OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 24
(2005)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 96]
| ||||||||||||
Sylvia M. Gooswit
| ||||||||||||
[pagina 97]
| ||||||||||||
dit bombardement van schoonheidsproducten die succes in liefde en werk beloven, te kunnen weerstaan. Met deze kennis ging ik op onderzoek uit. Dit artikel is het resultaat hiervan. Na een inleidende schets van de sociaal-maatschappelijke situatie van Javanen in de periode van toenemende emigratie naar Suriname, wordt ingegaan op de waardering van de eigen huidkleur. Tenslotte komen de veranderingen ter sprake die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan, zowel op Java als in Suriname. | ||||||||||||
Midden-java 1900-1940Aan het begin van de 20e eeuw, wanneer de immigratie van Javanen in Suriname goed op gang komt, voornamelijk uit dorpen in Midden-Java, begint in Indonesië de emancipatie van mannen van vooral de lagere adellijke families handen en voeten te krijgen. Een factor van betekenis hierin is de mogelijkheid om een westerse opleiding te volgen en bijvoorbeeld Indisch dokter, onderwijzer of advocaat te worden. De hoge adel voelt niet veel voor vergroting van op westerse leest geschoeide kennis. Ze hebben een goed leven. Hun kostje, gebaseerd op de adat,Ga naar voetnoot2 is vooralsnog gekocht. Hun hoge status in de traditionele Javaanse samenleving wordt niet betwist en de koloniale overheid heeft hen, de voor ‘inlanders’ gereserveerde, hogere administratieve posities toegewezen. De lagere adel echter moet voor de lagere overheidsbanen concurreren met Indo-Europeanen en in Indonesië geboren Europeanen (sinjo's), die de buffer vormden tussen de koloniale Nederlandse top en het Indonesische volk. Deze ‘strijd’ voltrekt zich voornamelijk in de stedelijke gebieden. Cultureel en religieus tekent zich tegelijk met de emancipatie een morele herbewapening af.Ga naar voetnoot3 Verenigingen die de Javaanse cultuur en de islamitische godsdienst op een hoger peil willen brengen doen van zich horen en bezorgen de koloniale overheid kopzorgen (Van Niel 1984: 56-62, 90, 92). Later krijgen deze organisaties een nationalistisch karakter. Niet het feit dat er verenigingen zijn is uniek, maar het feit dat ze op westerse manier georganiseerd zijn is nieuw. Dat wil zeggen formeel vastgelegd in statuten (Van Niel 1984: 56). Dorpsbewoners, dat wil zeggen negentig procent van de bevolking, merken nauwelijks iets van deze maatschappelijke veranderingen (Van Niel 1984: 16 e.v.). Zij hebben het te druk met de dagelijkse zorgen van het overleven. Bovendien komen ze nog weinig in aanraking met de stedelijke groepen, nog minder met de adel. In deze periode voert Raden Adjeng KartiniGa naar voetnoot4 een jarenlange briefwisseling (meer dan honderd brieven) met haar vriendin mevrouw Abendanon- | ||||||||||||
[pagina 98]
| ||||||||||||
Mandri.Ga naar voetnoot5 Het ging R.A. Kartini voornamelijk om de emancipatie van (adellijke) meisjes door formele scholing. Het verkrijgen van een witte huid was voor de emanciperende groepen gericht op betere scholing, niet de meest voor de hand liggende optie. Slechts in één brief (Kartini 1987: 155) schrijft R.A. Kartini over adellijke kinderen met een lichte huid. Zou ze een blanke huid bedoelen? Om de vraag te kunnen beantwoorden is het zaak de traditionele opvatting van een mooie huidkleur volgens Javanen uit Midden-Java te achterhalen. De opvattingen over huidkleur gelden natuurlijk ook voor de Javaanse contractarbeiders die naar Suriname gingen. | ||||||||||||
