OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 19
(2000)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 93]
| |||||||||||||
John Leefmans
| |||||||||||||
InleidingIk wil niet nalaten vooraf enige vragen op te werpen, zonder er antwoord op te geven. Mijn eerste vraag is natuurlijk: Wat bepaalt of ‘klassieke muziek’ Surinaams is? Het is een type vraag die ook in de letterkunde wel gesteld wordt, maar dan ten opzichte van wat iets maakt tot Surinaamse letterkunde. Puristen stellen soms dat lieden als Albert Helman en Rudi van Lier daar niet of nauwelijks toe gerekend mogen worden, omdat dit, hoewel inheemse, dan toch koloniale schrijvers waren, die door de ogen van de kolonisator keken. Nog een vraag dan: Is ‘Surinaams’ alleen wat door onszelf en anderen als duidelijk ‘Surinaams’ ervaren wordt, omdat er zoveel Surinaamse woorden en uitdrukkingen in staan, of, in de muziek: omdat er bekende Surinaamse ritmen en motiefjes in gebruikt zijn? Als u stelt: ja, alleen als het voor mij, luisteraar, duidelijk herkenbare Surinaamse elementen bevat, is het Surinaamse muziek, dan staat u aan de kant van die Nederlandse muziekcriticus die na een van onze klassieke concerten teleurgesteld in zijn krant berichtte, dat hij wel verwantschappen met Schubert en Poulenc kon ontdekken, maar niets ‘typisch Surinaams’. En inderdaad, iemand die zo redeneert, en ijverig in de muziek van onze klassieke componisten speurt naar motiefjes of thema's die hij van Max Woiski en Lex Vervuurt heeft geleerd, maar het niet zou wagen ten aanzien van muziek van Badings of De Leeuw of Van Wassenaar te beweren dat die niets ‘typisch Nederlands’ hebben, zo iemand moet ik teleurstellen. Nog niet zo lang geleden was er ook een museumdirecteur, die nogal teleurgesteld vaststelde dat wat de Surinaamse schilders hadden geproduceerd ‘...een traag in de modder vastgelopen variant is op de Nederlandse schilderkunst...’. Voor wie de universaliteit van de kunsten op die wijze ontkent, of de Surinamers de toegang tot de Westerse cultuur wil ontzeggen, zal de Surinaamse schilderkunst, een groot deel van onze klassieke muziek en onze letterkunde, een teleurstelling blijken. Volgens die redenering hebben wij kennelijk een te laag gehalte aan Dvorák, Gershwin, Rodrigo, Gauguin of Guayasamín. Ik wil niet nalaten daartegen aan te voeren, dat Suriname een creatie is van een Westerse natie, die onwillekeurig, door overplanten van elementen uit de eigen (nota bene dominante) cultuur, daarmee het land, ware het gedeeltelijk, binnen die kultuur getrokken heeft; net zoals dat gebeurde in de Verenigde | |||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||
Staten, Canada, Australië, Nieuw Zeeland, Martinique, Trinidad, Cuba, Argentinië, Chili en Uruguay, door de daar dominante culturen. Maar dan zit ik nóg met mijn vraag: Wat is Surinaams? Is de muziek geschreven door een immigrant die jong naar Suriname kwam en Suriname voortaan zijn thuis noemde wel Surinaamse muziek? En is de componist die in Suriname geboren is, maar al vroeg wegtrok en in zijn muziek niets heeft dat wij als typisch Surinaams kunnen herkennen, is dat toch een Surinaams componist te noemen? Ik geef u in ieder geval, zoals beloofd, de stand van zaken in het onderzoek:Ga naar eind1. | |||||||||||||
Johannes Nicolaas Helstone (1853-1927)Midden in Paramaribo staat op het Kerkplein een monument ter nagedachtenis van de ‘Musicus J.N. Helstone’, een monument dat na jaren activiteit van verschillende comité's en particulieren tenslotte op 11 januari 1948, de 95e geboortedag van Helstone, werd onthuld door de toenmalige gouverneur Brons. Het monument werd financieel mogelijk gemaakt door bijdragen van vele Surinamers overal ter wereld. Men zou dan ook verwachten dat leven en werk van deze Surinaamse componist in Suriname algemeen bekend zijn en dat er geregeld werk van zijn hand wordt uitgevoerd. In die verwachting wordt men teleurgesteld. Nicodemus Johannes