gebruik van badhandjes is hierbij verplicht.
Nu begint de eigenlijke rituele wassing, die als bedoeling heeft de overledene als het ware voor te bereiden om in staat van reinheid God te ontmoeten. Dit ritueel heeft eveneens een symbolische functie van een ‘rite de passage’ die de overgang van deze naar de andere wereld symbolisch gestalte geeft. De overledene dient door de eigen sekse gewassen en ingewikkeld te worden. Echtgenoten mogen elkaar echter wel wassen en inwikkelen. In Nederland wordt de lijkwassing ook verricht door personen die verbonden zijn aan een moskee. Gedurende het wassen leest men voorgeschreven teksten. Allereerst reciteert men: biesmiellaahier rahmaanier rehiem en daarna allahoemmagh fierlie zambie wa waasi'lie daarie wa baarieklie fie riezkie (vertaling: Ik begin in naam van Allah, de Barmhartige de Genadige; O Allah vergeef mij mijne zonden en maak mijn verblijfplaats (huis) tot een aangenaam verblijf voor mij en schenk mij Uw genadevolle brood).
De lijkbewassers beginnen met het schoonmaken van de handen. Allereerst wassen zij drie keer de beide handen van de overledene tot aan de pols, (eerst de rechterhand, daarna de linker). Dun wassen zij drie keer zijn gezicht. Daarna (eveneens drie keer) de onderarmen tot de ellebogen, en opnieuw eerst de rechter- en dan de linkerarm. Daarna wassen zij het hoofd. Als laatste wassen zij de voeten tot aan de enkels; weer eerst de rechter- en dan de linkervoet, en ook weer drie keer.
Na de wazoe leest men de kalma shahadat (de getuigenis): asjhaddo allaa ilaaha iellallaaho wah-dehoe laa sjariekelhoe wa asjhaddo an-na mohammadan abdohoe wa resoelohoe. (Vertaling: Ik getuig dat er geen god is behalve Allah. Hij is een en heeft geen metgezellen; en ik getuig dat Mohammad s.a.w. Zijn schepsel en Zijn apostel is).
Na deze getuigenis vindt opnieuw een wassing plaats: het hoofd van de gestorvene wordt goed schoongemaakt met shampoo. Hierna kantelen de lijkbewassers de overledene naar links en overgieten het lichaam drie tot zeven keer met water. Het lichaam wordt met zeep of badschuim zo lang gewassen tot de overledene aan zijn rechterkant goed schoon is. Daarna kantelt men de overledene naar rechts en doet men hetzelfde.
Hierna moet men de overledene in zittende houding brengen en zijn buik lichtelijk naar beneden toe masseren. Indien iets uit zijn uitscheidingsorganen, mond, neus of oren naar buiten komt, moet men het afvegen en afwassen. (Er is geen tweede wazoe nodig vanwege de uitscheidingen). Als laatste kantelt men de overledene weer naar rechts en links en giet men kamferwater over de overledene. Hierna wordt de overledene met een badhanddoek gedroogd en dekt men de schaamdelen met een nieuw schoon wil stuk katoen af.
Na de wassing wordt de overledene gekleed met kaffen (lijkwaden). Het ritueel kent de volgende lijkwaden:
- | de azaar, een stuk wit katoen dat over het dode lichaam wordt gelegd vanaf het hoofd tot en met de voeten, |
- | de tjadaar of lavaafah, een stuk wit katoen dat aan de voeten en het hoofd vijftig centimeter langer moet zijn dan de azaar. (Deze lijkwade is in feite niet nodig indien de overledene in een kist wordt begraven). |
- | de koerta, kamiez of kafanie, een stuk wit dubbel gevouwen katoen dat men over de overledene legt vanaf de hals tot aan de voeten, met in het midden een kruissnee om het hoofd doorheen te halen. Deze drie delen zijn voor mannen als vrouwen gelijk, maar voor de vrouwen komen er nog twee delen bij, de sarband of oorhnie, een stuk wit katoen van minstens drie meter en de sienaband of bustehouders, een stuk wit katoen waarmee men het lichaam bedekt van iets boven de borsten tot en met de dijen. |
Men begint het kleden door de tjaadar (de langste ijkwade) neer te leggen, daar legt men de