OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 26
(2007)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 306]
| ||||||||||||||
Hilde Neus
| ||||||||||||||
[pagina 307]
| ||||||||||||||
speelden in de overal aanwezige intolerante houding tegenover relaties tussen zwarte mannen en witte vrouwen. C.C.A. Last, Directeur ontvangt slavenkinderen; 1854, Kleurenlitho
| ||||||||||||||
Wetgeving in SurinameOndanks Van Sommelsdijcks strenge verbod uit 1686 blijkt uit de (eerste) bevolkingsopgave van 1738 dat er in dat jaar in Suriname al 598 vrije gekleurden waren. Ongetwijfeld leefden in de kolonie toen ook al de nodige gekleurde slaven. In 1830 telde Suriname 3947 vrije gekleurden, plus het onbekende contingent gekleurde slaven (Van Lier 1977: 71). Deze cijfers laten duidelijk zien dat er wel degelijk ‘vleeschelijk werd geconverseerd’, tussen zwarte of gekleurde vrouwen en witte mannen weliswaar. In 1784 vaardigde het gouvernement een plakkaat uit waarin relaties tussen witte mannen en gekleurde vrouwen officieel werden toegestaan, onder de voorwaarde dat deze geen onrust zouden veroorzaken op de plantage. Pas in 1817 verdween het verbod op interraciale relaties geheel uit het wetboek.Ga naar voetnoot2 In de Surinaamse bronnen zijn slechts enkele seksuele relaties tussen zwarte mannen en witte vrouwen vastgelegd. In zijn studie Samenleving in een grensgebied (1971) haalt Van Lier er twee aan. Aan het begin van | ||||||||||||||
[pagina 308]
| ||||||||||||||
de achttiende eeuw waren deze twee gevallen voor gouverneur Johan de Gooijer aanleiding om op 28 januari 1711 het hieronder geciteerde plakkaat uit te vaardigen. Deze wettelijke bepaling handelde over het verbod op samenleven van blanke vrouwen met negers: dat wij tot ons leetweesen ondervonden hebben dat sommige vrouwspersoonen sig niet hebben ontsien van vleeschelijk gemeenschap te houden met negers ende dewijl dat saken sijn streckende tot een groot schandaal voor de geheele colonie: Soo ist dat wij om diergelijke onnatuurlijke hoererijen en overspellen in toecomende voor te comen, goedgevonden hebben te ordonneren ende statueren sooals wij ordonneren en statueren bij desen, dat in gevalle sal werden bevonden dat eenig blank vrouwspersoon, ongehuwt sijnde, vleeschelijke gemeenschap sal hebben gehouden met een neger, hetselfve vrouwspersoon strengelijk sal werden gegeselt ende voor haer leven uyt dese colonie gebannen. Ende in gevalle eenig getrouwt vrouwspersoon daertoe mogte komen te vervallen, sal deselve niet alleen strengelijk werden gegeselt, maer ook gebrandmerkt ende voor haer leven uyt deese colonie gebannen ende sal de neger daarmede hetselve sal zijn geschiet sonder eenige connivente met de dood werden gestraft. Ende opdat niemand eenige ignoranti soude kunnen pretendeeren sal dese alomme werden gepubliceert ende geaffigeert daer men gewoon is publicatie ende affixie te doen.Ga naar voetnoot3 Het geval waarop de gouverneur zijn wetgeving baseerde, betrof de aanvraag tot echtscheiding van een zekere Barend Roelofs, die meedeelde dat ‘syne huysvrou Maria Keijser met een neger vleeschelijk had geconverseert, ende daardoor beswangert synde voor eenige maanden was verlost van een Mulatte meysie’. Bij de deliberaties over deze zaak werd een precedent aangehaald: al eerder was Judith de Castre na samenzijn met een zwarte man zwanger geraakt. Inmiddels was deze vrouw getrouwd met een zekere Jean Milton. De Raden besloten ‘dat zij nochre ook haar moeder. Ofte ijemand anders wie het ook soude mogen weesen haar mulatte kind noyt aan Paramaribo sullen hebben te brengen of doen brengen, op poene van arbitraire straffen’ (Van Lier 1977: 55).Ga naar voetnoot4 Het opmerkelijke is dat er in 1719 intussen al heel wat mulattenkinderen geboren waren, maar blijkbaar allemaal uit betrekkingen tussen zwarte moeders en blanke vaders. Hoe de mensen in Paramaribo aan dit kind konden zien dat het een witte moeder had, blijft de vraag. Deze aanzegging maakt echter wel duidelijk dat de Raden binnen de kleine Suri- | ||||||||||||||