Goudgeel, een koninklijke kleurMidden-Java kent twee vorsten- en twee prinsdommen,Ga naar voetnoot6 elk duidelijk aanwezig zowel in de topografie, als in het sociaal-geografische en het cultureel-maatschappelijke landschap van Midden-Java. Dit alles geconcentreerd in en rond de kraton, het vorstelijk respectievelijk prinselijk paleis. De traditionele rituele kleur van vorsten en prinsen, maar ook van hun onderdanen is goudgeel. Dit komt tot uiting tijdens rituele feesten en andere openbare gelegenheden. Bij het betreden van de plaats waar een belangrijke gebeurtenis zal plaatsvinden treft men de kleur geel al bij de toegangspoort (gapura) aan. Deze wordt op zijn minst opgetuigd niet jonge bladeren van de kokospalm, die een gelige kleur hebben. De vorst is voor Javanen het voorbeeld dat nagevolgd moet worden: hij staat immers het dichtst bij de Goden. Niet alleen zijn gedrag, ook zijn uiterlijk dient als voorbeeld (Geertz 1960: 6, 231 e.v.; Mulder 1975: 65). De Midden-Javaanse vorsten en prinsen en andere leden van de adellijke families zien er wat huidkleur betreft niet afwijkend uit van de rest van de bevolking. Adellijke vrouwen echter die van oudsher in het kratoncomplex wonen, vertonen zich niet veel buiten de kratonmuren. Hun activiteiten spelen zich voornamelijk binnenshuis af. Beroemde batiksters onder de adellijke dames zijn het onbedoelde gevolg hiervan (zie ook Veldhuisen-Djajasoebrata 1984: 93, 95). Het valt dus niet te verwonderen dat deze dames door gebrek aan zonlicht opbleken. Alleen daardoor al ontstaat verschil in kleur tussen adel en gewone burgers.Ga naar voetnoot7 | ||||||||||||
[pagina 99]
| ||||||||||||
Voor beide groepen echter geldt traditioneel de kleur goudgeel als de mooiste lichte huidkleur voor Javanen. Sinds jaar en dag worden de lichamen van wayang poppen die adellijke personen uitbeelden goudgeel geverfd. De kleur van het gezicht van een wayang pop kan behalve goudgeel ook rood en zwart zijn en in zeldzame gevallen wit (Kats 1984: 8-22). Met een rood, zwart en wit gezichtGa naar voetnoot8 worden gemoedstoestanden, zoals boosheid, ergernis en in zichzelf gekeerd zijn, uitgebeeld. Een witte wayang pop (lichaam en gezicht) behoort niet tot het poppenarsenaal van de Pandawacyclus, gebaseerd op verhalen uit de Mahabaratha. Een dergelijke pop beeldt of een orang belanda (Hollander) uit, meestal met grote ronde ogen en een enorme neus of de pop is gemaakt voor verkoop aan toeristen. In de Ramayana cyclus daarentegen wordt Hanuman de apenkoning geheel wit geverfd. Hij staat symbool voor sluwheid en vindingrijkheid. De goudgele kleur wordt niet alleen toegepast bij het verven van wayang figuren, ook in het gewone leven wordt deze kleur gebruikt voor het schminken van de niet met textiel bedekte huid. Dit is het geval bij een bruiloft. Zowel bruid als bruidegom worden traditioneel met atal opgemaakt door de dukun manten (specialist in het opmaken van bruidsparen). Zij zijn op deze dag koning en koningin. Atal is een geelkleurige pasta gemaakt van een mengsel van kunirGa naar voetnoot9, zeer fijn rijstmeel of talkpoeder en water (zie ook Geertz 1960: 57).Ga naar voetnoot10 Een andere gelegenheid waarbij atal gebruikt wordt, is bij het ritueel van de zevenmaandse zwangerschap, mitoni en verder tijdens de ceremonie wanneer een baby zeven maanden oud is en ritueel voor de eerste keer in aanraking komt met de aarde. Koentjaraningrat noemt dit ritueel tedak siten; Geertz noemt het pitonan (Koentjaraningrat 1985: 358; Geertz 1960: 50).Ga naar voetnoot11 Een jongen die besneden zal worden, ondergaat dezelfde behandeling (zie ook Geertz 1960: 52). Alle traditionele uitvoeringskunstenaars zoals jaran képang dansers (paarddansers), ludrug en cabaret acteurs smeren zich in met atal voordat de voorstelling begint, ook de lèdèk, danseres tijdens een tayup, en serimpi danseressen maken hiervan gebruik (Gooswit 1988: 90; Gooswit & Karijopawiro 1997: 54). Atal is bij uitstek een rituele schmink. Het heeft op zijn minst drie functies: als make-up, als ritueel reini- | ||||||||||||
[pagina 100]
| ||||||||||||
gingsmiddel en als bescherming tegen kwade geesten. Bij een jarang képang opvoering wordt nog een aantal functies toegevoegd: ‘als bescherming tegen “plankenkoorts”, als betoveringmiddel om tijdens de opvoering mooi over te komen ook al is de realiteit anders en als tegenmiddel tegen de “verboden” die de geesten het publiek opleggen’ (Gooswit 1988: 90) Het prepareren van en vaak ook het insmeren met atal wordt door een dukun (specialist in rituele zaken) gedaan. | ||||||||||||
