OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 19
(2000)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||
Kenneth Bilby
| |||||||||||||||||||||||
InleidingSinds Herskovits in de jaren twintig Suriname bezocht, is er veel veranderd, zowel in de muziek als op andere gebieden. Een van de nieuwere ontwikkelingen in de muziek is een hybride genre dat bekend staal als aleke. Dit genre, dat pas enkele tientallen jaren bestaat, is in de loop van de tijd onder jongeren uitgegroeid tot de populairste Marronmuziek. Aleke is een intrigerend voorbeeld van een soort muziek die niet simpelweg in de categorie ‘traditioneel’ of ‘populair’ kan worden ingedeeld, maar die zich in wezen op het snijpunt tussen deze twee categoriën bevindt. De muziektraditie van de Marrons heeft, evenals andere aspecten van de Marroncultuur, getoond intern zeer dynamisch van karakter te zijn (Price and Price 1980; Price and Price 1999: 237-308). Aleke kenmerkt zich echter door een nog dynamischer karakter. Aangezien het om een stijl gaat die uit de wisselwerking tussen Marrons en niet-Marrons is ontstaan, heeft het sociaal gezien altijd een ambigue grenspositie ingenomen. Om die reden stond de muziek meer dan andere stijlen open voor bewuste experimenten en veranderingen. Het was bovendien altijd primair muziek voor jongeren. Gedurende haar bestaan werd de muziek de belichaming en expressie van vele tegengestelde thema's in het sociale leven van de Marrons: traditie tegenover moderniteit, continuïteit tegenover verandering, jong tegenover oud, binnen tegenover buiten, culturele overeenkomsten tegenover culturele verschillen. Doordat aleke een bemiddelende rol tussen deze tegenstellingen inneemt en er een brug tussen kan slaan, is deze muziek bijzonder gevoelig voor verschuivingen van sociale grenzen. Daardoor was aleke vaak een medium voor de expressie van nieuwe vormen van identiteit. In dit artikel zal ik in het kort een aantal verschillende achtergronden beschrijven, waarmee aleke in verband wordt gebracht. Bovendien ga ik in op de verschillende manieren, waarop de muziek in de loop der tijd in processen van identiteitsvorming verwikkeld is geraakt. Ik zal beginnen met een korte beschrijving van de omstandigheden waarin deze nieuwe Marronmuziek is ontstaan en ga vervolgens in op de veranderingen die de muziek heeft ondergaan.Ga naar eind1. | |||||||||||||||||||||||
Herkomst en groeiprocesAan het eind van de negentiende eeuw werd in de binnenlanden van Frans Guyana en Suriname voor het eerst goud ontdekt. In het kielzog van de enorme hoeveelheid goudzoekers die de gebieden van de Ndyuka en Aluku (Boni) binnenstroomden, kwam een tweede | |||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||
stroom migranten die bestond uit rubbertappers. Een groot deel van deze ongeschoolde werkkrachten bestond uit Creolen van Afrikaanse herkomst die van de Kleine Antillen, uit de kuststreek van Suriname en uit het naburige Frans Guyana stamden. Een onderdeel van de wisselwerking die door deze ontmoeting ontstond was het gegeven dat de Creoolse goudzoekers Marrons uitnodigden voor hun nachtelijke feesten, waarbij vaak Creoolse trommel- en dansstijlen zoals kawina, ladja en kaseko (IJzermans 1987: 50-52; 57-58) te horen, respectievelijk te zien waren.Ga naar eind2. Aangezien deze Creoolse stijlen gedeeltelijk Afrikaanse bronnen hadden, klonken ze de Marrons niet geheel vreemd in de oren, waardoor ze snel opgepikt werden door Marron drummers. Er waren ook Marrons die de met de Creolen meegekomen Europese noviteiten als de klarinet en de accordeon uitprobeerden. Deze uitwisseling op muzikaal vlak zette zich in de daaropvolgende eeuw voort.Ga naar eind3. Het verloop van de ontwikkelingsprocessen