[pagina 309]
| ||||||||||||||
naamse gemeenschap ervoor zorgden dat vrouwen die het waagden een oogje op zwarte mannen te werpen sociaal volledig geïsoleerd werden. Noch de strafmaat, noch de sociale isolatie konden Ganna's lusten bedwingen. Ganna, de dochter van Levy Hartogh, werd betrapt tijdens seksueel verkeer met ‘Jantje den Indiaan’, een slaaf van Jacob Aron Polack. Jantje werd voor zijn daad opgehangen en Ganna werd na geseling uit de kolonie verbannen (Lenders 1996: 66).Ga naar voetnoot5 Lenders doet de suggestie (die ook door anderen is geopperd) dat veel interraciale relaties niet op liefde gebaseerd zouden zijn, omdat de zwarte of gekleurde vrouw er meestal in sociaaleconomisch opzicht op vooruitging. Hierbij kan men denken aan verbetering van de financiële positie of de geboorte van lichtergekleurde kinderen, die de kans op eventuele manumissie vergrootten. Een tweede argument voor de ongelijkheid binnen deze relaties is dat de man te allen tijde de verhouding kon verbreken zonder dat de vrouw rechten kon doen gelden op de verbintenis. De man had dus een groot machtsoverwicht. Dit lijkt veel minder (of niet) van toepassing op relaties tussen zwarte mannen en witte vrouwen. Dat over deze regels in de kolonie ook andere gedachten bestonden, blijkt bijvoorbeeld uit de opstelling van dominee Kals. Deze clericus, bij de autoriteiten bekendstaande als een ‘hinderlijk’ man, kwam in 1731 in Suriname aan. Hij stond een vreedzaam en gelijkgerechtigd samenleven tussen blanken en gekleurden voor en trok fel van leer tegen de praktijken van hoererij en echtbreuk. Kals was van mening dat de losse verbintenissen in Suriname tussen blanke mannen en hun zwarte ‘huishoudsters’ moesten worden geëffectueerd door een officieel huwelijk. Opmerkelijk genoeg maakte hij daarbij geen onderscheid tussen de vrouwelijke of de mannelijke partij: ‘gelyk waren haare dochters ten Huwelijk ende hunne Soonen tot Swaagers geven, en gy 't selve, om het land met regt onder u te kunnen deelen’ (Lichtveld & Voorhoeve 1980: 138). We weten dat deze suggestie nooit is overgenomen, integendeel. Het gouvernement ging zelfs zover om de lastige dominee na twee jaar uit de kolonie te verbannen. Al was het een enkeling, er werd in Suriname dus wel degelijk tegen de wetgevingen met betrekking tot gemengde relaties geageerd. In de praktijk was een gewettigde liefdesrelatie tussen een zwarte man en een witte vrouw ondenkbaar. In 1776 voerde men zelfs als grootste bezwaar tegen het huwelijk van de negerin Elisabeth Samson met een blanke man aan dat dit voorbeeld óók tot huwelijken tussen blanke vrouwen en zwarte mannen zou kunnen leiden. Een gevolg dat de Raden voor ‘natuurlijk incestueus’ hielden (Van Lier 1977: 49).Ga naar voetnoot6 | ||||||||||||||
[pagina 310]
| ||||||||||||||
Lammens, rechter in Suriname, tekende in 1822 op dat gemengde huwelijken een grote uitzondering bleven: ‘het is zo weijnig in gebruik dat er slegts een voorbeeld van voorhanden is.’ Zelf trouwde hij in 1827 met de gekleurde Carolina Schouten en gaf daarbij aan: ‘Huwelijken tusschen blanke mans en kleurlingen ziet men zeldzaam, van kleurlingen mans met blanke vrouwen, in het geheel niet.’ Toch suggereerde de rechter dat de laatste scandaleuze relaties in het geheim wel voorkwamen: Indien eene kleurling vrouw zich met een neger inlaat, wordt dit haar tot schande gerekent: - het denkbeeld, dat de man veredelt: - dat de vrouw door de betrekking, tot iemand van minderen rang, haar zelf vernedert, heeft ook in de kolonie plaats: - gebeurt het, dat een blanke vrouw, op die wijze, zich zelf vernedert had, wordt daarvan een diep geheijm gemaakt (Lammens 1982: 102). | ||||||||||||||