Surinaamse omstandighedenIn Suriname wonen Javanen aanvankelijk geïsoleerd. Ze hebben wel kennis genomen van de van hen uit gezien donkere mensen, nazaten van Afrikaanse slaven en van Hindostaanse contractarbeiders, maar die maken geen deel uit van het privé leven van Javanen op de plantages. De contacten spelen zich af op werkniveau en op school (Blankensteyn 1923: 264; Helman 1978: 225). Meisjes blijven van school weg omdat zij de confrontatie noch met de zwarte medeleerlingen, noch met de zwarte onderwijzer aankunnen. Maar ook een ontmoeting met witte mensen is angstaanjagend: ‘In oorlogstijd reden hier veel witte militairen in jeeps rond. Mijn zus en ik liepen een keer 's morgens vroeg op straat en toen zagen wij een jeep aan komen rijden. Er zaten witte militairen in. Van schrik sprong ik het kanaal in en trok mijn zus mee. Ik was erg bang en ik kon nota bene niet zwemmen’ (Gooswit 1988: 76). De vrouw die deze woorden spreekt is drie jaar voor de oorlog 1940-1945 geboren en is dan zes, zeven jaar oud. Witte mensen waren dus een relatief onbekend verschijnsel in Suriname (Helman 1978: 284). Degenen die wel contact hebben met Javanen zijn Chinezen. Chinese winkeliers hebben vooral in de immigratieperiode al gauw Javaanse vrouwen als levenspartner. Javaanse mannen echter zijn aanvankelijk niet zo gecharmeerd van niet-Javaanse vrouwen. Na de oorlog van 1940-1945, de contractperiode is dan voor alle Javanen teneinde, beginnen ze hun vleugels heel voorzichtig uit te slaan. Ze ondervinden nu duidelijker de discriminatie door niet-Javanen, met name door de Creoolse groep. De discriminatie is niet gebaseerd op hun huidkleur, maar op hun beperkte scholing en hun lage maatschappelijke status (Suparlan 1976: 85, 88, 115-117). In de jaren zeventig/tachtig van de twintigste eeuw zijn de deprivatie gevoelens op de achtergrond geraakt door toegenomen scholing en verbetering van de maatschappelijke positie. De goudgele kleur als koninklijke kleur is onverminderd van kracht gebleven in Suriname: het kleurgebruik bij wayang poppen die in Suriname gemaakt worden, is niet veranderd. Atal wordt nog steeds gebruikt bij huwelijken (zie afbeelding 1), besnijdenissen, bij pasgeborenen en peuters, bij tayup en jarang képang (zie afbeelding 2). Ten opzichte van de andere groepen vinden Javanen zich wat kleur betreft mooier (zie ook Derveld 1982: 109, 114; Suparlan 1976: 92, 93, 99). Echter, op de vraag van Derveld in de jaren tachtig van de vorige eeuw welke bevol- | ||||||||||||
[pagina 101]
| ||||||||||||
kingsgroep de Javanen van Tamanredjo de mooiste vinden, komen Europeanen op de eerste plaats, Javanen op de tweede, daarna Chinezen. Ook andere groepen steken hun waardering voor vooral Javaanse vrouwen niet onder stoelen of banken getuige deze omschrijving: ‘De vrouwen vertonen een frêle bouw. Het opvallende rood van de lippen is meestal gevolg van het kauwen op sirih-pitten. Zij hebben over het algemeen kleine ronde borsten; verslapping van de buikspieren komt, ook bij de multiparae, weinig voor. Met een lichte heupknik, die bij het lopen onmiddellijk gecorrigeerd wordt tot een sierlijk opgerichte gang, dragen zij hun jongste kind in een slendang (sling) op het heupbeen...’ (Helman 1978: 38). 1. Schminken van de bruid met atal
2. Gebruik van atal bij jarang képangdansers
Dat er wel degelijk onderling op kleur gelet wordt binnen de Javaanse samenleving getuigt de vrees van vrouwen dat zij een donker kind ter wereld zullen brengen. De kans is groot dat een donker getint kind bespot wordt en met een scheldnaam zijn/haar jeugd moet doorbrengen. Scheldnamen als Jiteng (donker), Angus (houtskool) of Tir (teer) hoeven niet nader verklaard te worden. Een scheldnaam voor een donkergetint Javaans meisje is Sireng, (zwartje) tegen wie dikwijls gezegd wordt: ‘Sireng, ga jij maar achter zitten’. Als dat vaak genoeg gezegd wordt, neemt Sireng op den duur als vanzelfsprekend achterin plaats. | ||||||||||||