vanaf deze vroege muzikale ontmoetingen tot het fenomeen aleke, zoals wij dat vandaag de dag kennen, inclusief de verschillende stylistische veranderingen die daarmee gepaard gingen, was gecompliceerd en grillig. Er zijn grote verschillen tussen de verschillende verhalen die over het verloop van dit proces de ronde doen, hoewel de verhalen op sommige punten met elkaar overeenkomen.Ga naar eind4. Bekend is dat het gebied rond de rivier de Cottica een belangrijke bron van activiteit was en dat het een bepalende rol in de ontwikkelingen van nieuwe, door Creoolse invloeden gekenmerkte Ndyuka-muziekgenres speelt. Een gedeelte daarvan breidde zich uit tot de Marowijne, de Tapanahoni en de Lawa. Voorbeelden van de nieuwe, gemengde dans- en muziekstijlen die in het eerste gedeelte van de 20e eeuw in dit gebied zijn ontstaan zijn lama of lamba (een samensmelting van de Creoolse kawina met bepaalde traditionele elementen van de Ndyuka), en maseloGa naar eind5. (eveneens een hybride genre dat gedeeltelijk geïnspireerd was door de marsmuziek van het Nederlandse en Amerikaanse leger). Tegen het midden van de eeuw waren elementen van deze genres en verschillende daaraan gerelateerde genres in elkaar opgegaan en verschenen in een andere gedaante als de nieuwe zang- en dansstijl met de naam loonsei.Ga naar eind6. In de jaren zestig breidde loonsei zich uit tot de nabije Paramaka en Aluku. Loonsei was bijzonder populair bij de jeugd. Zij grepen de kans die deze nieuwe muzikale rage bood en bedachten nieuwe dansbewegingen, componeerden nieuwe melodieën en improviseerden nieuwe, actuele liederen (Franson, zonder datum). In de jaren vijftig en zestig migreerden veel jonge Marrons naar de kustgebieden en met hen arriveerde hier ook loonsei. Creoolse arbeiders die vanuit het kustgebied naar het Ndyukagebied migreerden, kwamen hier eveneens loonsei tegen. Als wereldlijke muziek van gemengde afkomst was loonsei uitermate geschikt als amusementsmuziek voor gelegenheden waarbij ook arbeiders uit andere etnische groepen betrokken waren. Een van deze arbeiders, een Creoolse man met de naam Alexander, had de gewoonte met zijn collega's uit het Ndyukagebied als vrijetijdsbesteding muziek te maken.Ga naar eind7. Als slagwerker en danser die in de Afro-Surinaamse muzikale traditie van het kustgebied opgegroeid was - een traditie die onder andere kawina omvat - was Alexander de bron van een nieuwe Marrons-Creoolse mix die kenmerkend voor hem was. De overtuiging die deze man bij zijn optredens aan de dag legde, maakte zo'n indruk op zijn Ndyukavrienden dat zij de nieuwe stijl ter ere van hem ‘Alexander’ noemden. Aangezien in de taal van de Ndyuka consonant opeenhopingen ontbreken, werd ‘Alexander’ ‘Alékesánda’. In de loop der tijd werd ‘Alékesánda’ afgekort tot ‘Aleke’, de naam die deze stijl vanaf dat moment heeft behouden.Ga naar eind8. Meer en meer Ndyuka muzikanten leerden | |||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||
hoe zij de nieuwe hybride muziekstijl moesten spelen en het duurde niet lang of aleke had loonsei verdrongen als nieuwste modegril. In de Ndyuka dorpen in de binnenlanden werd de nieuwe stijl geleidelijk in de traditionele begrafenisplechtigheden opgenomen. Bij deze gelegenheden werd de muziek vaak kort voor zonsondergang uitgevoerd in aansluiting op, of soms zelfs ter vervanging van de traditionele awasamuziek die normaal gesproken voor dit onderdeel van de ceremonie bestemd was.Ga naar eind9. Aleke werd echter ook gespeeld bij geïmproviseerde bijeenkomsten die ter ontspanning dienden en bij verschillende feestelijke gelegenheden. Net als loonsei verbreidde aleke zich onder de Marronburen van de Ndyukas: de Paramaka en de Aluku. En zo was de muziek niet