Schromelijk tekort aan vrouwenIn 1830 woonden in Paramaribo 766 blanke mannen en 545 blanke vrouwen. In de districten was dit 500 tegen 37. In totaal was er in het gehele land dus een overschot aan 684 blanke mannen. Grof gesteld waren er tien witte mannen op één witte vrouw. In de periode daarvoor zullen deze cijfers waarschijnlijk nog meer uit elkaar hebben gelegen; de kolonie was niet bepaald een gebied dat vrouwen - zeker ongehuwde - aantrok. In Nederlands-Indië is hierop beleid gevoerd: daar spoorde de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) aanvankelijk vrouwen aan om te emigreren, weliswaar op kleine schaal. Al in 1622 werden zes arme huwbare jonge vrouwen verscheept, die verplicht waren in ieder geval vijf jaar op locatie te blijven. Uiteindelijk zag de VOC toch verder af van deze onderneming: de transportkosten waren te hoog, de vrouwen waren meer gehecht aan Nederland en zij zouden de permanente vestiging van mannen inperken. Ook was de VOC bang dat vrouwen met hun ondernemingslust het handelsmonopolie van de compagnie zouden bedreigen. Als laatste argument werd aangevoerd dat de blanke kinderen niet tegen het klimaat zouden kunnen (Stoler 2002: 47). In Suriname is nooit een actief invoerbeleid voor witte vrouwen gevoerd. De ongelijke ratio tussen blanke mannen en blanke vrouwen had er tot gevolg dat blanke meisjes jong huwden en weduwen al snel een nieuwe echtgenoot kozen; er stonden namelijk heel wat huwelijkskandidaten op hun beurt te wachten. Als voorbeeld kan hier Susanna du Plessis worden aangehaald. Zij trouwde voordat zij vijftien jaar oud was en hertrouwde als weduwe met een veel jongere man, gekozen uit een groot aantal huwelijkskandidaten (Neus 2003: 56, 66). Het is van belang te constateren dat in Suriname veel blanke mannen zonder blanke partner door het leven moesten. Dit gegeven drukte een zwaar stempel op de maatschappelijke orde en leidde tot veel gemengde | ||||||||||||||
[pagina 311]
| ||||||||||||||
relaties en mulattenkinderen. Van witte mannen en gekleurde vrouwen, wel te verstaan. | ||||||||||||||
Fictieve LiefdeIn de praktijk was een seksuele verbintenis, laat staan een huwelijk tussen een zwarte man en een witte vrouw, onmogelijk in Suriname. Wel werd erover gefantaseerd. Er bestonden namelijk zeker wel afwijkende ideeën op dit vlak. Een voorbeeld hiervan is vastgelegd in proza. Rond 1770 verscheen in Utrecht bij S. de Waal de opmerkelijke roman Geschiedenis van een neger, zijn reize met de heer N... van Surinamen naar Holland [...].Ga naar voetnoot7 Deze roman onderstreept op heldere wijze de verlichtingsideeën. Thomas krijgt zijn vrijheid, de planter N. ziet hem binnen de context der Nederlanden als broeder en door zijn huwelijk met Agnes is hij als gelijke geaccepteerd. Let wel: in Amsterdam, in de Nederlanden (waar geen slavernij heerste). Of dit boek ook zijn weg naar Suriname heeft gevonden en daar is gelezen, heb ik niet bevestigd gezien.Ga naar voetnoot8 De slavenmaatschappij daar was nog niet aan de verlichting toe. De hugenoot N. reist met zijn vrouw, dochter Agnes en de begaafde neger Thomas van Suriname naar Amsterdam. Onderweg bezoeken ze een utopische staat op een eiland. Aangekomen in Amsterdam, trouwt de dochter met de inmiddels bekeerde Thomas. De auteur levert commentaar op het huwelijk: Het quam de Wereld wonderlijk voor dat een man die onder een van de fatzoenlijke lieden kon gerekent worden, zyn Dogter liet trouwen met een Neger, die voor dezen zyn slaaf was geweest; maar de heer N... redeneerde daar anders by zig zelven over, die wel wetende dat alle menschen een en dezelve oorspronk hebbende, de geboorte of de uiterlijke omstandigheden daar geen verandering in konden brengen; maar de goede hoedanigheden die iemand van natuur bezat, hem eer boven zyn evenmensch verheffen (Paasman 1984: 145, 242). Dat het acceptatieproces van de schoonzoon geheel vlekkeloos verliep, mag hieruit overigens niet worden geconcludeerd. De heer N. ‘hield Thomas meer voor gezelschap en voor zyn vriend, als wel voor zijn dienaar bij zich; en gaf hem derhalve de vrijheid van te gaan waar hy wilde.’ Toch probeert N. zijn dochter deze verliefdheid uit het hoofd te praten: ‘Een Neger van een Blanke juffer bemind! Wie zou dit kunnen geloven? Thomas is daar by een Persoon die behoeftig is; het geen hy bezit, heeft | ||||||||||||||
