OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 26
(2007)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 329]
| ||||||||
Onderzoek & debatZaïre van Arkel & Fabiola Jara
| ||||||||
[pagina 330]
| ||||||||
broeders die aangetekend staan als eigenaar van het gebied, te verbieden het aan derden te verkopen.Ga naar voetnoot1 Inderdaad, de ongeveer 600 bewoners van Witsanti werden niet ingelicht over de uitspraak van de kortgedingrechter, noch door de staat, noch door de staatsadvocate. In de rechtszalen wordt gesproken over de gronden waarop zij wonen en leven. Via de pers moeten de bewoners vernemen dat derden die gronden betwisten. Het geval van Witsanti toont opnieuw de marginale en kwetsbare positie waarin de Inheemse bevolking van Suriname zich bevindt. Het dorpsbestuur van Witsanti wacht al twee jaar op zijn installatie door de Surinaamse overheid.Ga naar voetnoot2 Inheemse rechten op gronden en bestuur worden in Suriname nog altijd niet erkend. Als reactie op deze ontwikkelingen in Para schreven wij het rapport ‘Pleidooi voor de rechten op gronden en bestuur van de Inheemse Bewoners van de Savanne van Boven-Para’.Ga naar voetnoot3 In dit wetenschappelijk betoog ondersteunen wij vanuit een historisch perspectief de claims van de bewoners van Witsanti met betrekking tot hun rechten op de dorpsgronden. De geschiedenis van de Inheemse bewoners van de savannen van Boven-Para werd niet alleen tijdens de koloniale periode genegeerd, maar is vandaag de dag nog altijd in duister gehuld en wordt dan ook niet als volwaardig erkend. Het rapport is een weergave van etnohistorisch onderzoek naar het savannegebied van Boven-Para.Ga naar voetnoot4 Wij doen daarin een aanzet tot de reconstructie van deze verborgen geschiedenis. Hiervoor hebben wij een combinatie gebruikt van historisch bronnenonderzoek en etnografische technieken. Het rapport steunt op archiefonderzoek, genealogieën, levensgeschiedenissen en ecologische en geologische gegevens.Ga naar voetnoot5 Het geeft alleen de geschiedenis weer die voor de doeleinden ervan relevant is; het streeft dan ook niet naar volstrekte volledigheid. De geschiedenis van het gebied vanuit het perspectief van de Inheemse bevolking verdient meer aandacht. Wij hopen dat dit rapport een bijdrage levert aan de onderkenning hiervan. De articulatie van de verborgen geschiedenissen van de Inheemsen van Boven-Para en andere delen van Suriname ligt aan de basis van de | ||||||||
[pagina 331]
| ||||||||
erkenning van de rechten van deze volken. Deze erkenning is noodzakelijk voor hun gelijkwaardige deelname aan de ontwikkeling van het land. Het rapport is tot stand gekomen in actieve samenwerking met de bewoners van Witsanti. Wij noemen hier in het bijzonder de kapitein, Patrick Mandé, en de basja's van Witsanti, Esseline Njejoeme, Leonard Swedo, Charlotte Wei en Fred Swedo (die zijn hulp als tolk verleende).Ga naar voetnoot6 | ||||||||
Een natuurlijk rechtLange tijd voordat de eerste Europeanen naar Suriname kwamen, werd het land al bewoond. Overblijfselen van de precolumbiaanse bewoners, zoals aardewerk, stenen werktuigen, pijlpunten, sieraden, beenderen en rotstekeningen maken dat duidelijk. De open savannen in het zuiden van Suriname waren het eerste leefgebied waar jager-verzamelaars rond 8000 v.Chr. gebruiksvoorwerpen en sporen achterlieten (zie o.a. Versteeg 2003 en Wekker 1992). Omstreeks 4000 v.Chr. ontstond in het Midden-Amazonegebied de Tropisch Regenwoudcultuur; daarbij ontwikkelde de landbouw zich als economische activiteit met cassave als voornaamste gewas. Vanwege de behoefte aan nieuwe landbouwgronden ontstond vanuit het Midden-Amazonegebied een migratiestroom naar de Guyana's, waar men zich langs de rivieren en in de kuststrook vestigde, allereerst in het Orinocogebied. Opgegraven archeologisch materiaal toont aan dat men zich omstreeks 1000 v.Chr. vanuit de Orinoco naar de Corantijnrivier in West-Suriname verspreidde (Versteeg in De Jong 2006: 76-77). Vanaf 300 na Chr. raakte ook het Surinaamse kustgebied bewoond en vanaf 700 na Chr. verspreidde men zich naar andere delen van Suriname (De Jong 2006: 12). Volgens Versteeg (in De Jong 2006: 13) vestigde men zich tussen 800 en 1200 na Chr. in het gebied tussen de Coppename- en de Surinamerivier. Deze archeologische data laten onmiskenbaar zien dat de aanwezigheid van de Inheemse bevolking voorafgaat aan die van ieder ander die vandaag de dag in Suriname woont. Dit kan en zal door niemand ontkend worden. Maar het is niet genoeg om deze aanwezigheid slechts in algemene zin te aanvaarden. De noodzakelijke consequentie van de erkenning van de aanwezigheid van Inheemse volken in een bepaald territorium is dat zij een natuurlijk recht hebben op dat territorium. Dit natuurlijke recht is onschendbaar; dat is wat ‘natuurlijk recht’ betekent. Dit grondbeginsel komt tot uitdrukking in internationale afspraken over de Inheemse volken en hun rechten. | ||||||||
