bos. Het bestrijden van armoede in deze samenlevingen is erg complex. De bewoners zijn vaak kwetsbaar voor externe factoren zoals economische trends, overstromingen en droogte. Het bos speelt maar een kleine rol in de zelfvoorziening en een zeer beperkte rol als inkomstenbron, deels doordat het werk in het bos arbeidsintensief is en economisch niet lucratief als gevolg van de slechte wegen en beperkte toegang tot de markt. Daarnaast prefereren de bewoners van Pokigron andere activiteiten om inkomsten te genereren. Veel huishoudens zijn afhankelijk van kleine handeltjes en andere niet-bosgerelateerde inkomstenbronnen. De ouderen in het dorp rekenen meer op steun van de overheid en van familieleden. De huishoudens vergroten hun veerkracht door gebruik te maken van livelihood diversification-strategieën, waarbij ieder huishouden verschillende inkomstenbronnen en bronnen voor zelfvoorziening combineert, zoals formele en informele banen, handeltjes, remittances en multi-locationality. Over het algemeen prefereren zij deze strategieën boven de bosgerelateerde activiteiten. Om uit de armoede te ontsnappen | |||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||
willen bewoners van Pokigron goede wegenGa naar voetnoot5 voor een verbeterde toegang tot de markt, 24 uur per dag elektriciteit en de beschikbaarheid over machines, die naar hun mening zouden kunnen helpen bij het intensifiëren van de landbouw, bijvoorbeeld voor het pellen van rijst, het raspen van cassave en het maken van olie. Volgens de bewoners zijn deze zaken van groot belang voor het verbeteren van hun levensstandaard. | |||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||
| |||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||
Eleonora Zito studeerde Culturele Antropologie/Niet-westerse Sociologie en International Development Studies aan de Universiteit van Amsterdam. Dit artikel is gebaseerd op haar afstudeeronderzoek Improving rural livelihoods; The case of a forest-adjacent village Pokigron, Suriname. Zito was tot eind maart 2011 werkzaam als stagiair Junior Beleidsmedewerker bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Directie Klimaat, Energie, Milieu en Water. |
|