Helstone, die zich Johannes Nicolaas noemde, werd geboren in de Herrnhutter zendingsplaats Bergendal in het toenmalige district Boven-Suriname. De Herrnhutter zendelingen merkten al gauw dat het jongetje veelbelovend was en zonden hem op veertienjarige leeftijd met nog vijf anderen naar de stad om daar tot onderwijzer opgeleid te worden. Van 1868 tot 1872 volgde Helstone de opleiding van de E.B.G. met succes. In 1869 kwam op de ‘Centraalschool’ van de E.B.G. het Duitse echtpaar Williger aan, beiden musici, waarvan de man bovendien een bekwaam componist moet zijn geweest. Dit echtpaar ontdekte de gaven van Helstone en gaf hem belangeloos muzieklessen. Reeds na een jaar moest Williger terug naar Europa wegens zijn gezondheid, waarna Helstone lessen volgde bij Heyde, oud-zendeling, drukker en leider van een bazuinkoor. Deze Heyde was zó verrast met het talent van de jonge Helstone dat hij er alles aan gedaan heeft om de jongen een verdere muzikale opleiding te laten ontvangen. Daarom vertrok Helstone in 1880 naar het conservatorium van Leipzig. Hij pakte niet alleen de studie ernstig aan, maar ging in zijn vakanties ook nog werken in orgel- en pianofabrieken om deze instrumenten tot in hun onderdelen te teren kennen. Zijn leraren waren vol lof over hun Surinaamse student. Helstone slaagde voor al zijn examens en al spoedig kon hij terug naar Suriname, waar hij de muzikale leiding voor allerlei evenementen op zich nam. In 1892 vertrok hij weer naar Leipzig en promoveerde daar in 1894 cum laude. Weer keerde hij terug naar Suriname. In 1900 ging hij weer, voor een jaar naar Duitsland en in 1907 is hij er voor de vierde en laatste keer geweest. In zijn laatste levensjaren onderhield Helstone een hechte vriendschap met zijn katholieke vakbroeder, frater Anselmus, redemptorist. Helstone was ongetwijfeld een begenadigd en veelzijdig kunstenaar en een vruchtbaar componist die bijvoorbeeld bij de geboorte van prinses Juliana een mars schreef, maar even goed heeft hij psalmen getoonzet, kindercantates, een mazurka, een toccata en een fuga. In 1899 was er in Suriname een grote brand, later bekend als de ‘La Fuente-brand’. In die brand ging heel Helstone's inboedel, inclusief enkele manuscripten, waaronder dat van de fuga verloren, alsook (de Surinaamse geschiedenis is soms eentonig), zijn twee vleugelpiano's. Dit was wel een heel erg dieptepunt in het leven van Helstone en hij was er zo door geschokt dat de arts hem adviseerde voor her- | |||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||
stel naar Europa te reizen. (Dat was dus de reden van de derde reis.) Helstone's grote triomf moest toen nog komen. In 1906 voerde hij een groot stuk in vier bedrijven op, Het Pand der Goden, door sommigen een opera, door anderen een operette genoemd.Ga naar eind2. Na twee voorstellingen bleek het publiek enthousiast; na de derde voorstelling volgde er een huldiging met een lauwerkrans van het orkest en toespraken van de heer Corsten en de jongeheer Duurvoort jr. De componist/dirigent werd op schouders naar huis gedragen onder begeleiding van een muziekcorps, terwijl men alom ‘Leve Helstone!’ riep. Na de vierde opvoering werd Helstone zelfs met fakkels en de militaire kapel, door honderden omstuwd, in triomf naar Het Park gevoerd en aldaar gehuldigd en onder andere toegesproken door de apotheker W.P. Hering. Het Pand der Goden had in Suriname dus een enorm succes. Later heeft Helstone de totale tekst in het Duits vertaald en in die versie is het herhaaldelijk met succes opgevoerd in Berlijn. Helstone heeft tijdens een van zijn Europese reizen concerten gegeven in Parijs en kreeg er prompt het verzoek een leraarschap aan het Parijse Conservatorium te accepteren. In Wenen bood men hem een plaats als organist aan. Maar hij wenste als een soort zendeling van de muziek terug te keren naar zijn land en leerlingen, waaronder Anton Plet, de legendarische Dario Saävedra, Flora Samuels, en de jong