Suriname anno 2005Een veel gebruikt huismiddel om de gezichtshuid te reinigen en te laten glanzen is bezinksel van het water waarin rijst gewassen wordt. In Suriname wordt dit ‘rijstwater’ genoemd. Het rijstwater wordt weggezet en de volgende dag wordt het bezinksel als een masker op de huid aangebracht. Het rijstbezinksel wordt soms nog met klabetGa naar voetnoot12 gemengd. Als het masker lang op de huid wordt gelaten, gaat het rijstafval op den duur door gisting een sterke geur verspreiden. Een goede wasbeurt is voldoende om de onaangename geur te verwijderen. Ook zogende moeders smeren hun horsten in met het rijstwater | ||||||||||||
[pagina 102]
| ||||||||||||
bezinksel waaraan klabet en kentyur is toegevoegd (beraskentyur),Ga naar voetnoot13 om te voorkomen ‘dat ze zuur gaan ruiken’. Als het erg warm is worden baby's en kinderen met beraskentyur ingesmeerd. Tegenwoordig wordt in Suriname atal niet uitsluitend door een specialist gemengd. Het mengsel is nu als pasta te koop. Er hoeft slechts water aan toegevoegd te worden. Moderne bruiden (ook op Java: zie Williams 1991: 130, 133) maken bezwaar tegen de gele kleur van atal. Ze vinden de gele kleur ouderwets. De dag voor het huwelijk willen ze zich daarmee nog wel ritueel laten insmeren, maar op de dag zelf geven ze de voorkeur aan een moderne foundationkleur. Een onbedoeld gevolg van deze voorkeur voor moderne make-up producten is de teruggang van het aantal dukun manten. Traditioneel is deze specialist in huwelijkszaken een oudere vrouw van onbesproken gedrag (zie ook Williams 1991: 134). Door de voorkeur voor moderne schoonheidsmiddelen, kunnen tot moderne schoonheidsspecialisten opgeleide jonge vrouwen de traditionele dukun manten vervangen, zowel op Java als in Suriname. Wat deze modern opgeleide vrouwen doen is oppervlakkig. Ze bewerken alleen het uiterlijk, de geestelijke voorbereiding van het bruidspaar laten ze achterwege. Dat kunnen ze ook niet, want zij zijn daarvoor niet opgeleid en ingewijd, aldus een dukun manten op Java (Williams 1991: 134). Surinaams-Javaanse vrouwen hebben geen problemen met hun kleur. Het wordt wel anders wanneer het over het wegwerken van vlekken gaat. Dan wordt wel het advies van schoonheidspecialisten gevraagd of een afspraak gemaakt met de dermatoloog. Javaanse schoonheidspecialisten zijn van mening dat vooral Creoolse en Hindostaanse vrouwen huidbleekmiddelen gebruiken. Ook zijn ze bekend met de nadelige gevolgen van verkeerd gebruiken van huidbleek crèmes waarin hydrochinon zit. Over het algemeen zijn Surinaams-Javaanse vrouwen karig met het gebruik van make-up in het dagelijks leven. Uitgebreide make-up wordt opgebracht voor speciale gelegenheden, voor feesten. Dan wordt heel veel tijd aan lichaamsverfraaiing besteed. Bij een dergelijke make-up horen natuurlijk ook mooie sieraden. Voor zware make-up, elk moment van de dag, moet je bij de Indonesische vrouwen zijn die bij de Indonesische ambassade werken. ‘Make-upé sepikul’ wordt van ze gezegd (sepikul wil zeggen als een last dragen). Een aantal jaren geleden zijn de verenigingen Darma Wanita en Falola opgericht, waarvan zowel Indonesische (van de Indonesische ambassade) als Surinaams-Javaanse vrouwen lid zijn. Laatstgenoemden vinden de Indonesiërs ‘wong apik’ (mooie mensen). Daardoor fungeren de Indonesiërs in Suriname als rolmodel. Het geval wil dat de trends die in Indonesië heersen op het gebied van mode en make-up doorsijpelen naar bepaalde Surinaams-Javaanse kringen via deze Indonesische connectie. Door het aanbieden van Indonesische taal- | ||||||||||||
[pagina 103]
| ||||||||||||
