OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 26
(2007)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 416]
| |
Inaugurele rede Michiel van KempenOp de tropisch warme vrijdag 8 juni 2007 hield Michiel van Kempen zijn orarie als bijzonder hoogleraar West-Indischc Letteren aan de Universiteit van Amsterdam. Daarmee maakte hij een publiek begin aan het invullen van de nieuwe leerstoel die op 1 september 2006 is ingesteld door de Stichting Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek, en die kon worden gerealiseerd dankzij de steun van het Bert Schierbeck-fonds. In een volle aula aan het Amsterdamse Spui luisterden velen die zijn betrokken bij de literatuur van Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba naar de inaugurele rede, en volgden de levendige powerpointpresenratie met onder meer de stem van Dobru. In het cortège van professoren in toga en met baret liepen bekenden uit de Surinamistiek en Antillianistiek mee als Michiel Baud, Rosemarie Buikema, Susan Legêne, Maaike Meijer, Bert Paasman, Alex van Stipriaan en Gloria Wekker, alsook Van Kempens directe collega's Ena Jansen (bijzonder hoogleraar Zuid-Afrikaans) en Pamela Pattynama (bijzonder hoogleraar voor de literatuur uit de Oost). De gevolmachtig ministers van de Nederlandse Antillen en Aruba gaven acte de présence, alsook de consul-generaal van Suriname. In de aula zaten gasten uit Suriname als Hans Breeveld, Eddy van der Hilst en Els Moor en van de Antillen als de nieuwe hoogleraar Antilliaanse literatuur Wim Rutgers. De uitnodigende titel van de oratie, Welcome to the Caribbean, darling!, is ontleend aan de woorden van kapitein Jack Sparrow uit het eerste deel | |
[pagina 417]
| |
van de film Pirates of the Caribbean. Maar de openingszin van de rede maakte al direct duidelijk dat het niet alleen gezelligheid is wat de klok slaat: ‘Als Nederland het verhaal van zijn eigen wording serieus neemt, dan biedt de Nederlandse staat zijn excuses aan voor alle wandaden die deel uitmaken van zijn geschiedenis - en dan is het verder irrelevant of er nu wel of niet een direct verband is tussen die wandaden en de huidige welvaart.’ Uitgaande van het gedicht ‘loop met mij mee’ van R. Dobru analyseert Van Kempen in zijn rede wat hij noemt de ‘toeristenblik’ in Surinaamse en Antilliaanse teksten van de achttiende eeuw tot nu. Citaat: ‘Kern is dat een buitenstaander iets uitgelegd moet worden. Dat is precies wat er in veel teksten uit en over de Nederlandse West gebeurt. Impliciet of expliciet zijn teksten gedurende eeuwen gemarkeerd geweest door de dualiteit van gids en gegidste, insider en outsider, kijker en bekekene, hier en daar - vaak een polariteit tegen wil en dank. Anders dan in literaturen uit niet-gekoloniseerde landen is in het bewustzijn van schrijvers en dichters uit voormalige koloniën die afstand bijna altijd aanwezig, als thema of in de wijze van vertellen en focaliseren. [...] De volwassenwording van de Caraïbische literatuur is dan ook vooral geweest het traject van de verdrijving van de toerist uit het bewustzijn.’ Vervolgens behandelt Van Kempen dan het praktisch totaal onbekende reisverslag Histoire d'nne franco-indienne uit 1787 en daarna teksten van Alben Helman, Cola Debrot, Pierre Lauffer, Trefossa, Sonia Garmers, Denis Henriquez en Chitra Gajadin. Opvallend was dat Van Kempen tot tweemaal toe het spreekgestoelte afstond om plaats in te ruimen: eerst voor Pierre Lauffer jr. die het gedicht in het Papiamentu ‘Mi lenga/Mijn taal’ van zijn vader voordroeg, en vervolgens Chitra Gajadin die haar eigen nog ongepubliceerde gedicht ‘royal durch’ bracht. In zijn dankwoord memoreerde Van Kempen onder meer de colleges die hij al een semester lang heeft gegeven aan derdejaarsstudenten en de plaatsen die hij met deze studenten heeft bezocht zoals het Antillenhuis, het Sarnamihuis en het cultureel centrum Kwakoe, en de proefschriften die hij begeleidt over de betekenis van de Wereldomroep, van schrijverzendeling P.M. Legêne en van de Duitsers in Suriname.