[pagina 312]
| ||||||||||||||
hy van my, en ik heb hem van de slaverny vrygemaakt.’ De vader biedt Agnes op een gegeven moment zelfs een andere partner aan. Zij persisteert echter en geeft pa een koekje van eigen deeg: ‘Het is Thomas [...] die ik om zijn deugden bemin. Ik wil een man hebben die liefde voor de waarheid en Deugd heeft, daar by eenvoudig en oprecht.’ Dit zijn juist de waarden die Agnes zelf van haar ouders heeft meegekregen. ‘Wat zyn zwartheid aangaat Vader, zeide Agnes; ik bemin hem niet om zyn couleur; maar om zyn Deugd.’ Na zich ervan te hebben overtuigd dat de liefde wederzijds is, geven de ouders van Agnes toestemming voor het huwelijk, dat met vele vrienden wordt gevierd. Enkele gasten verwachten er niet veel goeds van. Zij krijgen ongelijk: ‘Haar Huwelijk wierd met eenige kinderen gezegend.’ | ||||||||||||||
Vroege vermenging beschrevenIn een aantal vroege reisbeschrijvingen, maar ook in romans, uitten auteurs hun bezorgdheid over de eerste contacten tussen de Europeanen en de lokale bevolking door middel van seksuele relaties tussen een mannelijke veroveraar en een vrouwelijk lid van het Inheemse volk. Dit had politieke maar ook sociale aandacht en is opgetekend in annalen zowel als in fictieve verslaglegging. Als voorbeeld denken we aan Malinche in Mexico. Haar wordt nog steeds verweten dat zij haar volk in 1518 verraden heeft aan de Spanjaard Hernán Corrés, met wie zij een kind kreeg, de eerste spreekwoordelijke mulat. De Zuid-Afrikaanse Krotoa is een ander bekend voorbeeld. Dit jonge Inheemse meisje fungeerde als vertaalster voor Jan van Riebeek, die zich in 1660 met een groep kolonisten aan Kaap de Goede Hoop vestigde. Later trouwde zij met diens chirurgijn en baarde hem een dochter. Ook in Suriname wordt gesuggereerd dat gouverneur Cornelis van Aerssen van Sommelsdijck een relatie had met de dochter van een Inheems opperhoofd. Aangezien hij het was die het eerste plantagereglement in 1686 optekende, kan men zich afvragen of dit geen roddelverhaal is. Raciale hybride ligt aan de basis van de culturen en literaturen van gekoloniseerde gebieden, waaronder de Nieuwe Wereld. Uit vergelijkende studies van literaturen blijkt wel dat deze eerste ontmoeting ook een belangrijk motief is, naast een gedeelde geschiedenis van slavernij, racisme, kolonialisme, raciale en culturele vermenging (Rosenthal 2004: 8). Het valt op dat het hier steeds witte man-gekleurde vrouwrelaties betreft. De Geschiedenis van een neger... is in deze context dan ook een uitzonderlijk boek. Het laat zien dat een relatie tussen een gekleurde man en een blanke vrouw pas buiten de kolonie - wellicht pas binnen een utopie - mogelijk was. | ||||||||||||||
De situatie in andere koloniënTot dusver is voornamelijk de situatie in Suriname weergegeven. De geboorte van gekleurde kinderen was een feit, ook (hoewel zeer zeldzaam) | ||||||||||||||
[pagina 313]
| ||||||||||||||
uit relaties tussen witte vrouwen en zwarte mannen. Anders was de aanscherping van de Surinaamse wetgeving in 1711 niet nodig geweest. Hoefte (1996: 103) geeft aan dat als de weinige blanke vrouwen in de kolonie gekleurde kinderen baarden, dit de kans op reproductie van blanken zou verminderen. Volgens haar was dit de reden waarom Europese mogendheden deze relaties streng verboden. Stedman schreef in zijn befaamde Narrative of a five years expedition against the revolted negroes of Suriname (1796) dat alle vrouwen in Suriname gehuwd waren met blanke mannen: als het ooit bekend zou worden dat een Europese vrouw gemeenschap zou hebben met een slaaf van welke hoedanigheid dan ook, de eerste tot schande zou zijn en de laatste zijn leven zou verliezen. Zo zijn de despotische wetten over het zwakkere geslacht, in ‘Dutch Guiana’ als wel niet in de gehele wereld (Price & Price 1988: 242). Stedman ging ervan uit dat de situatie in andere koloniën niet afweek. Uit onderzoek blijkt dat zijn aanname wellicht klopte voor de periode dat hij in Suriname verkeerde (1772-1775), maar dat de situatie in voorgaande jaren wel degelijk anders was geweest. De wertelijke bepalingen in andere gekoloniseerde slavenmaatschappijen waren in de zeventiende eeuw van diverse inhoud. In Engelse koloniën als Barbados en Jamaica werden aanvankelijk blanke vrouwen aangevoerd als indentured labourers, contractarbeidsters die vrijwillig werden gerekruteerd, meestal voor drie, soms voor vijf jaar. Velen werd overigens weinig keuze gelaten. De staat verkocht veroordeelden, zwervers en politieke opponenten of religieus vervolgden en dwong hen te emigreren. In 1656 zou Oliver Cromwell zelfs troepen door de achterbuurten van Londen hebben gestuurd om de straten schoon te vegen van ‘vrouwen van het losse leven’ en er ongeveer 1200 naar Barbados hebben verscheept (Shepherd 1999: 28). Ook liet hij in datzelfde jaar zo'n duizend Ierse meisjes naar Jamaica sturen (Williams 1970: 101). Deze praktijken werden uitgevoerd omdat de aankoop van slaven in die dagen relatief duur was en de Inheemse bevolking fysiek ongeschikt was bevonden voor de zware landbouwactiviteiten. Toch bleven de ratio's heel verschillend; op Jamaica was het aandeel witte vrouwen aan de witte populatie tot 1780 nooit meer dan 40 procent, terwijl er op Barbados in 1715 al méér witte vrouwen dan mannen waren. Deze trend is zo gebleven (Shepherd 1999: 21). Er zijn voldoende signalen dat het leven van deze dwangarbeidsters weinig verschilde van dat van de plantageslaven. De vrouwen pasten zich aan de omstandigheden aan, zoals de grovere moraal en lage status van hun omgeving. Op Barbados bestond een duidelijke verdeling binnen de groep van blanke vrouwen, namelijk de elitedames - de plantersvrouwen | ||||||||||||||
[pagina 314]
| ||||||||||||||
- en daartegenover de indentured labourers. Rijke planters waren niet in de laatsten geïnteresseerd als potentiële huwelijkskandidaat. Huwelijken of seksuele relaties tussen blanke contractarbeiders werden bovendien beperkt door wetten die bepaalden dat de plantage-eigenaar onder wie ze werkten toestemming moest verlenen. Het krijgen van kinderen werd bestraft met een halfjaar langer gedwongen arbeid. Indentured labourers werden tewerkgesteld binnen de wereld van de plantage, openbare werken of de urbane civiele sector. Op deze laagste trappen van de sociale ladder kwamen ze als vanzelfsprekend veel in contact met de slavenpopulatie. Het is dus niet verwonderlijk dat er sociale, seksuele en zelfs familiebanden werden aangeknoopt. Het bewijs voor deze seksuele relaties is in de annalen terechtgekomen. Vooral de historici Hillary Beckles en Verene Shepherd, beiden verbonden aan de University of the West Indies, hebben onderzoek gedaan naar de vroege geschiedenis van de kolonie Barbados. In de parochie van Sint Michael is bijvoorbeeld op 4 december 1685 een huwelijk geregistreerd tussen Peter Perkins, een neger, en Jane Long, een blanke vrouw (Beckles 1999: 68). Verder blijkt uit een in 1715 gehouden volkstelling in de parochie Sint Philip dat er dertien kinderen geboren waren uit blanke moeders en zwarte of gekleurde vaders. Volgens Beckles ging het in de beginjaren van de totstandkoming van de slavenmaatschappij niet zozeer om sociale ideologieën (zoals racisme). De vermelding in de volkstelling is volgens hem van belang, niet zozeer om hun specifieke ras aan te duiden, als wel hun ‘status van vrije’ (Beckles 1995: 132). | ||||||||||||||