[pagina 332]
| ||||||||
De rechten van Inheemse volken zijn sinds enkele decennia onderwerp van discussie in de internationale fora. De International Labour Organization (ILO) heeft in 1954 voor het eerst een conventie gewijd aan de rechten van de Inheemse bevolking op het behoud en de ontwikkeling van hun traditionele samenlevingen. In 1989 werd het begrip van rechten van Inheemse volken verrijkt met de noodzakelijke erkenning van hun collectieve rechten op een eigen cultuur, taal en territorium. Suriname heeft dit verdrag tot nu toe niet willen ratificeren. De Inheemse bewoners van Boven-Para voldoen aan de definitie uit artikel 1 van de ILO-conventie: (a) tribal peoples in independent countries whose social, cultural and economic conditions distinguish them from other sections of the national community, and whose status is regulated wholly or partially by their own customs or traditions or by special laws or regulations; peoples in independent countries who are regarded as indigenous on account of their descent from the populations which inhabited the country, or a geographical region to which the country belongs, at the time of conquest or colonization or the establishment of present state boundaries and who, irrespective of their legal status, retain some or all of their own social, economic, cultural and politicai institutions.Ga naar voetnoot7 Hoewel Suriname het verdrag van de ILO niet heeft geratificeerd, heeft het zich wel gecommitteerd aan een groot aantal andere mensenrechtenverdragen die de rechten van Inheemse volken erkennen, waaronder de Amerikaanse Conventie inzake de rechten van de mens, de Internationale conventie inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie en de Internarionale conventie inzake burgerrechten en politieke rechten. De toezichthoudende organen van deze verdragen hebben Suriname al diverse keren op de vingers getikt en aangespoord wetgeving te ontwikkelen die het eigendom van Inheemse volken van de gronden, territoria en hulpbronnen die zij historisch bewonen en gebruiken wettelijk erkent en beschermt.Ga naar voetnoot8 Met name de uitspraken van het Inter-Amerikaans Hof voor de Rechten van de Mens zijn in dit kader van bijzonder belang, want zij zijn juridisch bindend (zie hiervoor verder Kambel 2006). Wij zullen nu met behulp van historische, ecologische en etnografische | ||||||||
[pagina 333]
| ||||||||
gegevens laten zien welke bijzondere en specifieke band de Inheemse bewoners van Wirsanti met het savannegebied van Boven-Para hebben. Dit zal aantonen dat zij dit gebied met recht als hun Inheems territoir claimen. | ||||||||
Kaarten en kadasterregisters in perspectiefKadasterregisters en landkaarten geven informatie op verschillende niveaus en kunnen op verschillende manieren gebruikt worden met uiteenlopende doeleinden. Zij geven informatie over het gebruik en het bezit van gronden, maar tegelijkertijd weerspiegelen zij de relatie tussen de koloniale - later: de nationale - overheid en de Inheemsen in Suriname. Deze ongelijke relatie werkt vertekenend. Daarom zou de informatie in de kaarten gecorrigeerd moeten worden, namelijk door het Inheemse perspectief erin te zetten: hun eigen geschiedenis, hun bijzondere relatie met hun levensbronnen, hun relatie met het land en in het bijzonder hun rechten op hun woon- en leefgebieden. Voor de reconstructie van de verborgen geschiedenis van de Inheemse bewoners van Boven-Para zullen wij gebruikmaken van een aantal historische documenten en kaarten, en deze combineren met ecologische, geologische en etnografische data. Het is deze verborgen geschiedenis die de bewoners van Witsanti in hun pleidooi en claims ondersteunt. | ||||||||
Het gebied en zijn oorspronkelijke bewoners in de cartografie van SurinameOver een periode van bijna 170 jaar (1737-1905) zijn zeer specifieke vermeldingen gemaakt van de Inheemse bewoners van de savannen tussen de Para- en de Coropinakreek. In 1877 identificeerde Zimmerman de bewoners van dit gebied als behorend tot de ‘Stam der Caraïben’. De Inheemsen zijn in ieder geval reeds sinds 1737 genoemd als bewoners van de betreffende savannen. KietzmanGa naar voetnoot9 (1905) maakt melding van een Indiaans gebied gelegen tussen 5,5 en 6 graad Noord latitude over geheel Suriname. Deze door savannen gekenmerkte strook ligt net ten noorden van de rotsformaties waarmee het Guyanaschild begint. Historisch gezien zijn deze savannen onlosmakelijk verbonden met de Inheemse bevolking. Zij vormen de grens van de in deze streek langs de rivieren en kreken aangelegde plantages. In het Paragebied is de plantagecultuur uiterst agressief geweest. De plantages hadden al in 1737 de Inheemse nederzettingen uit de oevers van kreken en rivieren verdreven; men zag de Inheemsen liever als bewoners van de savannen. De Lavaux vermeldt in zijn kaart uit 1737 de aanwezigheid van ‘Vrije indianen’ op de savannegronden tussen de | ||||||||