Een uitgebreide versie van de oratie is verschenen bij de Vossiuspers, imprint van de Amsterdam University Press, ISBN 978 90 5629 496 0. | |
[pagina 418]
| |
Vriendenboek voor Wim Hoogbergen gepubliceerdOp vrijdag 23 maart jl. werd in het Amsterdamse café restaurant Soeterijn onder grote belangstelling het boek lk ben een haan met een kroon op mijn hoofd gepresenteerd. In deze uitgave zijn vijftien artikelen gebundeld over pacificatie en verzet in koloniaal en postkoloniaal Suriname. De bundel is verschenen ter gelegenheid van het afscheid van Wim Hoogbergen als hoofdredacteur van Oso. Hoogbergen is jarenlang bestuurslid van het Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek en eind/hoofdredactcur van het tijdschrift Oso geweest. Overhandiging eerste exemplaar door IBS voorzitter Peter Sanches aan Wim Hoogbergen; Foto: Arjan van Lith
Verzet en pacificatie zijn sleutelconcepten in het werk van veel onderzoekers die zich met Suriname bezighouden. Bij verzet wordt vaak gedacht aan uitingen van vijandigheid en destructie in de vorm van gewapende opstanden en guerrilla-activiteiten. Maar onder verzet kan ook politiek, artistiek of intellectueel geïnspireerde kritiek worden verstaan, die zich richt op het meer beargumenteerd uiteenzetten van standpunten. Pacificatie is de keerzijde van verzet. Waar actie wordt gevoerd door groepen en individuen die hun recht zoeken en vrijheid nastreven, is de tegenreactie doorgaans van degenen die de macht in handen hebben en het monopolie op de geweldsmiddelen bezitten. De artikelen die in Ik ben een haan met een kroon op mijn hoofd zijn gebundeld, bestrijken uiteenlopende perioden en betreffen verschillende genres. Er zijn breed opgezette beschouwingen en diepgravende detailstudies, geëngageerde betogen en speelse essays. In al hun veelvormigheid - en vaak verrassende actualiteit - bieden de bijdragen een staalkaart van de discussies die er op dit moment binnen de Surinamistiek worden gevoerd, lk ben een haan met een kroon op mijn hoofd is uitgegeven door Bert Bakker. | |
[pagina 419]
| |
PromotiesMargot van den BergMichiel van Kempen feliciteert Margot van den Berg; Foto: Sam Jones Producties
Op dinsdag 22 mei jl. is Margot van den Berg aan de Universiteit van Amsterdam gepromoveerd op de studie A Grammar of Early Sranan. In het proefschrift geeft zij een overzicht van de basiskenmerken van het Oud Sranan, de achttiende-eeuwse voorloper van het hedendaagse Sranan. Het Sranan is aan het eind van de zeventiende eeuw ontstaan als interculturele omgangstaal tussen tot slaaf gemaakte Afrikanen enerzijds en Europeanen anderzijds. Van den Berg baseert haar beschrijving op de taalwetenschappelijke vergelijking van historische bronnen, die onderling verschillen met berrekking tot grammatica, semantiek en spelling. Deze verschillen kunnen het gevolg zijn van taalverandering, maar ook van verschillen tussen de taalbeheersing van de verschillende auteurs of van regionale, sociale of stilistische variatie. Niet alle verschillen nissen bronnen geven dus een waarheidsgetrouw beeld van de ontwikkeling van het Oud Sranan. Door verschillende typen historische bronnen op tal van kenmerken met elkaar te vergelijken, bracht Van den Berg zoveel mogelijk verschillen en overeenkomsten in kaart. Vervolgens vergeleek ze deze kenmerken met een aantal aan het Sranan verwante talen. Zo ontstond een duidelijk overzicht van regionale, sociale, stilistische en diachrone taalvariatie in het Oud Sranan. De handelseditie verschijnt komend jaar bij |ohn Benjamins Publishers. | |
Yvon van der PijlOp 25 mei jl. is Yvon van der Pijl aan de Universiteit Utrecht gepromoveerd op de studie Levende-doden; Afrikaans-Surinaamse percepties, praktijken en rituelen rondom dood en rouw. Deze rituelen vormen binnen de Afrikaanse leefwereld de belangrijkste rites de passage. In het boek wordt het rituele proces beschreven, maar ook wordt aandacht besteed aan hedendaagse ontwikkelingen, zoals de medicalisenng, privatisering en commercialisering van de dood. Voor een bespreking van dit boek zie dit nummer van Oso. |
|