Verscherping van de bepalingenAan het begin van de achttiende eeuw is er sprake van een duidelijke kentering in de positie van deze arme vrouwen op Barbados. Aangezien er geen blanke arbeidsters meer werden aangevoerd, ontstond een tekort aan huwbare blanke vrouwen (zoals reeds het geval was in Suriname). Toen bleek dat de koloniale missie in gevaar kwam omdat de blanke gemeenschap zichzelf niet meer op natuurlijke wijze kon reproduceren, deed zich ook een belangrijke verandering voor in de ideologische en sociale representatie van witte vrouwen. Gebleken was dat slavinnen een wezenlijke bijdrage vormden aan de vergroting van de slavenpopulatie. Daardoor werden zij als een winstgevender investering beschouwd. Dit had als vanzelfsprekend gevolg dat op den duur naar verhouding meer vrouwelijke slaven werden geïmporteerd, al bleven mannen altijd in de meerderheid. Blanke vrouwen werden voorraan gekenmerkt als te delicaat voor het zware werk. Vervolgens werd beweerd dat ze ook bang waren voor de zwarte sekse, op grond van hun hoogstaande moraal en puurheid. Dit werd wel geweten aan de angst voor de hyperseksualiteit van de neger (Van Lier 1977: 55). Dat het heel normaal werd gevonden dat plantersvrouwen tijdens veilingen de genitaliën van mannelijke slaven inspecteer- | ||||||||||||||
[pagina 315]
| ||||||||||||||
den, had niets met deze moraal te maken, maar eerder met economische overwegingen. Per slot van rekening moesten ze de beste, sterkste en meest viriele slaaf selecteren. Daarnaast werden blanke vrouwen binnen de beeldvorming volledig ontdaan van enige seksuele begeerte en passie. Ook de armen onder hen werden ongeschikt geacht voor het zware veldwerk op de plantage; zij kregen steeds meer posities binnen het huishouden en stegen zo op de sociale ladder. De blanke vrouwen werden vervolgens exclusief bestemd als huwelijkskandidaat voor de blanke planters. Hun werd bij wet verboden relaties met zwarte mannen aan te knopen. Al naargelang de slavenmaatschappij evolueerde, werd de rol van ras en gender steeds belangrijker voor de sociale controlemiddelen die werden opgelegd vanuit de blanke mannelijke elite. Anders geformuleerd: de huwelijkswetten veranderden naarmate de gemeenschap meer en meer raciaal geordend en raciaal divers werd (Stoler 2006: 30). De nieuwe wetten bepaalden dat bij de ontdekking van een seksuele verhouding met een blanke vrouw, zwarte mannen gestraft konden worden met castratie, verminking of zelfs executie. Ondanks de nieuw uitgevaardigde wetten in de Engelse koloniën speelden deze zaken nog wel. In 1739 spande een zekere Manning op Jamaica een scheidingszaak aan tegen zijn vrouw, Elizabeth Moore-Manning. Zij werd ervan beschuldigd diverse seksuele relaties te onderhouden, ook met zwarte mannen op de plantage. De bewijzen, aangevoerd door een aantal getuigen, wezen erop dat mevrouw Manning een nymfomane was (Shepherd 1999: 22). Deze zaak groeide uit tot een ware soapopera waarin ieder zijn zegje wilde doen. Ook op de Franse Antillen voerde het gouvernement vanaf het begin van de kolonisatie (bijvoorbeeld rond 1625 op Saint Cristophe) witte vrouwen in als engagées, vergelijkbaar met de indentured servants op de Engelse eilanden. Deze vrouwen hoefden hun werkcontract niet uit te dienen vanaf het moment dat ze zich verloofden. Vaak kocht een kolonist het contract van een vrouw af om met haar te kunnen trouwen (Moitt 2001: 11). De auteur geeft aan dat deze engagées, meestal jonge meisjes uit het armenhuis, relaties aangingen en trouwden met zowel blanke als - minder frequent voorkomend - zwarte mannen. | ||||||||||||||
Ante bellum AmerikaAan het einde van de negentiende eeuw werden in de Verenigde Staten op grote schaal negers gelyncht vanwege veronderstelde betrekkingen met blanke vrouwen. Mede onder invloed van de beeldvorming over de vroegere en huidige situatie in de Verenigde Staten, veronderstellen we dat relaties tussen zwarte mannen en witte vrouwen uit den boze waren, zeker in de koloniën in het Amerika van voor de Revolutie (1775-1783). Maar niets blijkt minder waar voor het Ante Bellum. In de zeventiende eeuw woonde bijvoorbeeld in Northampton County een kleine enclave | ||||||||||||||
[pagina 316]
| ||||||||||||||