[pagina 334]
| ||||||||
Para- en de Coropinakreek. Al het land langs de waterstromen werd als plantagegrond toegeëigend. De Inheemse bevolking in Boven-Para werd onvermijdelijk verdrongen in de savannen en tegen de hellingen van de opstekende rotsen van het Guyanaschild. Dat is een aspect van de situatie die zich aftekent in Kietzmans kaart. De gegevens op die kaart zijn gebaseerd op wetenschappelijke data uit geografische, geologische, historische en etnografische bronnen en bevestigen de informatie uit eerdere bronnen. Hieruit kunnen wij aflezen dat de savannen van de Boven-Para over een periode van zo'n 170 jaar continu het woongebied zijn geweest van Inheemse volken. De kaart toont aan dat deze savannen in ieder geval tot 1905 het woon- en leefgebied zijn geweest van de Inheemsen in het Paradistrict. De door de kopers van de grond Tempoca aangedragen documenten beroepen zich op de kadasters waarin de plantagegronden staan geregistreerd. De kaarten die de kadasterregisters aangeven, laten echter juist duidelijk zien dat de plantages niet de savannen bestreken, zeker niet in Boven-Para. Gelukkig is de cartografie van het gebied sinds 1700 erg gedetailleerd. De kaart van Moseberg (1801), bekend om haar precisie en volledigheid, geeft alle plantages weer die in het vonnis als (deels) behorend tot de Tempocagrond genoemd worden. Ook in deze kaart is de savanne geen deel van de plantagegronden. Tot aan het begin van de twintigste eeuw werden steeds nieuwe kaarten van het gebied geproduceerd, met nauwkeurige indicaties van de plantagegronden. Tevens vermelden de kaarten de data waarop de plantages verlaten werden. Dit zijn belangrijke gegevens, want het recht op de allodiale beschikking door erfgenamen werd daarmee opgeheven.Ga naar voetnoot10 Verlaten gronden konden dan opnieuw door de gouverneur toegewezen worden. Geen enkele van de door ons geraadpleegde kaarten van het Paragebied in de achttiende, negentiende en begin twintigste eeuw bevat dan ook maar enig bewijs dat de savannegronden ooit aan iemand toegewezen zouden zijn. Een opportunistische uitleg van het gegeven dat het savannegebied zelf niet als plantageland toegewezen werd, is dat de grond niet geschikt was voor plantagegewassen. Een andere uitleg is dat de savanne als woonplaats van een Indianenstam gold. Concessies mochten geen schade doen aan ‘de rechten van boschnegers en indianen op hunne dorpen, nederzettingen en kostgronden’ (zie onder meer artikel 35 van de algemene bepalingen Verordening 7 september 1882). Desalniettemin suggereren de Inheemse namen van sommige plantages dat er wel degelijk gronden uitgegeven werden op Inheems territoir. De plantage Mawakabo (Mawakkabo in Moseberg 1801; Mawacabo in De Lavaux 1770) is genaamd naar de Ortalis mot-mot, uit het Arawakse mawaka, in het Sranantongo | ||||||||
[pagina 335]
| ||||||||
wakka go genoemd. De naam Tempoca (Tampoko Autembo in Lavaux 1770) moet ontstaan zijn uit het Karaïbse woord tampoko (oude persoon; opa). Het woord ‘Autembo’ is een samenstelling van de woorden aute (huis) en mbo (oud). Tampoko Autembo betekent letterlijk dus ‘het oude/voormalige huis van de grootvader of van de oude man’. De orale overleveringen van de Inheemsen in de streek vertellen eveneens over nederzettingen, kostgronden en jachtkampen die zich op de plantages bevonden. Of dit een consecutieve bezetting was, of dat de plantages de verhuizing van nederzettingen hebben veroorzaakt, is niet meer te achterhalen. Duidelijk is wel dat de Inheemsen dit deel van hun woon- en leefgebied niet meer konden gebruiken na de uitgave van de concessies aan de oevers van de Para- en de Coropinakreek. Deze etnohistorische data geven in ieder geval een ander perspectief op de bepalingen rond het woongebied van de Inheemsen in de verordeningen van de gouverneur. Wellicht zijn deze verordeningen niet (altijd) correct toegepast. Hieruit blijkt nog eens de noodzaak om de koloniale bronnen aan correcties te onderwerpen. | ||||||||
