Michiel van Kempen
In Memoriam Surianto (1937-2006)
Op 17 niaart 2006 overleed in Paramaribo na een ziekbed van enkele weken de dichter, musicus en politieke activist Surianto. Hij was niet de allereerste dichter van Javaansen huize die poëzie schreef, maar hij is wel de eerste geweest die niet een duidelijk cultuurpolitieke bedoeling een aantal bundels met werk in het Javaans (en het Nederlands) uitbracht.
Surianto werd als Ramin Jozef Hardjoprajitno geboren op 23 december 1937 op de Désa Lasmborek (Plantage Johannesburg) aan de rechteroever van de Commewijnerivier. Zijn vader was geboren op Midden-Java en behoorde tot de voorlaatste groep Javaanse immigranten. De zoon volgde het mulo, later een Middelbare Ambtenarenopleiding aan de Universiteit van Suriname en een Correspondence Course van de New Yorkse United States School of Music met als hoofdvak viool. Vijftien jaar leidde hij de dansorkesten Suara Istana en Irama Asli; aan huis gal hij muzieklessen en hij speelde eerste klarinet in harmonieorkest De Trekkers. Hij was werkzaam in verschillende administratieve banen - laatstelijk bij hel Academisch Ziekenhuis vervulde verschillende functies in het verenigingsleven en verzorgde radioprogramma's.
Zijn eerste gedicht verscheen in maart 1984 in het tijdschrift Cikal; het heette ‘Penriman’, Dankbaarheid. Uit de samentrekking van de Javaanse woorden surya (zon) en ianto (van ontong, bloem en vruchtbeginsel van de pisangboom) had Hardjoprajitno zijn dichterspseudoniem Surianto geformeerd. In 1986 kwam zijn debuutbundel Aruming melathi (De geur van melatie) uit, de eerste Surinaamse bundel met niet-orale poëzie in het Javaans, voorzien van Nederlandse vertalingen van de hand van de dichter zelf. Aruming melathi was de eerste bundel die de Surinaamse Javanen in hun geschiedenis van contractmigratie en culturele eigenheid én als eigentijdse en zelfbewuste Surinamers neerzette. De aangesproken personen konden alle Surinaamse Javanen zijn, al waren het vaak vrouwenfiguren: Sumini, Sumi, moeder. De poëzie wilde een dam opwerpen tegen de teloorgang van de Javaanse cultuur in Suriname.
Als startschot van een dichterscarrière was Aruming melathi echter niet onomstreden. In zijn metaforen had Surianto al te opzichtig leentjebuur gespeeld hij zijn oudere confrère Shrinivási; later verklaarde hij dat hij dat als een eerbetoon bedoeld had. Bovendien stuitte Surianto's Javaans op veel weerstand bij de taalactivisten die zich sterk maakten voor de eigen Surinaamse variant van het Javaans. Hij zei daar zelf over in Woorden die diep wortelen (1992: 273): ‘Ik maak een blend, een ver-