cursussen en door het houden van bazaars, zelfs in Nieuw Nickerie, worden trends uitgedragen. De docenten zijn goed opgemaakte en goed geklede Indonesische vrouwen en goed geklede Indonesische mannen.Ga naar voetnoot14 Het Indonesische merk Mustika Ratu, dat ook huidbleekmiddelen in het assortiment heeft, is in 2003 op de Indramayu beurs in Suriname geïntroduceerd door de firma Sri Abadi.Ga naar voetnoot15 Vooral jonge vrouwen die willen meetellen, schaffen deze producten aan. Het is nog te vroeg om iets zinnigs te zeggen over, dermatologisch gezien, nadelige gevolgen van het gebruik van deze producten in Suriname. Kennelijk breidt het gebruik van huidbleekmiddelen zich snel uit, want de Paramaribo Post van september 2004 wijdt daar een artikel aan. Daarin zegt dermatoloog L. Sabajo dat hij deze middelen ook voorschrijft aan patiënten die hem bezoeken, niet om lichter van huid te worden, maar om donkere pigmentvlekken, in de volksmond ‘weervlekken’ genoemd, op te bleken. | ||||||||||||
ConclusieHet wereldbeeld, de sociale definitie van de werkelijkheid, zowel op Java als in Suriname is aanzienlijk veranderd sinds het begin van de twintigste eeuw. Wereldbeeld en het gedrag dat daarmee samenhangt veranderen in de loop van de tijd door ontwikkelingen die zich voordoen in politieke, sociale en economische omstandigheden (Geertz 1973: 126-141; Eickelman 1981: 85-87). Het bestaan van glossy tijdschriften als Kartika en Kartini in Indonesië die adverteren met dure producten voor het onderhouden of verkrijgen van vrouwelijke schoonheid is een indicatie dat de emancipatie van de Indonesische vrouw, ingezet door Raden Adjeng Kartini in het begin van de twintigste eeuw van de grond is gekomen. Het emancipatieniveau is niet voor alle vrouwen gelijk, maar voor voldoende vrouwen is het zodanig dat zij in staat zijn dit type tijdschriften te kunnen lezen en betalen. Op deze wijze vindt beïnvloeding plaats, en niet alleen door de geadverteerde schoonheidsproducten. In Suriname zijn Javaanse vrouwen individueel aangeworven als contractarbeider. Eigenlijk begint daarmee al een geforceerde emancipatie, die zich met horten en stoten heeft voortgezet. Surinaams-Javaanse vrouwen van wie de voorouders van het platteland van Java afkomstig zijn, hebben zich zodanig geëvolueerd en zijn zodanig geëmancipeerd dat zij anno 2005 op gelijke voet kunnen omgaan met Indonesische vrouwen uit ambassade kringen. En deze ontwikkeling heeft zich in krap vijftig jaar voltrokken. | ||||||||||||
[pagina 104]
| ||||||||||||
In dit artikel is vooral aandacht besteed aan de waardering van de eigen huidkleur bij Javanen op Java en in Suriname vanaf het begin van de twinsigste eeuw, de periode waarin de immigratie goed op gang komt. Een eeuw later worden zowel huidbleekmiddelen, door Surinaams-Javaanse vrouwen die in het circuit van Indonesische vrouwen zijn opgenomen, als moderne make-up artikelen, door jonge moderne Surinaams- Javaanse vrouwen in toenemende mate als schoonheidsmiddel toegepast. Niet alleen de invloed van reclame via massamedia kanalen: tijdschriften, kranten, televisie, video en dvd, maar ook de voortschrijdende emancipatie van steeds beter geschoolde Javaanse vrouwen zowel in Indonesië als in Suriname werkt hieraan mee. Parallel hieraan is de teruggang merkbaar van de toepassing van traditionele make-up vooral bij moderne bruiden. Het ritueel gebruik van atal is nog steeds evident, maar moderne Javaanse vrouwen willen er vlekkeloos uitzien en zullen steeds meer huidbleekmiddelen gaan gebruiken. Het verstandigst is om over het gebruik van deze middelen goede informatie te verstrekken. Het is misschien ook opportuun om de goedkopere beproefde huismiddeltjes die een goed resultaat geven te propageren. | ||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||
[pagina 105]
| ||||||||||||
Sylvia Gooswit is cultureel antropoloog, werkzaam als freelance onderzoeker. Zij heeft aan diverse onderzoeken deelgenomen van Studia Interetnica Research (SIR). Zij publiceert onder andere over Javanen in Suriname, voornamelijk in Oso, Tijdschrift voor Surinamistiek. |
|