Vestigings- en leefpatronen van de inheemsenHet is op de eerste plaats niet zozeer het feit dat de Inheemsen vanaf 1700 in verschillende kaarten als bewoners van de savannen vermeld worden dat maakt dat die gronden uiteindelijk het onbetwistbare territoir van de Inheemsen zijn. Deze kaarten registreren eigenlijk alleen hun aanwezigheid in het gebied. Het is hun levenswijze (hun vestigingspatronen en bestaanswijzen) die de savannen aan de Inheemsen verbindt. Dit is de basis van hun natuurlijke recht om dit territoir te behouden en te kunnen overleveren aan de toekomstige generaties. De savannen in dit gebied zijn zelden van natuurlijke oorsprong, maar meestal het product van menselijke activiteit. Ze worden onderhouden en opengehouden door de Inheemsen. Hun belangrijkste gewassen groeien in deze savannen. Landbouwkundige Herman van Cappelle, een van de wetenschappers naar wie Kietzman in zijn kaart verwijst, wijdt een korte maar belangrijke nota aan het gebruik van de savannen door de Inheemsen. Hij stelt dat hun landbouwpraktijken de productiviteit en kwaliteit van dit soort bodem bewijzen. De Inheemsen halen, volgens Van Cappelle (1901), het beste uit dit landschap dankzij de manier waarop zij jacht, visserij, land- en tuinbouw combineren in hun bestaanswijze. Deze uitspraken, inmiddels een eeuw oud, worden heden ten dage ondersteund door veelvoudig wetenschappelijk en etnografisch onderzoek. Het leven in de savannen vraagt om mobiliteit, en vooral om verspreiding van de bevolking; het wordt altijd gecombineerd met het gebruik van bestaansbronnen in secundair bos aan de rand van de savanne. De ecologie van de savanne zorgt ook voor een beperkte ontvang van de nederzettingen. De Inheemse samenleving krijgt vorm en continuïteit door de bijzondere afstemming van sociale en ecologische verbanden | ||||||||
[pagina 336]
| ||||||||
in de savanne en het secundaire bos. Anders dan elders zijn deze savannen in handen van de Inheemsen dus duidelijk niet het resultaat van onbeholpen ontbossing door menselijk toedoen. Het zijn ecologisch goed afgestemde leef- en woongebieden. De savannen worden door mensen gemaakt en onderhouden. Het bewijs hiervoor is juist het feit dat wanneer de savannen in de streek onbewoond raken, de grond overwoekerd raakt met plantensoorten die aan het secundaire bos voorafgaan. Deze gecombineerde gegevens uit de sociale ecologie en de etnografie van de Inheemsen van Suriname vormen een stevige basis voor de claim van de bewoners van Witsanti op hun huidige woongebied. Dit is niet enkel een theoretisch feit. De sporen van het gebruik van deze savannen door deze specifieke groep mensen staan in het landschap gegrift, zoals in het geval van de savanne waar het Inheemse dorp BiseriGa naar voetnoot11 zich bevond. De verlaten nederzettingen Biseri en Lakuka werden in een tijdspanne van twee generaties door secundaire bossoorten overwoekerd. Zo vertelde een oudere bewoonster van Witsanti ons dat toen zij zwanger was van haar zoon (nu 45 jaar oud), zij eens naar het gebied van Lakuka ging om walapa (een riviervis) te vangen en daar ‘een en al bos’ aantrof. De grond van het voormalige dorp Lakuka was dus reeds met secundair bos begroeid. Hetzelfde gebeurde met het voormalige Biseri. Hierboven schetsten wij een etnografisch en ecologisch geïnformeerde reconstructie van de relatie tussen de savanne en haar oorspronkelijke bewoners. Deze ecologische afstemming is fors verstoord door de bouw en uitbreidingen van het vliegveld Zanderij. De bewoners zagen zich daardoor gedwongen te verhuizen van het centrum naar de periferie van hun territoir, om in vaste dorpen zoals Witsanti te gaan wonen. Later zullen wij ingaan op de consequenties van de bouw van de luchthaven. Allereerst zullen wij nog de nederzettingen behandelen die zich in de savannen bevonden en uitleg geven van hun bijzondere aard. Dit is nodig om de sociale verbanden tussen de bewoners van de savanne te begrijpen en de continuïteit van deze verbanden, deze maatschappij, met de hedendaagse dorpen in de savanne rondom de luchthaven aan te tonen. Een oudere bewoner van Witsanti vertelde ons: ‘Er was het oude Biseri, het nieuwe Biseri en Massief Savanna. In Massief Savanna woonde een aantal families. Het lag ook op de savanne en het hoorde bij Biseri.’ Zo was de situatie toen hij ongeveer vijftien jaar oud was, nu ongeveer 63 jaar geleden. Biseri verschoof dus met de jaren door de savanne heen. De constante verplaatsingen van mensen in nederzettingsverband kenmerkt de vestigingsmodaliteit van de oorspronkelijke bewoners van de savanne. Men doorkruiste de savannen te voet. Een aantal van de belangrijkste paden is in de kaarten van De Lavaux en Moseberg met | ||||||||
[pagina 337]
| ||||||||