lang daarna in de Marrondorpen langs de Marowijne, de Tapanahoni en de Lawa te horen. Ook de Marrons die zich definitief in het kustgebied gevestigd hadden, omhelsden de nieuwe stijl en introduceerden een aantal opvallende eigen innovaties. Hoewel aleke oorspronkelijk op traditionele apintitrommels gespeeld werd, die als begeleiding van de meeste Ndyuka stijlen werd gebruikt, hadden drummers uit het kustgebied tegen het eind van de jaren zeventig een compleet nieuw instrument uitgevonden dat bekend stond onder de naam ‘aleke-drum’ (aleke doon). In tegenstelling tot de traditionele apinti - een laag, compact instrument dat bedoeld is om zittend te bespelen - is de aleke-drum, wanneer hij op zijn speciale standaard staat, bijna een meter of zelfs meer dan een meter hoog en wordt dan ook altijd staande bespeeld. Deze nieuwe soort trommel was gedeeltelijk gebaseerd op de congat-drum. Dit instrument was weliswaar van absoluut Afro-Cubaanse oorsprong, maar had tegen de jaren zeventig een vaste plaats bij Latijns-Amerikaanse en Caraïbische dansbands veroverd. Daarnaast was het instrument regelmatig te zien bij jazz-, rhythm-and-blues- en rockbands. Er wordt gezegd dat de nieuwe vorm niet alleen diende om de vermoeide ruggen van de aleke-slagwerkers te ontzien die daarvoor gedurende langere perioden voorovergebogen in een halfstaande positie de lage apinti's hadden moeten bespelen. Het zou daarnaast de expressie van het gevoel van de nieuwe generatie van aleke spelers uit het kustgebied zijn dat de nieuwe versie van de stijl die zij introduceerden ‘moderner’ was dan eerdere versies.Ga naar eind10. In de handen van de stadsbewoners werd aleke getransformeerd in een symbool van zelfbewustzijn en moderniteit. De kenmerkende lange trommels die in niets leken op hun voorgangers werden met flitsende nieuwe patronen beschilderd, waarvan enkele de populaire stedelijke jongerencultuur weerspiegelden.Ga naar eind11. Aleke zangers kregen microfoons die werden aangesloten op geluidsversterkingssystemen. Daarnaast kwam er in het typische aleke-ensemble met drie trommels een belangrijk nieuw instrument bij, waarvan het ontwerp aan een westers drumstel ontleend was. Dit instrument dat dyas (afgeleid van het Amerikaanse woord ‘jazz’) werd genoemd, bestond uit een grote, zelfgemaakte basdrum die met een met stof beklede stok werd bespeeld in combinatie met een of meer bekkens en een high-hat.Ga naar eind12. De dyas kreeg een belangrijke rol toebedeeld in de nieuwe versie van aleke. Net als de lange trommels die geïnspireerd waren door de conga's was het een instrument dat als teken voor moderne muziek diende. Dit hing duidelijk samen met de gelijkenis met de ‘traps’, oftewel het drumstel dat vanuit de Verenigde Staten met zijn jazzbands vanaf de jaren twintig de rest van de wereld veroverde. In de dorpen aan de kust was aleke niet alleen amusement, maar diende het ook als impuls en basis voor een nieuw soort coöperatieve organisatievorm. Musici die in de dezelfde buurten woonden en werkten vormden kleine bandjes en werkten samen aan nieuwe ideeën en middelen om te pogen hun reputatie te vergroten. Sommige van deze bands waren afhankelijk van begunstigers. Tenminste twee bekende alekebands bestonden uit jongere | |||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||