overleden musicus-componist Cor Anijs. Helstone was in Suriname ook muziekleraar op enkele openbare scholen, piano-stemmer, organist van de Lutherse kerk, en mede-oprichter (1921) van het Herrnhutter-Comité dat zich inzette voor de belangen van de Herrnhutter geloofsgemeenschap.Ga naar eind3. Begenadigd met een goede kennis van het Nederlands. Duits, Spaans, Frans en Engels maakte hij uit liefde een studie van het ‘Neger-Engels’ en gaf in 1903 een spraakkunst van deze taal uit.Ga naar eind4. Van het werk van Helstone is in Nederland nooit iets uitgevoerd. Om een opera als Het Pand der Goden uit te voeren, moet men beschikken over een bekwaam en enthousiast koor, een aantal goede solisten, en... kapitaal. | |||||||||||||
Theodoor Neumann Cordua (1864-1911)Van Theodoor Neumann Cordua is vrij weinig bekend. Hij was pianist en componist, werd geboren in Suriname, maar vertrok jong naar Wenen, waar hij reeds op 21-jarige leeftijd erelid moet zijn geweest van het Academisch Muziekgenootschap Richard Wagner. Ook moet hij docent geweest zijn aan het conservatorium van Bern. In 1885 bracht Neumann Cordua een bezoek aan Suriname, waar toen zijn trio voor piano, viool en cello in Thalia ten doop is gehouden, uitgevoerd door de componist en enkele amateurs. Dit trio is in 1994 tijdens een concert georganiseerd door het Surinaams Muziek-Collectief in het Haags Gemeentemuseum ten gehore gebracht door Tan Crone, Evert Derks en Mario Rio. Neumann Cordua is in Venezuela overleden, waarschijnlijk tijdens een tournee.Ga naar eind5. | |||||||||||||
Dario Saävedra (1876-1909) en Flora Samuels (ca. 1890)Van Dario Saävedra en Flora Samuels, broer en zuster, is heel weinig bekend. Flora Samuels moet liederen hebben geschreven, maar enig spoor van die muziek ontbreekt. Haar broer Daniël heeft zich om nog onbekende redenen de zwierige schuilnaam aangemeten van Dario Saävedra. Op voorstel van zijn leermeester J.N. Helstone, is Saävedra naar Leipzig uitgenodigd en heeft het daar tot hoogleraar aan het conservatorium gebracht.Ga naar eind6. Bekend is in ieder geval dat Saävedra als gevierd musicus in 1907 in zijn geboorteland op bezoek kwam en toen zijn verwondering uitsprak over het peil van het koor van de kathedraal: ‘in de gehele West-Indiën’ had hij | |||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||
nergens een koor gevonden ‘dat zich kan meten met dit.’ Bekend is ook dat dit koor toen, trots, tijdens zijn verblijf een aantal moeilijke stukken ten gehore bracht.Ga naar eind7. Van Saävedra is in Nederland nog nooit muziek uitgevoerd. Van zijn zuster Flora Samuels, eveneens een leerlinge van Helstone, al evenmin. | |||||||||||||
Cor Anijs (1891-1926)Anijs was een leerling van Helstone, die nog vóór zijn leermeester overleed. Van Anijs is helaas nog steeds te weinig bekend en zijn composities leken geheel te zijn verdwenen, totdat John Helstone niet lang geleden in Duitsland een exemplaar van een van zijn uitgegeven werken ontdekte.Ga naar eind8. | |||||||||||||
Atma Kenswil (1892-1985)Ook van de Surinaamse componiste Atma Kenswil is zeer weinig bekend, behalve dat zij piano en compositie heeft gestudeerd in Parijs en in Boedapest en later in Utrecht woonde. Na haar overlijden werd door buren iets van haar manuscripten uit de vuilnisemmers op straat gevist, waardoor die bewaard zijn gebleven. Zij moet piano- koor- en orkestwerken hebben gecomponeerd, maar ook kamermuziek en liederen. Bij het concert dat op 10 maart 1996 in de Beurs van Berlage werd georganiseerd door het Centrum Nederlandse Muziek in samenwerking met de VPRO-radio en het Nederlands Philharmonisch Orkest, werd het Praeludium Pacis uit 1946 van deze componiste uitgevoerd door de Nederlandse pianiste Marjès Benoist. | |||||||||||||