stippellijnen aangegeven. De afstand tussen de nederzettingen Biseri en Lakuka, bijvoorbeeld, was zo'n twaalf uur lopen. Dit betekent dat de streek waarop de huidige bewoners van Witsanti en andere verwante dorpen in Boven-Para recht plegen te hebben, zich niet beperkt tot de grond waarop hun dorpen zich nu bevinden, maar dat die zich over hun gehele woongebied uitstrekt. Dat wil zeggen: over de savannen in Boven-Para. Het recht van Inheemse volken op hun territoir houdt in dat hun bijzondere band met het land gewaarborgd blijft. Voor de reconstructie van de geschiedenis van Witsanti hebben wij een aantal stambomen getekend. Hierdoor zijn ook het vestigingspatroon en de dynamiek van het sociale leven in de savanne tot uitdrukking gekomen. De continuïteit van de namen van bepaalde nederzettingen, zoals Lakuka, oud Biseri, nieuw Riseri en Doruskamp, geven aan dat een conglomeraat van huishoudens over een langdurige periode is samengebleven en in de savanne verbleef. Afsplitsingen kregen meestal een nieuwe naam; zo ontstonden nieuwe nederzettingen. Veelal refereert de naam aan de stichter, zoals het geval is bij Doruskamp, Pierrekondre, Losja en Bosa. De oude bewoners van Witsanti kennen nog veel namen van nederzettingen uit de oude tijd, namen van nederzettingen die zijzelf nog hebben gekend en namen van nederzettingen waarover zij door hun ouders en grootouders hebben horen vertellen. Een van de ouderen van Witsanti vertelt ons dat Lakuka en Biseri een lange, in elkaar verstrengelde geschiedenis kennen. Zijn grootmoeder woonde al in Biseri. Zijn ouders leefden lange tijd in Lakuka, maar vestigden zich later wederom in Biseri. Wij kunnen dit bevestigen met gegevens uit de doopregisters uit het archief van het Rooms-Katholieke Bisdom van Paramaribo. De veelvoud van nederzettingen wordt nog eens benadrukt wanneer een van de oude bewoners van Witsanti vertelt: ‘Aan de weg naar de Parakreek, aan de rechterkant, was [het Inheemse dorp] Loben. Deze mensen wonen tegenwoordig in Bernharddorp. In de tweede savanne [tussen Witsanti en de Parakreek, in de richting van Hannover] lag Bosa, daar woonde slechts één familie. Dan was er ook Doruskamp, helemaal aan het einde van de Coropinakreek en het heel oude dorp Losja.’ De geciteerde bewoner heeft zijn ouders en grootouders tevens horen verrellen over Lonbergi. Ook herinnert hij zich Turulusi, gelegen aan het begin van de Coropinakreek. ‘Er waren zoveel van dit soort dorpen,’ aldus de bewoner. De conclusie die hieruit volgt en die aansluit bij onze eerdere opmerkingen over de ecologie van de savannen is dan ook duidelijk: de savannen rondom Witsanti kenden door de tijd heen talloze (kleine en minder kleine) nederzettingen die voor kortere of langere periodes bestonden. Zij vormen samen de bewoners van de savanne. Deze veelvoud is hen eigen. | ||||||||
[pagina 338]
| ||||||||
Bewoners en oud-bewoners van de SavannenWij hebben reeds een aantal opmerkingen gemaakt over de bijzondere bestaanswijze van de Inheemse groepen die de savannen bewonen. Daarbij hebben wij aangetoond hoe deze bestaanswijze en de savannen onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Een van de noodzakelijke consequenties hiervan is de mobiliteit en de spreiding van de nederzettingen. Wij zullen deze gegevens nu specifieker relateren aan de bewoners van Witsanti en hun voorouders. Dankzij het werk van pater Morssink bestaan er vanaf het begin van de twintigste eeuw vrij nauwkeurige registers van de bewoners van een groot aantal Inheemse dorpen in Boven-Para.Ga naar voetnoot12 Wij konden de gegevens uit deze registers verifiëren en aanvullen met behulp van de informatie die wij uit interviews met de bewoners van Witsanti hadden verkregen. In de eerste helft van de twintigste eeuw registreerde pater Morssink het merendeel van de bewoners van de regio, onderverdeeld in onder andere de dorpen Lakuka (of Lakoeka), Sabakoe/Biserie (of Biseri), Doruskamp (of Doriskamp), Robijn, Lelydorp, Java-weg, Hattemweg, K.M.22, Zanderij, Pierrekondre en Redidotti. Onze data concentreren zich op de eerste plaats rond de genealogische lijnen van drie van de oudste bewoners van Witsanti. Aan de hand van deze gegevens hebben wij tevens een reconstructie kunnen maken van de wijze en de momenten waarop de voorouders van de huidige bewoners van Witsanti zich door de savanne verplaatsten. Het is hier niet de plaats om ons stamboomonderzoek te presenteren en er een analyse van te maken. In verband met het bepleiten van de rechten van de huidige bewoners van Witsanti is het echter wel belangrijk dat de genealogische continuïteit van de families uit Witsanti met die van de oude dorpen bewezen wordt. In verband hiermee geven we toch een aantal details uit het stamboomonderzoek. De eerste voorouders die in de stamboom aan bod komen, zijn Jan Lomba, Christina, Dorus, Juliana (Nia lumo), Edward (Tosu) en Eva. Met behulp van de geboortedata van het eerste kleinkind en het eerste achterkleinkind van Jan Lomba, die wij konden terugvinden in de registers, kan de geboortedatum van Jan Lomba tussen circa 1778 en 1838Ga naar voetnoot13 geduid worden. Op dezelfde wijze kunnen de geboortedata van Christina en Dorus tussen 1821 en 1851 geschat worden. Eva zal naar onze berekening in de tweede helft van de negentiende eeuw geboren zijn, tussen circa 1850 en 1880. Voor Juliana en Edward geldt dezelfde schatting. Van drie van deze zes voorouders (Dorus, Christina en Eva) is bekend dat zij in de eerste helft van de negentiende eeuw in het dorp | ||||||||