Ndyukamannen die in de bauxietindustrie in het kustgebied werkten. Leden van beide bands stapten op hun werkgevers af met het verzoek om financiële bijdragen ten behoeve van de aankoop van een nieuwe set microfoons en versterkers. Wanneer aan de verzoeken tegemoet werd gekomen, noemden de bands zich naar hun beschermheren. Zo was er bijvoorbeeld een groep die zichzelf naar ‘Grassalco’ (Grasshopper Aluminum Company, de Surinaamse mijnbouwonderneming die eigendom van de staat is) de ‘Sarco Boys’ doopte en een andere groep die zich de ‘Alcoa Boys’ noemde (hiermee refererend aan de Noord-Amerikaanse aluminiumreus Alcoa en het Surinaamse dochterbedrijf Suralco). In de meeste gevallen waren de alekebands echter afhankelijk van de bronnen van inkomsten van hun eigen leden. In Paramaribo en Saint Laurent du Maroni, het grensdorp in het kustgebied van Frans Guyana met een grote Marronpopulatie, ontstonden spontane verenigingen van aleke aanhangers (Bilby 1990c). Deze verenigingen en bands, die bestuurd werden door een hiërarchisch geordende groep van functionarissen die ‘gecreoliseerde’ Nederlandse titels kregen (zoals foosete [voorzitter], ondoo-foosete [ondervoorzitter] en penemeister [penningmeester]), bestonden in eerste instantie alleen uit Ndyuka van dezelfde lo (matriclan). Sommige alekebands, zoals bijvoorbeeld Kompanyero, werden zelfs genoemd naar specifieke stroomopwaarts gelegen dorpen waar de leden vandaan kwamen of de clans waartoe zij behoorden.Ga naar eind13. Maar het duurde niet lang of personen uit verschillende Ndyuakadorpen of soms zelfs van verschillende etnische groepen binnen de Marrons, zoals bijvoorbeeld de Paramaka en de Aluku, vormden nieuwe groepen. Deze gemengde bands kregen kenmerkende, zelfbewuste en ‘moderne’ namen zoals ‘Superstar’ of ‘Africa’, namen die geen verband hielden met specifieke etnische achtergronden (Bilby 1990b). De nieuwe aleke muziek die door jonge Marrons in de gezamenlijke stedelijke gebieden aan de Surinaamse en Frans Guyanese kust gemaakt werd, was zowel wat betreft de tekst als wat betreft de klank een afspiegeling van het brede spectrum van nieuwe invloeden om hen heen. Aan het begin van de jaren tachtig werd bijvoorbeeld een nieuw ritme geïntroduceerd dat afkomstig was van geïmporteerde platen uit Amerika. Dit ritme leidde tot een nieuwe substijl van het alekedrummen die fonki (funky) genoemd werd. Gedurende de jaren tachtig experimenteerden de zangers vrijelijk met kerkmelodieën uit de Pinkstergemeente, Frans-Antilliaanse carnavalsdeuntjes en Surinaamse kaseko-ritmes. De drummers brachten de ritmes die zij hoorden op Jamaïcaanse reggaeplaten terug tot hun oorsprong en namen ze over op de trommels en het slagwerk van aleke, waardoor iets ontstond dat het meest klonk als een rastafari-achtige Nyabinghibeat die zij combineerden met het zingen van opgefriste songs van Bob Marley of Black Uhuru (Bilby 1990a: 112-113). Deze laatste stijl ontwikkelde zich tenslotte tot een substijl met de naam reggae-aleke (Bilby 1999: 286). Dit soort innovaties waren aan de orde van de dag, wat de status van aleke als een absoluut actuele soort muziek die volledig synchroon liep met de veranderende tijden alleen maar verder bevestigde. Tegen het eind van de jaren tachtig werd aleke ontdekt door plaatselijke muziekondernemers die de nieuwe sound onmiddellijk opnamen en op plaat uitbrachten voor plaatselijk gebruik.Ga naar eind14. Vandaag de dag zijn er bij Disco Amigo, de grootste muziekwinkel van Suriname, en een groot aantal winkeltjes in de hoofdstad studio-opnamen van veel van de belangrijkste alekebands verkrijgbaar op cassette.Ga naar eind15. | |||||||||||||||||||||||
Verschuivende sociale identiteitDe verschuivingen die optraden in de sociale | |||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||