van met witte vrouwen getrouwde vrije zwarte Afrikanen (Brown 1996: 195). Martha Hodes heeft uit de archieven een groot aantal van deze relaties kunnen destilleren en vastgelegd in haar studie White women, black men; Illicit sex in the nineteenth-century South (1997). Diverse andere wetenschappers onderzochten deze materie.Ga naar voetnoot9 In verschillende staten werden officiële huwelijken gesloten, soms aangestuurd door de slaveneigenaars zelf. Zo is er een geval bekend van ene Lord Baltimore, die zijn werkneemster Irish Nell uithuwelijkte aan de slaaf Butler om slavenkinderen te produceren. Hun nakomelingen spanden een rechtszaak aan, die echter werd afgewezen op grond van het feit dat Nell een slavin zou zijn geweest. In 1787 diende Mary Butler een petitie in die zij wel won, omdat haar overgrootmoeder weliswaar slavin geweest was, maar ze was ook blank (Woodson 2000: 45). Het huwelijk van Nell en Butler zou waarschijnlijk in de vergetelheid zijn geraakt als hun nakomelingen niet voor hun - wetmatige - vrijheid hadden gevochten en de processtukken daarom waren opgetekend. Elke Amerikaanse staat had een andere wetgeving, die min of meer werd bijgesteld naarmate de dreiging van te veel ongereguleerde geboorten van mulattenkinderen groeide (Bardaglio 1999: 131). In de Verenigde Staten staat dit verschijnsel te boek als miscegenation. Dit woord is te traceren naar de Latijnse oorsprong van miscere, ofwel vermengen, en genus, dat ras betekent. Aldus ontstaat rasvermenging; in de praktijk gebracht door seksuele betrekkingen tussen blank en zwart. In de Verenigde Staten is deze term in 1864 voor het eerst vastgelegd als titel van een pamflet bedoeld om raciale haat aan te wakkeren: Miscegenation; The theory of the blending of the races applied to the American white man and negro. Dit anoniem uitgegeven pamflet, later toegeschreven aan D. Croly, beargumenteerde dat interraciale seks fysieke vrijheid zou verschaffen aan zwarten en seksuele vrijheid aan beide rassen. En wel specifiek aan blanke vrouwen, die daardoor een uitlaatklep voor hun geheime passie voor zwarte mannen zouden hebben (Saks 2000: 64). Natuurlijk is ‘miscegenation’ een objectieve term, die echter door de reacties op gemengde relaties binnen de wetgeving en de literatuur een zeer negatieve connotatie heeft gekregen. Volgens Bardaglio (1999) waren de vroege wetten er vooral op gericht het seksuele gedrag van blanke vrouwen in te perken. In 1664 wilde de wet in Maryland ‘zulke schandalige verbintenissen ontmoedigen omdat diverse vrij geboren Engelse vrouwen hun conditie vergaten en tot schaamte van de natie met negerslaven trouwden’. De wetgevers bepaalden als strafmaat dat de vrouw in kwestie de eigenaar van haar echtgenoot moest dienen tot de slaaf stierf. In de staat Virginia werd in | ||||||||||||||
[pagina 317]
| ||||||||||||||
1662 de eersre wet met betrekking tot rassenvermenging afgekondigd. Op vleselijke gemeenschap tussen blank en zwart stond tweemaal de straf die was bepaald voor onwettige gemeenschap tussen twee mensen van gelijk ras. Maar veel belangrijker was de bepaling dat eventuele kinderen, geboren uit een dergelijke onwettige verbintenis, de wettelijke staat van de moeder zouden volgen, in plaats van die van de vader (partus sequitur ventrem in plaats van partus sequitur patrem). Aldus week men af van de wetgeving in Engeland. De blanke rechtsmakers verzekerden zich er op deze manier van dat hun eigen gekleurde nakomelingen voortaan bij de slavenpopulatie geteld zouden worden. Ruim 300 jaar na deze eerste wet op vermenging van de rassen werd in 1967 in Virginia de wet op miscegenation onconstitutioneel verklaard en afgeschaft (Bardaglio 1999: 114, 138). | ||||||||||||||