[pagina 339]
| ||||||||
Makaoso woonden. In diezelfde periode veranderde de naani van het dorp in Doruskamp, vernoemd naar een van hen, namelijk Dorus, tevens kapitein van het gebied. De woonplaatsen van Juliana en Edward worden niet in de archieven vermeld. Wel is bekend dat hun zoon Joseph eveneens in Doruskamp leefde. Jan Lomba is hier een uitzondering: hij leefde in Matta. Een aanzienlijk deel van de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen van deze zes voorouders vestigde zich vervolgens in Lakuka en Biseri. Wij hebben reeds vermeld dat er regelmatig verhuizingen tussen Lakuka en Biseri plaatsvonden. Ook de gegevens uit het archief van het bisdom laten zien dat deze dorpen nauw verbonden waren door verwantschap en huwelijk. Rond de eeuwwisseling (van de negentiende en twintigste eeuw) waren Biseri en Lakuka relatief grote dorpen, hoewel hun aantal inwoners steeds weer en erg snel veranderde. Andere dorpen verdwenen of verplaatsten zich, zoals gebruikelijk was in de savannen. In de eerste decennia van de twintigste eeuw nam het inwoneraantal van Doruskamp bijvoorbeeld fors af. Er bleven slechts enkele gezinnen over; andere huishoudens en individuen hadden zich inmiddels ook in Biseri gevestigd. Een kleinere groep personen uit het nageslacht van deze voorouders vestigde zich in andere dorpen in de regio, zoals Stouwelweg, Bernharddorp, Berlijn, Zanderij en Matta. Uit bovenstaande gegevens blijkt duidelijk dat de bewoners van Witsanti directe afstammelingen zijn van de bewoners van de dorpen Lakuka, Biseri en Doruskamp, en dus rechtmatige erfgenamen van het territoir van hun voorouders. In Boven-Para volgde de groepering van huishoudens van de zeer kleine tot wat grotere nederzettingen de klassieke Karaïbse wijze. Het hoofd van het huishouden was een grootvader die de noodzakelijke pujai- (medicijnman) kennis bezat. Deze hoofden van families en nederzettingen waren talrijk. Over een aantal pujai's en hoofden van de oude nederzettingen van de savannen in de omgeving van Witsanti wordt nog altijd verteld. Tot de vooraanstaande pujai's van Biseri behoorden, in sequentiele volgorde, Joseph Linsi, Becker en Gustafes. Het gebied werd bestuurd door een kapitein en zijn basja's. Tot de laatste kapiteins behoorden, eveneens in sequentiële volgorde: Dorus, reeds bekend als stichter van het dorp Doruskamp, George, Calli en Claus. Net zoals bij de dorpen en nederzettingen was er sprake van een fysieke verspreiding van het bestuur. De kapitein en zijn basja's woonden verspreid over de regio. Een van de basja's van kapitein Calli (zelf woonachtig te Kopieweg) was Frederik Swedo. Basja Frederik was woonachtig in Biseri en later in Witsanti. Het is vermeldenswaardig dat kapitein Hendrik Calli tijdens het bezoek van koningin Juliana en prins Bernhard in 1955 de bijzondere onderscheiding van het Kruis van Verdienste in Zilver ontving. | ||||||||
[pagina 340]
| ||||||||
Dorus, George, Calli en Claus waren geen kapiteins van een of andere nederzetting, maar van de Karaïben in het gebied dat zich grofweg uitstrekt van het huidige Bernharddorp tot en met het voormalige Biseri. Deze savannen zijn dus het territoir van een duidelijk onderscheiden groep Inheemsen die één samenleving vormt en die bovendien een bijzondere en zeer specifieke band heeft met haar territoir. Zoals gezegd, de savannen kenden geen vaste dorpen maar flexibele nederzettingen. Als gevolg daarvan kenden ze ook geen dorpshoofden, maar pujai's bij elk huishouden en een kapitein van het grote conglomeraat van het savannegebied, die door de overheid als spreekbuis werd gebruikt. Hoewel wij hier van ‘kapitein’ spreken, de term die ook door de koloniale overheid werd gebruikt, functioneerden Dorus, George, Calli en Claus in de ogen van de oudere bewoners van Witsanti als jopoto. De kapitein is een koloniale entiteit, de jopoto een Karaïbse. Wat beide posities verenigt, is de overkoepelende rol van zowel de koloniale kapitein als de Karaïbse jopoto. De kapiteins Dorus, George, Calli en Claus hadden deze rol voor alle Karaïbse dorpen in de betreffende regio, vergelijkbaar met de positie van de jopoto uit het prekoloniale verleden: de hoofdman van een militaire alliantie tussen nederzettingen ten opzichte van anderen c.q. buitenstaanders. De geschiedenis van deze hoofdmannen en hun relatie met de overheid moet naar ons bevinden het laatste en onaanvechtbare bewijs vormen van de continuïteit van het recht van de bewoners van Witsanti op de savannen van de Boven-Para. Op basis van bovenstaande historische reconstructie kan over de status van Witsanti als dorp geen twijfel meer bestaan. | ||||||||