Chris Alvares (1901-1994)Christiaan Hermanus Cornelis Alvares werd uit arme ouders geboren in Paramaribo en bezocht aanvankelijk de armenschool. Kennelijk was hij in het R.K. Jongenskoor een van de uitblinkers, want de eigenzinnige en legendarische frater Anselmus (Carel Bonten) zorgde dat hij naar de St. Paulusschool kon en dat hij muziekonderwijs kreeg, eerst in orgel en piano, later ook fluit en tenslotte cello. In 1916 werd Alvares, hoe jong ook, organist in de St. Alfonsuskerk, omdat hij tevens de leiding van het mannenkoor op zich moest nemen en het harmonium van die kerk tot dan was bespeeld door een vrouw, die naar men meende niet het mannenkoor mocht leiden. In 1929 werd Alvares organist in de St Rosa-kerk en is dat (afgezien van perioden dat hij in de kathedraal plaatsvervangend organist was), tot zijn vertrek uit Suriname in 1963, gebleven. Na zijn vestiging in Haarlem in 1963, is Alvares tot zijn overlijden dirigent geweest van het Vrouwenkoor en vervangend organist in de Goede Herderkerk in de Schalkwijk van Haarlem. Alvares mocht zich er op verheugen zowel van de paus als van de koningin een onderscheiding te hebben ontvangen.Ga naar eind9. Hij leerde van frater Anselmus ook kleine reparaties aan orgels en piano uit te voeren en het orgel- en piano-stemmen, belangrijke vaardigheden in een Suriname waar die zeer schaars waren. Zelf beschouwde Alvares zich niet als componist. Frater Anselmus leidde hem vooral op tot begeleider en organist-koorleider, maar vroeg van hem geregeld om, bij wijze van proef, op bekende teksten kerk- en patronaatsliederen te schrijven. Ook voor de bezetting van het orkest Amicitia dat frater Anselmus had opgericht ter begeleiding van toneelavonden in het R.K. Patronaat, schreef Alvares ‘stukjes’ (walsen en marsen), die hij dan vaak de naam van een vriend gaf. Zelf maakte hij van zijn composities de volgende lijst: Josef-wals (violen 1, 2, 3, cello, piano); Hugo-mars (violen 1, 2, 3, piano); Valse d'Armand (violen etc. en piano), Amicitia-mars (piano), Valse de Max (violen en fluit); Olympia-mars (piano); Marche de François (piano); Marche de Guillaume | |||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||
(piano); Valse de Charles (piano); Valse de Henri (violen etc. en piano); Valse de César (violen etc. en piano). Behalve door Amicitia zijn enkele van zijn composities indertijd uitgevoerd door de Militaire Kapel, een zaak, naar hij zei, waar hij zelf niet bij betrokken was: dat werd helemaal door frater Anselmus geregeld. Alvares was onderwijzer, eerst op de St. Clemensschool, en later aan de St. Paulusschool, waar hij onder meer Franse les gaf.Ga naar eind10. Alvares was zeker een buitengewoon en veelzijdig musicus. Toen frater Anselmus om gezondheidsredenen in 1933 moest repatrieren, werd de leiding van het orkest Amicitia dan ook aan hem overgedragen. Het contact met frater Anselmus heeft hij tot diens dood aangehouden, en enkele van Alvares' composities zijn dan ook te vinden in het register met composities van zijn leerlingen dat Anselmus heeft nagelaten. | |||||||||||||
Lou Lichtveld (1903-1996)Voor vele, ook Surinaamse, bewonderaars van het literaire oeuvre van Albert Helman, is het een openbaring dat zijn alter ego, Lodewijk Lichtveld, ook componist was. Toch openbaarde zich reeds vroeg in zijn leven een muzikaal talent dat ook weer door frater Anselmus werd ontdekt en in eerste instantie werd ontwikkeld met lessen in orgel, piano, en fluit. Ook volgde hij viool- en instrumentatielessen bij René Chalut en werd als 17-jarige organist van de R.K. kathedraal van Paramaribo.Ga naar eind11. Een jaar later vertrok Lichtveld voor studie naar Nederland, waar hij spoedig organist van de St. Bonifaciuskerk in Amsterdam werd en na korte tijd ook muziekrecensent voor het R.K. dagblad De Maasbode. Talloze recensies en essays heeft Lichtveld over muziek geschreven, niet alleen voor genoemde krant, maar ook in De Telegraaf, De Groene Amsterdammer, Opgang en het literaire tijdschrift De Gemeenschap. Lichtveld schreef de filmmuziek voor de eerste geluidsfilms van Joris Ivens, te weten Philips-Radio en Regen. Hij schreef verder kamermuziek, liederen, koorwerken, en een oratorium. Zelf stelde hij: ‘Ik heb in mijn leven niets liever gedaan dan componeren. Dan ben je helemaal weg van de aarde....’