Vervolg in SurinameRond dit beladen onderwerp bleef het lange tijd stil in Suriname, tot 1886. Maria Lenders maakt gewag van een huwelijk dat toen in Paramaribo veel opschudding veroorzaakte. In Duitsland was Adolf Hongerbron, de zwarte pleegzoon van het Duitse zendelingenechtpaar Jensen, getrouwd met Suzanna Sessing, een nicht van zuster Jensen. Ook in Duitsland was er veel weerstand tegen deze verbintenis. Broeder Kersten schreef: De mensen hier begrijpen immers niet dat een Europese uit edele motieven met een neger kan trouwen; zij denken dadelijk aan de laagste beweegredenen alsof het om geld gaat of dat het een ziekelijke neiging is om een man te krijgen. Dat een Hernnhutter zuster zoiets kan doen komt als een smet op al onze zusters neer (Lenders 1996: 352). De menigte die het paar bij aankomst in Suriname opwachtte, joelde hen uit. Gezien de reacties binnen de Surinaamse gemeenschap was dit een gebeurtenis die zeker als heel bijzonder werd ervaren. Na een periode van geroddel ging men over tot de orde van de dag en werd het relatief stil rondom het paar. In ‘De vier hoekpunten van het creoliseringproces’ erkent de Curaçaose auteur Frank Martinus Arion dat dit soort relaties er nog steeds bekaaid afkomen. Het taboe op openlijke seksuele toenadering van een zwarte man naar een blanke vrouw is niet opgeheven (Martinus Arion 2004: 439). En gevallen waarin blanke vrouwen het opnemen voor zwarte mannen of toenadering tot hen zoeken, het lijkt alsof die alleen in de literatuur voorkomen. Volgens Martinus Arion is er tussen het verschijnen van Oroonoko, or the royal slave van Aphra Behn (1699) en De stille plantage van Albert Helman uit 1931 maar bitter weinig veranderd. Helman herschrijft de roman tot De laaiende stilte (1953) en pas hier durft Agnes een liefdesband aan te gaan met de slaaf Isidore. | ||||||||||||||
[pagina 318]
| ||||||||||||||
Link: Adolf Pietje Hongerbron wiens huwelijk met Suzanne Sessing veel opschudding veroorzaakte; ABUH: Suriname
| ||||||||||||||
[pagina 319]
| ||||||||||||||
Een overzichtDe situatie in Suriname was - zoals we zagen - als volgt: seksuele relaties tussen witte mannen en zwarte of gekleurde vrouwen werden getolereerd, relaties tussen witte vrouwen en zwarte mannen waren uit den boze. Op de Britse en Franse eilanden was dit niet het geval. Ook in de Amerikaanse koloniën werden deze relaties aanvankelijk niet in alle staten verboden. Blanke vrouwen speelden een marginale rol in de slaveneconomie. Zwarte en gekleurde vrouwen waren in economisch opzicht veel belangrijker, omdat zij door het baren van slavenkinderen bijdroegen aan de continuïteit van het slavernijsysteem. Witte vrouwen werkten niet op de plantages. Hun rol was beperkt tot die van moeder. De enige mogelijkheid om blank patriarchaat te koppelen aan zwarte slavernij zonder grote wettelijke tegenstrijdigheden te creëren, was het aantal geboorten van gekleurde kinderen uit witte moeders strikt in te perken. Dit was precies de reden waarom de seksuele vrijheid van wirte vrouwen werd ingekapseld en de seksuele exploitatie van zwarte vrouwen als een ‘normaal’ verschijnsel werd gepropageerd. Gewoonlijk wordt binnen de historiografie aangenomen dat blanke mannen de blanke vrouwen afschermden van zwarte mannen om hen te beschermen als symbool van morele schoonheid en ideale huishoudelijkheid. De afhankelijke positie van de vrouw in de westerse cultuur ten opzichte van de man deed het bijzonder pijnlijk schijnen om haar afhankelijk te zien van een lid van een ‘minderwaardige’ groep. Deze beeldvorming is de onderliggende oorzaak van stereotiepe afschilderingen van het pure leven van de witte vrouw en de houding van blanke mannen in de ontwikkeling van de patriarchale ideologie. Hier ging het echter niet om het ras. Veel meer ging het erom de ratio, de grootte van de vrije, gekleurde groep in de samenleving te beperken. Blanke vrouwen zouden anders een gemakkelijke weg naar vrijheid vormen voor het nageslacht van de slaven. | ||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||
[pagina 320]
| ||||||||||||||
| ||||||||||||||
[pagina 321]
| ||||||||||||||
| ||||||||||||||
[pagina 322]
| ||||||||||||||
Hilde Neus is werkzaam bij de Stichting Surinaams Museum in Paramaribo en schrijft voor de literaire pagina van De Ware Tijd. |
|