De komst van de luchthaven en de ontwrichting van de Karaïbse samenleving in Boven-ParaDe bewoners van Witsanti en diverse andere omliggende dorpen zijn onbetwistbaar de nakomelingen van de bewoners van de savannen van Boven-Para. Het is na de komst van de Amerikaanse basis tijdens de Tweede Wereldoorlog en de bouw van het vliegveld Zanderij, dat de levenswijze van deze Karaïbse groep van de savannen van Boven-Para onherstelbaar ontwricht is. Hun bewegingsruimte is door de landingsbanen beperkt, hun mobiliteit stopgezet. De bouw van Zanderij heeft niet alleen het landschap ontwricht en de ecologie van de streek, maar ook de sociale banden tussen de huishoudens en families verstoord. De overheid is helaas in gebreke gebleken bij het ontvreemden, zonder enige wettige compensatie, van het levensterritoir van de Inheemse groep. Het Inheemse bestuur van het gebied was toentertijd niet bij machte om deze gedwongen migratie af te weren, of in ieder geval in goede banen te leiden. Door de plotselinge en rigoureuze gebeurtenis die de bouw van Zanderij was, en zijn enorme impact op de bewoners van de savanne, kwamen de relaties tussen huishoudens en families onder druk te staan. | ||||||||
[pagina 341]
| ||||||||
De conflicten die daarvan het gevolg waren, hebben vandaag de dag nog altijd een weerslag op het sociale leven. In het bijzonder heeft de bouw van het vliegveld onherstelbare schade toegebracht aan de sociale verhoudingen tussen de huishoudens die ooit het dorp Biseri vormden. In bredere zin is met de komst van de luchthaven een enorme breuk ontstaan in het territoir van de Inheemse bevolking van Boven-Para. Ten eerste kon en kan de grote savanne rondom het vliegveld niet langer optimaal benut worden, zoals de Inheemsen dat generaties lang deden. Ten tweede werd het zo goed als onmogelijk de savanne achter de luchthaven nog langer te bewonen. De landingsbaan vormt een blokkade: in het leefgebied van de Inheemsen, maar ook op de route naar allerlei noodzakelijke voorzieningen, op de eerste plaats naar onderwijsvoorzieningen,Ga naar voetnoot14 en naar Paramaribo. We kunnen dus stellen dat het leven in de savanne onmogelijk is gemaakt voor de Inheemsen. Zij kunnen niet vanuit hun eigen bijzondere samenleving en cultuur deelnemen aan de ontwikkeling van Suriname. Dit is in strijd met belangrijke internationale conventies. Om te overleven en aan de Surinaamse samenleving te blijven deelnemen, hebben zij hun levenswijze achter zich moeten laten. In het bijzonder de economische activiteiten van de Inheemsen in het gebied zijn met de komst van het vliegveld en de gedwongen verhuizing fors verstoord. De bewoners van Witsanti hebben geen toegang tot voldoende en geschikte grond waarop zij hun specifieke vorm van landbouw kunnen bedrijven. Slechts een klein aantal bewoners beschikt nog over een kostgrond, waarvoor zij bovendien grote afstanden moeten afleggen. Het gevolg is dat het merendeel van de bewoners gedwongen is volledig deel te nemen aan een markteconomie die voor hen zeer slecht toegankelijk is. Armoede, in de breedste zin van het woord, is voor vele families het gevolg. Verstorende gebeurtenissen, zoals de komst van het vliegveld, en zeker een nieuwe gedwongen verhuizing die de bewoners nu bedreigt, schaadt het recht op, en belemmert iedere vorm van, economische ontwikkeling van de bewoners van de regio. Opmerkelijk is wel dat de gouverneursverordening van 21 september 1936 bepaalde dat bij de uitgifte van domaniale gronden, ‘de rechten van Boschnegers en Indianen op hun dorpen, nederzettingen en gronden’ geëerbiedigd dienden te worden (Verordening 21 september 1936 tot vaststelling van eene algemeene regeling betreffende de uitgifte van domaniale gronden, artikel 1, lid 2). Bij de bouw van het vliegveld Zanderij werden deze regels van de gouverneur dus niet zorgvuldig toegepast. De Inheemse bewoners van de savanne zijn in vaste dorpen gaan wonen, terwijl zij hun claim op hun woongebieden niet hebben kunnen meenemen naar hun nieuwe nederzettingen. Als consequentie hiervan zijn zij in hun | ||||||||
[pagina 342]
| ||||||||
nieuwe dorpen ten prooi gevallen aan grondhandelaars. Zij zijn daardoor telkens weer gedwongen hun rechten op levensbronnen en levensterritoir te verdedigen. | ||||||||