. Voor zijn literaire werk nam hij een schuilnaam, omdat hij geen verwarring wenste tussen de componist en de beginnende auteur. De muziek was immers zijn eerste en grootste liefde.Ga naar eind12. Het is de verdienste van de pianiste Tan Crone dat de composities van Lichtveld in het hedendaagse Nederland wat meer bekendheid hebben gekregen. In 1986 zijn enkele van zijn liederen in een recital uitgevoerd, in 1990 speelde Tan Crone in het Amsterdams Concertgebouw zijn Arcadia. In 1993 bij de presentatie van het Helman-nummer van het tijdschrift Mutyama (waarin de concertmeester John Helstone jr. over de componist Lichtveld schreef), speelde Tan Crone wederom enkele van zijn werken. In 1996 bracht het Centrum Nederlandse Muziek in de AGA-zaal van de Beurs van Berlage een programma, waarbij de pianist Ronald Brautigam muziek speelde van Dahlberg en Lichtveld, in aanwezigheid van Lichtveld zelve, die er opgetogen over was.Ga naar eind13. John Helstone heeft getracht een inventaris van Lichtvelds muzikale werken op te stellen, maar vreemd genoeg voor iemand die nauwkeurig omsprong met zijn literaire manuscripten, was Lichtveld nogal vrijgevig met zijn muziek, zodat wij verwachten dat er hier of daar nog werken zullen opduiken. | |||||||||||||
Carel Bonten, Frater Anselmus (1881-1946)Bij wijze van intermezzo lijkt mij dienstig ook iets over het leven van Carel Bonten te vermelden, voornamelijk vanwege diens grote in- | |||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||
vloed op het muziekleven in Suriname. Bonten werd in Nederland (Leiden) geboren en overleed in Nederland in het redemptoristenklooster te Wittem. Hij bezocht na de lagere school de ambachtsschool om later in de bouw zijn brood te verdienen. Zijn vader was pianohandelaar en organist en zijn moeder hoopte dat hij in diens voetsporen zou treden. Bonten jr. verloor inderdaad spoedig belangstelling voor de bouw en ging in de leer bij de pianofabrieken van Bender in Leiden en Van Gelder in Scheveningen, overigens zonder enige diepere interesse voor de muziek, of zelfs voor de piano's. Hij ging liever uit, of als er niets te doen was, lessen volgen in meubel-politoeren, vernissen, lakken en in de Duitse taal. Vanaf zijn zesde jaar kreeg Bonten van zijn vader pianoles en op zijn zestiende was hij al ‘feestpianist’ en pianoleraar in Leiden. Bovendien was hij van 1899 tot 1902 organist van de St. Lodewijkskerk in Leiden. Toen hij eenmaal besloten had ‘in de muziek te gaan’ legde hij zich met grote ijver toe op dit vak, en slaagde in 1902 voor het examen van de Nederlandse Toonkunstenaars Vereniging. De musicus Bernard Zweers spoorde hem aan om zich te wijden aan het componeren en prompt volgde bij verschillende leermeesters lessen in compositie. Hij bleef intussen piano-leraar. Bonten was een onrustig man en ging zich bekwamen als solo-pianist. Zijn eerste concerten trokken reeds de aandacht, zelfs van impresario's. Hij ging in Amsterdam wonen in de hoop op betere kansen als musicus, maar de psychologische crisis waarin hij reeds enige tijd verkeerde, zette door: In zijn familie kwamen nogal wat religieuzen voor en in zijn studietijd had hij zelfs het plan opgevat om pater-Jezuiet te worden; hij ging er toen zelfs Latijn voor leren. Maar de muziek had het in die tijd toch gewonnen. Maar nu, aan het begin van een carrière als concert-pianist besloot hij alsnog als kloosterling door het leven te gaan, zij het niet als priester, maar als broeder. Van 1906 af was hij noviet, en in 1911 werd hij gewijd. Zijn leraren maakten zich zorgen gemaakt over deze ras musicus die nu kloosterling moest worden en daarom mocht hij tijdens het noviciaat enige tijd per dag piano spelen om zijn vaardigheid niet te verliezen. Frater Anselmus, zoals hij intussen als