plaatsing en die gelijk op gingen met de muzikale ontwikkelingen zoals die hierboven beschreven werden, kunnen als volgt worden samengevat. Aleke begon als de muziek van de jonge Ndyuka-Marrons, waarvan enkelen een gedeelte van het jaar buiten hun eigen gebied woonden en werkten, maar desalniettemin een sterke band met hun traditionele dorpen hielden. In het begin werd aleke vaak uitgevoerd binnen een traditionele context samen met oudere Ndyukamuziek-stijlen zoals awasa, songe en susa en werd tenslotte evenals andere geleende of nieuwe stijlen in deze contexten geïntegreerd. Door deze ‘traditionalisering’ behield het zijn speciale banden met de jeugd en bleef zo een drager voor de identiteit van een generatie. Vervolgens breidde aleke zich uit tot de Paramaka en Aluku, waarvan de muziekculturen voor een groot deel met die van de Ndyuka overlappen. Deze naburige Marronvolken maakten van aleke eveneens een ‘traditionele’ muziek en integreerden hem zo in hun eigen cultuur. Zij pasten aleke in vergelijkbare sociale contexten in, zoals bijvoorbeeld in begrafenisdansen. Tegelijkertijd hielden zij echter de banden van de muziek met de jeugd in stand. De volgende grote stap in de ontwikkeling werd gezet toen jonge Ndyuka-Marrons uit het kustgebied aleke omvormden tot een muzikale expressie van hun identiteit als ‘moderne’ stadsbewoners. Zij veranderden de samenstelling van de instrumentale ensembles die de muziekstijl speelden, pasten verschillende elementen van de muziek aan, experimenteerden met andere populaire muziekstijlen en schaarden zich achter hun nieuwe muzikale creatie door het te gebruiken als uitvalsbasis voor nieuwe, spontane associaties. In eerste instantie waren deze associaties en de muziek nauw verbonden met de identiteit van specifieke Ndyuka clans. Na verloop van tijd konden zowel de associaties als de muziek zich uitbreidde, zodat zij mensen uit andere dorpen en van andere clans en etnische groepen gingen omvatten. In de poly-etnische situatie aan de kust werd het nieuwe aleke tenslotte (in sommige contexten) gebruikt als uitdrukking van een pan-Marronse identiteit doordat het alledrie de Marrongroepen (Ndyuka, Paramaka en Aluku) uit het oosten omvatte. Vervolgens keelde deze nieuwe vorm van aleke terug in de stroomopwaarts gelegen traditionele dorpen van de Ndyuka, Paramaka en Aluku. De muziek werd overgenomen en fungeerde plaatselijk opnieuw als uitdrukking van de identiteit van een bepaalde generatie. Tenslotte werd de nieuwste vorm van aleke opgenomen op band. Doordat de muziek in de studio's in Paramaribo terechtkwam en voor de plaatselijke markt beschikbaar kwam, werd de voor aleke geclaimde, moderne identiteit definitief bevestigd. Doordat de muziek veranderd is in een vorm van populaire muziek die naast andere, contrasterende, muziekstijlen op cassettes verkocht wordt, is het potentieel van aleke als uitdrukking van Marron identiteit duidelijk toegenomen. Hierbij doet het minder ter zake of het alleen gaat om een Ndyuka-identiteit, een algemene oostelijke, of zelfs pan-Marronse identiteit. Het is noodzakelijk er hier op te wijzen dat deze verschuivende verbindingen tussen muziekstijlen en sociale identiteit elkaar niet uitsluiten. Nieuwe ontwikkelingen van aleke zetten de voorafgaande ontwikkelingen niet buiten spel. Integendeel: de verschillende muzikale en sociale ontwikkelingsfasen die aleke in de loop der jaren heeft doorgemaakt, resulteerden in een reeks identificatiemogelijkheden die elkaar overlappen en die nog steeds in verschillende contexten op verschillende manieren worden gerealiseerd. Tijdens veldwerk in verschillende delen van Frans Guyana en Suriname in de jaren tachtig en negentig is mij deze variatie opgevallen. Terwijl ik mij tussen verschillende contexten bewoog, werd mij al snel duidelijk dat er nieuwere vormen van aleke gespeeld werden naast | |||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||