ConclusieUit dit alles is een aantal conclusies af te leiden. Witsanti als zodanig, is op de eerste plaats het resultaat van gedwongen migratie vanwege de bouw van de luchthaven, met, zoals genoemd, een aantal ernstige uitwerkingen op de sociale structuur (en daarmee ook op het economisch leven) van de Karaïhse samenleving van de savannen. Een tweede conclusie betreft de wijze waarop de bevolking gereageerd heeft op deze geografische en ecologische breuk in haar territoir. Daarover kunnen we duidelijk zijn: die reactie is de voortzetting van de dynamiek van het vestigingspatroon van vele generaties bewoners van de savannen van Boven-Para. De ecologische inbedding van de Inheemse bewoners van deze savannen drukt zich uit in een flexibel en mobiel nederzettingspatroon, zoals wij al hebben toegelicht. Dit heeft zich in de tijd van de bouw van Zanderij voortgezet. De nederzettingen rond en grenzend aan het vliegveld hebben zich voor een deel gevestigd op een korte maar veiligere afstand van het vliegveld (in Hollandse Kamp). Een ander deel van de mensen heeft bij de verhuizing zoals vanouds toch gekozen voor het beginnen van een nieuwe nederzetting, zoals het geval is geweest met Witsanti. Alle Inheemsen die zich in en om de savannen bevinden, hebben een natuurlijk recht op hun woongebieden, landbouw-, jacht- en visgronden, zoals ook bevestigd is in internationale afspraken. Dit omdat zij de nakomelingen en erfgenamen zijn van de oorspronkelijke bewoners, hun voorouders. Er is geen enkele maatstaf aan te geven voor een bepaalde omvang of compositie noch voor een minimale duur van een nederzetting. Dit is intrinsiek aan de levenswijze en ecologische inbedding van de Inheemsen. Alle dorpen vertegenwoordigen bovendien in hun totaliteit de continuïteit van deze levenswijze. Wat van buitenaf opgelegd wordt, zijn de uiteindelijk sedentair geworden nederzettingen, de nieuwe vaste en over het algemeen veel omvangrijkere dorpen, die hun oorsprong vinden in de bouw van het vliegveld. Bovenstaande gegevens pleiten ervoor dat deze dorpen in hun totaliteit als Inheemse dorpsgemeenschappen erkend dienen te worden, zodat zij op hun eigen bijzondere wijze als Inheemse volken kunnen participeren in de ontwikkeling van het land. Dit houdt tevens in dat zij volgens eigen gebruik hun dorpshoofden moeten kunnen kiezen en een voltallig bestuur moeten kunnen benoemen. De in ons rapport weergegeven reconstructie van de Karaïbse geschiedenis in de savannen van Boven-Para levert een consistent en coherent beeld op van de bijzondere band van deze mensen met hun natuurlijke omgeving. Ecologisch gezien blijkt het gebruik van de savanne door de | ||||||||
[pagina 343]
| ||||||||
Inheemsen aan de basis te liggen van de oorsprong en het voortbestaan van dit bijzondere landschap. Antropologisch gezien hebben wij aangetoond dat de Inheemse bevolking van de savannen van Boven-Para een bijzondere uitdrukking geeft aan de culturele rijkdom van de oorspronkelijke bewoners van Suriname. Met name hun landbouwpraktijken getuigen van een grote en bijzondere agronomische kennis, alsook van de bodenikenmerken van de savanne. Vanuit een historisch perspectief hebben wij aangetoond dat de sporen van de relatie tussen de Inheemsen en de koloniale overheid door de tijd niet uitgewist noch vervaagd zijn. Deze geschiedenis van de Inheemsen en hun plek in de samenleving is een verborgen geschiedenis die niet in de hoofdlijnen van de documenten voorkomt, maar wel in de marges en tussen de lijnen in. Met name de cartografie is een rijke bron gebleken. Zij levert een scherp beeld van de situatie van de Inheemsen van de savannen van Boven-Para, zij het als op een fotostatisch negatief. Deze cartografie, aangevuld met archiefbronnen, zoals de verordeningen voor plantages en andere concessies, de registers uit het archief van het Rooms-Katholieke Bisdom van Paramaribo over de Inheemsen van de streek en secundaire bronnen, zoals kranten en almanakken en het etnohistorische onderzoek gepleegd in februari, maart en april 2007 in het dorp Witsanti, articuleren samen de geschiedenis en bijzondere levenswijze van de Inheemsen van de savannen van Boven-Para. Beide zijn onomstotelijke redenen voor een definitieve erkenning van het recht van de Inheemse bewoners en de generaties na hen op hun territoir: de savannen van Boven-Para, maar evenzeer de (secundaire) bossen, rivieren, kreken en hun oevers. De Surinaamse rechtspraak kan en mag deze gegevens niet negeren. | ||||||||
Literatuur
| ||||||||
[pagina 344]
| ||||||||
| ||||||||
Bibliografische referenties kaarten
Zaïre van Arkel studeerde culturele antropologie aan de Universiteit Utrecht. In 2004-2005 deed zij onderzoek in het Inheemse dorp Donderskamp naar de sociale praktijk van de vertelling. Momenteel verricht zij onderzoek in diverse Inheemse dorpen in de kuststreek van Suriname, waaronder Witsanti.
Fabiola Jara is als onderzoekster en docente verbonden aan de vakgroep Culturele Antropologie van de Universiteit Utrecht. Zij verricht sinds 1980 veldwerk onder de Inheemse groepen van Suriname, onder andere bij de aan de kust wonende Kaliña, maar ook onder Wayana, Trio en Akuriyo. Haar specialisatie beslaat de kosmologie, sociologie en cultuur van de Inheemsen van het Guyana- en Amazonebekken. |
|