Redemptoristen-broeder heette, vertrok in 1913 naar Suriname, waar hij twintig jaar als musicus gewerkt heeft. Hij nam de leiding van het reeds roemrijke mannen- en jongenskoor St. Alphonsus van de kathedraal op zich en offerde uit godsvrucht zijn kansen op wereldse roem en eer. Veel talent is door hem ontdekt en gevormd onder andere Lou en Frans Lichtveld, Chris en Henry Alvares en de violist U-A-Sai. Ook na zijn repatriatie in 1933 bleef hij nog dertien jaar actief als componist. Totnogtoe zijn er 300 van zijn composities terug gevonden bij de paters Redemptoristen in Nederland. Maar ook bij het koor van de kathedraal van Paramaribo moeten nogal wat van zijn kerkelijke composities te vinden zijn, sommige misschien onder de schuilnaam ‘Wolfram’. In Suriname moet hij op de Reizangen van Vondels ‘Joseph in Dothan’ muziek hebben geschreven die later onvindbaar bleek en een oratorium genaamd ‘De H. Familie’ op tekst van de bekende redemptoristen-pater W. Ahlbrink. Carel Bonten is eigenlijk een Nederlandse componist die meer eer verdient dan hem totnogtoe gegeven werd. In Leiden zal men vergeefs zoeken naar een gedenkteken of plaquette die aan zijn bestaan herinnert en ook in Suriname dat zoveel aan hem te danken heeft, zal men vergeefs zoeken naar enig gedenkteken of zelfs maar een pad of steeg die naar hem vernoemd is. Hoewel heel veel van zijn muziek en veel materiaal over zijn leven beschikbaar is, heeft musicoloog noch historicus zich totnogtoe over dit materiaal gebogen. | |||||||||||||
Eddy Renada (1913?-1983?)Eddy Renada werd in Suriname geboren en ging er school. Hij moet al heel vroeg talent | |||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||
hebben getoond als pianist. Als jongeman emigreerde hij naar Aruba, waar hij enige jaren tot circa 1948 in een of andere administratie heeft gewerkt en waar hij met een Arubaanse trouwde. Omtrent 1949 kwam hij naar Nederland, in de hoop aan het conservatorium te kunnen studeren en zijn boterham als musicus te verdienen. Het een lukte beter dan het andere: Naar bleek miste hij het goede middelbare schooldiploma om een normale opleiding aan het conservatorium te kunnen volgen, dus nam hij naargelang zijn financiën het toelieten, wat lessen in harmoniëren en arrangeren. Voor wat de boterham betreft, werd hij al gauw de vaste pianist en arrangeur van het orkest van ‘Kid Dynamite’, dat toen in de nachtclub ‘Tabaris’ in de Wagenstraat in Den Haag speelde.Ga naar eind14. Enige jaren later ging het orkest op tournee door West-Duitsland, maar Renada bleef in Nederland, stichtte een amusementskwartet en speelde in de ‘Club Femina’ en de ‘Club 44’ in Amsterdam. Jaren later, circa 1969 bleek hij in Brussel te wonen. Hij vertelde daar dat hij zich nu aan serieuze composities wijdde, en dat een van zijn serieuze werken (‘Sinfonieta’?) kort daarvoor was uitgevoerd door het Radio Filharmonisch van Noorwegen. Hoewel hij nakomelingen heeft, is totnogtoe niemand erin geslaagd de ernstige muziek van Renada te achterhalen. Zowel in Nederland als in Brussel als in Oslo is het spoor doodgelopen. Van zijn amusementsmuziek is wat meer bekend. Een van zijn vroegere collega's, wijlen René van de Lande, vertelde dat Renada nogal vrijgevig met zijn muziek omsprong, links en rechts arrangementen en thema's uitdeelde en dan ook aardig moet zijn bedrogen door andere musici. Van zijn uitgegeven muziek kon maar één nummer, een ritmisch walsje, worden achterhaald.Ga naar eind15. Het is te hopen dat er alsnog manuscripten of uitgegeven werk van deze componist opduiken. Iedere aanwijzing terzake is welkom. | |||||||||||||