oude vormen en dat zelfs identieke vormen voor Marrons die in verschillende gebieden woonden van verschillende betekenis waren. In de stroomopwaarts gelegen Aluku-dorpen waar ik in de jaren tachtig werkte, bestond aleke nog steeds in de oude stijl. De muziek was hier nog steeds te horen bij nachtelijke begrafenisceremonies en werd nog steeds gespeeld op de traditionele apinti's, terwijl er in kringformatie op gedanst werd (Bilby 1989b).Ga naar eind16. In een aantal van deze dorpen waren er echter eveneens jonge alekebands die op de moderne lange trommels en op de dyas amusementsmuziek speelden voor evenementen waarbij door paren in Westerse stijl, omarmd, gedanst werd.Ga naar eind17. Op grond van deze variatiemogelijkheden kan aleke misschien beter als stilistisch continuüm dan als stijl op zich worden omschreven. Dit brede continuüm van stilistische mogelijkheden, die allemaal worden samengevat onder één categorie met de naam ‘aleke’, geeft deze muziek de eigenschap zich zo uitstekend te kunnen aanpassen aan verschuivingen op sociaal of politiek gebied. Het bestaan van een dergelijk continuüm betekent dat alekemusici die hun identiteit tot uitdrukking willen brengen, kunnen putten uit een repertoire van oudere en nieuwere stijlmogelijkheden, waarvan er enkele specifieke etnische kenmerken hebben en andere door alledrie de oostelijke Marronvolken worden gedeeld. De oudere en nieuwere uitgang van het stilistische continuüm, waarvan de eerste als ‘traditioneel’ en de tweede als ‘modern’ beschouwd wordt, vertegenwoordigen mogelijkheden die al naar gelang de behoefte of motivatie kunnen worden ingezet om op verschillende niveaus ter identificatie te dienen. Wanneer de nadruk gelegd wordt op de oudere uitgang van het continuüm wordt daarmee bepaald dat een eerder naar binnen gekeerd perspectief toegepast wordt, terwijl een keuze van stijlmogelijkheden uit de nieuwere uitgang van het continuüm eerder een houding aangeeft die meer naar buiten toe gericht is. Wat onder andere zo interessant is aan dit continuüm, is dat eigenschappen van de verschillende kanten kunnen worden gecombineerd om op een heel fijnzinnige manier te kunnen bemiddelen tussen de indrukken ‘traditioneel’ en ‘modern’. Het is interessant om vast te stellen dat het stilistische continuüm dat aleke is, zich aan beide uiteinden heeft uitgebreid. Dat wil zeggen zowel aan de traditionele, etnisch-specifieke kant die invloeden omvat van Marronstijlen met een lange geschiedenis, zoals awasa en kumanti, als aan de moderne, algemenere kant die zijn eigenschappen onder andere ontleend aan Surinaamse kaseko-muziek en andere actuele vormen van Caraïbische en Afro-Amerikaanse populaire muziek.Ga naar eind18. Deze ingebouwde variatiemogelijkheden zijn een mogelijke verklaring voor de eigenschap van aleke om zich als een kameleon aan te passen en een groot aantal verschillende identiteiten aan te nemen of tot uitdrukking te brengen. Bij de Aluku in de binnenlanden van Frans Guyana is aleke bijvoorbeeld de assertieve uitdrukking van hun specifieke, culturele Aluku-identiteit, die in de afgelopen jaren onder vuur is komen te liggen door het assimilatiebeleid van het Franse ministerie voor overzeese gebiedsdelen, waaronder het gebied van de Aluku valt (Bilby 1989a; Bilby 1990b). In tegenstelling daartoe heeft aleke bij de vele Marron emigranten uit verschillende groeperingen die met elkaar in de poly-etnische kuststad Saint-Laurent wonen meer de plaats ingenomen van een expressie van pan-Marronse solidariteit tegenover een vaak vijandige en discriminerende grotere gemeenschap (Bilby 1990c). Voor jonge Ndyuka in de hoofdstad Paramaribo en voor hen die in de bossen zijn gebleven, is aleke een soort immuniteit geworden waarin naar het evenwicht tussen oudere en nieuwere identiteitsconcepten gezocht wordt, nu de Ndyuka bezig zijn hun nieuwe plaats als volk in de jonge republiek Suriname te definiëren. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||
