van maatschappelijk welzijn en welvaren, waarander uiteenlopende velden vallen als de rechrshandhaving, openbare financiën, onderwijs en gezondheidszorg. Dit zou de westerse norm dienen te zijn en niet die van de onafhankelijke eilanden in het Caraïbisch gebied.
Hoe bizar dit ook mag klinken, tot nu toe is het accepteren van die westerse, norm binnen het Koninkrijk nooit uitgesproken. Integendeel, tot nu toe dient de ‘Caraïbischse context’ als referentiepunt - en bij onafhankelijke landen als Haïti en Dominica steken de eilanden altijd gunstig af! Tegelijk staat het buiten kijf dat het op het microniveau van de eilanden ontbreekt aan de capaciteit om die westerse normen voor voorzieningen zelfstandig te realiseren en te onderhouden.
Er is geen enkele reden om aan te nemen dat autonomie de twee doelen zal weten te realiseren. Integendeel, de autonomiegeschiedenis van de afgelopen decennia zet de realisatie ervan steeds verder weg. Al diegenen die zich vanaf de eilanden in Nederland hebben gevestigd - en dat is ongeveer de helft van alle Antillianen - kozen reeds voor integratie in het grotere geheel, Nederland, en voor het daarbij horende welzijns- en welvaartsniveau. De K3 volgen schoorvoetend maar doelgericht. De andere eilanden hebben zich tijdelijk geparkeerd op een tussenstation, maar - indien niet voor onafhankelijkheid wordt gekozen - het spoor kent slechts één eindbestemming: imegratie.
Nederland is echter bovenal de entiteit die eindelijk eens zou moeten kiezen voor de optie van integratie. Waar Nederland decennia terug nog precies wist wat er op de lange termijn diende te gebeuren met de laatste resten tropisch Nederland, is nu een zielloze leegte waarneembaar. Suriname heeft mede aan die toenmalige bezieling zijn onafhankelijkheid te danken. Nu hebben de Antillen en Aruha mede aan die zielloze betrokkenheid hun dronken gezwalk te danken.
Nederland heeft vooralsnog geen langetermijnvisie en danst als een King of Carnival mee in de optocht die een lange reeks potsierlijk versierde bestuurswagens en niet minder potsierlijk dansende bestuurders met zich meebrengt. Er dreigt van alles en nog wat op ons af te komen aan gouverneurs, premiers, ministerraden, parlementen, gevolmachtigde ministers, quasi-burgemeesters, quasi-gemeenteraden, kantoren en staven van de verschillende geledingen van het Nederlandse ministerie van Justitie die de ‘op maar te snijden’ wetgeving en de rechtshandhaving moeten verzorgen voor zes eilanden, voor Landen die geen Landen zijn, voor gemeentes die af en toe geen gemeentes zijn en zowel bij Curaçao als bij Noord-Holland (of Friesland) horen, maar ook een beetje hij elkaar en bij Nederland en het Koninkrijk en misschien ook in Europa maar soms ook in de Cariben en Ladills Amerika liggen...
Geen van de betrokken actoren zal menen dat de beoogde bestuursconstructies - zo überhaupt al in de praktijk te realiseren - zullen leiden tot slagvaardiger besluitvorming en efficiënter samenwerken ten behoeve