Johan Victor Dahlberg (1915-1946)Dahlbergs vader overleed kort na zijn geboorte en zijn moeder kwam met de zeven maanden oude baby naar Nederland. Reeds vroeg werd zijn begaafdheid ontdekt en gestimuleerd. Hij bezocht de muziekschool in Nijmegen, waar hij lessen nam in piano, viool, harmonie en contrapunt. Hij ontwikkelde zich tot pianist en componist, en na zijn middelbare schooltijd verhuisde hij met zijn moeder naar Amsterdam, waar hij leerling werd van het conservatorium, met als hoofdvak: Compositie. Met een slepende ziekte belandde hij in de St. Maartenskliniek in Nijmegen, werd herhaaldelijk geëvacueerd wegens oorlogsgeweld om tenslotte toen het gevaar geweken was, weer in deze kliniek te geraken en er op 31-jarige leeftijd eenzaam en arm te overlijden.Ga naar eind16. Dahlberg componeerde in de korte tijd die hem gegeven was, ettelijke werken, waaronder een symfonie, koorwerken, een blaaskwintet, een trio, een strijkkwartet en diverse werken voor piano, orgel, viool en cello. Er is werk van hem uitgevoerd door het Utrechts Stedelijk Orkest, het Radio Blazers Ensemble, het Brabants Kamerkoor, het Mannenkoor ‘De Koninklijke Zanger’, en het koor van de St. Jan van Den Bosch. Radio Nederland Wereldomroep beschikt over opnamen van enkele van zijn pianowerken. Zijn manuscripten berusten grotendeels in de bibliotheek van het Haags Gemeentemuseum, waar hij reeds in 1971 met een tentoonstelling en een concert werd herdacht. (De tentoonstelling is nadien ook in Suriname geweest.) In 1994, werd tijdens het eerder genoemde concert van het Surinaams Muziek-Collectief, van Dahlberg een elegie voor cello en piano door Tan Crone en Mario Rio uitgevoerd, en een trio voor piano, viool en cello door Tan Crone, John Helstone en Mario Rio. | |||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||
Majoie Hajary (geboren 1921)Majoie Hajary komt uit een muzikale familie: Haar vader speelde niet onverdienstelijk viool, een zuster maakte het muzieklyceum in Amsterdam af en was na haar emigratie geruime tijd leidster van een koor in Canada. Een nichtje leidde gedurende jaren een Surinaamse balletgroep. Zij was gehuwd met wijlen Roland Garos jr., heeft nu de Franse nationaliteit en woont nog steeds bij Parijs. Hajary kwam reeds vóór de oorlog naar het Amsterdams Conservatorium, waar zij zich tot piano soliste ontwikkelde en bij haar afstuderen de Eerste Prijs voor piano behaalde. Zij was een leerlinge van Wagenaar en Andriessen en is als soliste opgetreden in Amsterdam, New York en Caracas. Nadat de jonge pianiste aldus reeds een zekere reputatie verwonen had, kwam zij in 1948 op bezoek in Suriname, en gaf er, met groot succes, enkele recitals. Later bereisde zij met haar echtgenoot de halve wereld, verbleef in India en Japan, maar keerde telkens weer terug naar Frankrijk, dat haar basis was geworden. Vanwege hun gemeenschappelijke belangstelling voor yoga, correspondeerde zij met Yehudi Menuhin over yoga voor musici, wat in een publicatie van haar hand over dit onderwerp resulteerde. (Yoga voor de pianist, Uitg. Strengholt.) Verder schreef zij, in het Frans, een leerboek voor het piano-onderwijs, L'art du Piano. Relatief heeft Hajary, zeker als soliste, een redelijk succes geboekt: In allerlei buitenlandse media is over haar geschreven, meestal als was zij een Indiase, dochter van een diplomaat uit New Delhi en geboren op een reis door Zuid-Amerika. Enkele van haar composities zijn uitgevoerd in Duitsland en in Frankrijk. Zelfs is er een CBS-plaat (S.63.344) met enkele composities, waaronder het Requiem voor Mahatma Ghandi. In Surinaamse kring is haar bekendste werk ongetwijfeld haar Perun-Perun, variaties op het bekende kinderliedje, en in 1994 was de componiste zo goed naar Nederland te komen en dit werk tijdens het zondagmiddag-concert van het Surinaams Muziek-Collecttef zelf te vertolken.Ga naar eind17. Bij het concert van het Centrum Nederlandse Muziek in de Beurs van Berlage in 1996, bracht de pianiste Marjès Benoist enkele van Hajary's piano-composities ten gehore. Hajary heeft een groot aantal composities tot stand gebracht, waaronder een oratorium Da Pinawiki, en een kleine opera op haar eigen Franse tekst, oorspronkelijk geheten La larme d'or, maar sinds er een poëtische vertaling van bestaat in het Sranan, kan men dit werk beter Na Gowt' Watr'Ai noemen. Enkele andere composities zijn:
Het is ietwat ironisch, dat Hajary, die zich nooit heeft laten voorstaan op het feit dat zij Surinaamse is, die zelfs toestond dat men haar terwille van de publiciteit vaak als Indiase vermeldde en uitbeeldde, en haar roemde vanwege haar pogingen Indiase en westerse muziek te kruisen, dat juist zij in haar werk motieven en melodieën verwerkt uit de creoolse volksmuziek. Desondanks, en ondanks haar vroegere successen in de wereld, is het werk van Majoie Hajary met name onder Surinamers onvoldoende bekend. Helaas ontbreekt het aan de middelen om op afzienbare termijn bijvoorbeeld het oratorium of de opera te laten opvoeren, of een geacheveerde opname van deze stukken te laten maken.Ga naar eind18. | |||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||
Eddy Snijders (1923-1990)Deze Snijders heette eigenlijk Richenel Edgar Snijders en werd in Paramaribo geboren in een vanouds muzikale familie. Hij was dan ook buitengewoon actief in het muziekleven in Paramaribo, bespeelde diverse instrumenten, waaronder de dwarsfluit, was dirigent van de politiekapel, van de militaire kapel en het jeugdorkest, componeerde op amusementsmuziek lijkende klassieke werkjes, waaronder de ‘Eerste Surinaamse Rhapsodie’ (voor het Surinaams Filharmonisch Orkest) en ‘Puru Vutu’ en schreef bovendien balletmuziek voor een ballet dat Anansi-tori heet en bestaat uit 23 dansen. Snijders mengde niet alleen serieuze muziek met volksliedjes, maar ook Europese klassieke klanken met Surinaamse, Caribische en Latijns-Amerikaanse ritme's en motieven.Ga naar eind19. Om de nagedachtenis van Eddy Snijders te eren, heeft het Surinaams Muziek-Collectief in februari 1999 een balletmiddag georganiseerd, waarbij acht dansen uit het ballet Anansi-tori werden uitgevoerd door kinderen van een Nederlandse balletschool en door een Surinaamse dansgroep werd gedanst op vier van Snijders' stukken voor militaire kapel. | |||||||||||||
Eddy Vervuurt (1928-1988)Edward James Vervuurt studeerde aan het Amsterdams Conservatorium piano, directie en compositie. In Suriname trad hij veel op met zijn muziek-ensemble Rhytmico. Later werd hij dirigent van het Surinaams Filharmonisch Orkest en was ook de directeur van het radiostation Apinti. (Zoals bekend werd het S.F.O. in 1971, naar wordt beweerd door de brain-drain naar Nederland, opgeheven.) In opdracht van de balletlerares Maria HuismanGa naar eind20. componeerde hij het ballet Sranan Prinki-Buku (1956) en in 1958, naar een kort verhaal van Coen Ooft, het ballet De Rode Palulu. Beide balletten zijn met succes in Suriname opgevoerd. Op de balletmiddag van het Surinaams Muziek- Collectief in februari 1999 werd ook het laatstgenoemde ballet door een Antilliaanse dansgroep uitgevoerd in een choreografie van een van de dansers, Rudsel d'Antonia. | |||||||||||||
Tot slotAan deze opsomming van klassieke componisten uit Suriname, ontbreken natuurlijk nog enkele namen. René Samson, tijdgenoot, schreef totnogtoe voornamelijk kamermuziek en liederen. In 1998 kwam een CD uit met werk van zijn hand. De vooral als dichter bekende Rudy Bedacht (geb. 1932), die in Zweden musicus en muziekleraar geweest is, in Panama hoogleraar en op Bonaire muziekleraar, heeft ook klassieke stukjes gecomponeerd en een boek uitgegeven over zijn gitaar-methode (Guitarra Querida - Geliefde Gitaar, 1998), waarin ook enkele composities staan. Verder zou nog minstens één lid van de familie Snijders moeten worden genoemd te weten Herman, die in Suriname woont en ook ernstige muziek schrijft. Het moge duidelijk zijn, dat in de kennis over de Surinaamse componisten grote hiaten bestaan en dat er veel manuscripten en zelfs uitgaven verloren zijn gegaan of zijn zoekgeraakt. Ik doe tot slot dan ook een beroep op allen, om hen bekende aanwijzingen die onze kennis over het leven en werk van onze componisten zouden kunnen vergroten, bekend te willen maken. |
|