In de meest recente ontwikkeling is aleke de Atlantische Oceaan overgestoken en in Nederland aangekomen. In het begin van de jaren negentig had reeds een aantal Nederlandse steden eigen alekebands en alekeverenigingen die door Ndyuka-immigranten werden opgericht.Ga naar eind19. Enkele van deze in Nederland gevestigde bands zijn begonnen hun muziek niet alleen op cassette maar ook op compact disc op de markt te brengen. In het moederland wordt aleke nu ook op een aantal andere manieren gepromoot en verspreid.Ga naar eind20. In de Nederlandse situatie is aleke samen met een aantal andere kenmerken van Ndyuka-identiteit niet alleen aangegrepen als een teken voor een bepaalde etnische achtergrond, maar ook als een middelpunt van een culturele opleving en een instrument tegen culturele assimilatie. Deze nieuwe ontwikkeling is aardig gevangen in de tekst van een van de kenmerkende liedjes van de alekeband Kamina die zijn thuisbasis in Breda heeft: wi na Kamina uman
KOOR: u á e biibi bakaa libi moo
ma na bakaa libi dalai wi-ee
KOOR: dalai-ee
[wij zijn de vrouwen van Kamina Gezien het eenvoudige begin van aleke in het midden van de 20e eeuw in een klein aantal Ndyukadorpen en specifieke uitvoeringssituaties is het opmerkelijk hoe sterk de invloed van aleke in de loop der tijd geworden is. Zoals we hebben kunnen vaststellen, wordt dit genre momenteel geassocieerd met een groot aantal verschillende geografische locaties, sociale identiteiten en stijlveranderingen en -invloeden. Het is inderdaad zo dat de invloed van aleke de verschillende sociale contexten die boven in kort bestek zijn weergegeven, te boven gaat. Momenteel worden er in Suriname, Frans Guyana en Nederland jaarlijks alekefestivals en -wedstrijden gehouden.Ga naar eind22. Bovendien dringt aleke door tot de Surinaamse populair muziek, zowel in Suriname zelf als in Nederland. De invloed is het duidelijkst in de hybride popstijl die de passende naam alekekaseko gekregen heeft en die door bands als bijvoorbeeld Yakki Famiri wordt gespeeld. Aleke is echter ook in subtielere vormen te horen waarbij het raakvlakken heeft met verschillende andere genres als bijvoorbeeld kawina, kaskawi en een groot aantal recente variaties op kaseko. Dat deze invloed zo groot is, is niet verbazend, aangezien veel van de musici op de recentste opnamen met kawina- en kaseko-muziek in wezen opgegroeid zijn met het spelen of op zijn minst luisteren naar alekemuziek in de stadsbuurten waar jonge Marrons en Creolen samenleefden en soms mengden (Bilby 1998: 148-150). Ter afsluiting wil ik er op wijzen dat de veerkracht van aleke, evenals de veerkracht van andere muzieksoorten die op het kruispunt van ‘traditioneel’ en ‘populair’ liggen, terug te voeren is op het impliciete bewustzijn van de mensen die de muziek lieten ontstaan: continuïteit en verandering zijn processen die zowel in de muziek als in het leven op een dialectische manier aan elkaar gerelateerd zijn. In tegenstelling tot hen die kiezen voor strikt purisme voelen de meeste alekemusici aan dat muziek kan worden getransformeerd zonder zijn ziel kwijt te raken. Datgene wat de muziek tot leven brengt, is namelijk de voortdurende band met het sociale universum dat de muziek zijn zin geeft en dat zich voortdurend verder ontwikkeld. Aleke is slechts één voorbeeld van het toenemende aantal muzieksoorten in onze snel veranderende wereld die een boodschap uitdragen die ik af en toe gehoord heb uit de mond van jonge Marrons: ‘Om goed te kunnen gedijen heeft een boom zowel zijn wortels als zijn takken nodig.’ | |||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||
Literatuur
|
|