wordt op een brancard gelegd en door twee dragers op het hoofd gedragen. Dan vindt een plengoffer plaats door de hogepriester waarbij de goden en voorouders gevraagd wordt, dat de proef in goede orde zal verlopen. Daarna beweegt het lichaam (dat bezield is in de ogen van de mensen) op het hoofd van de dragers alle kanten op. Wat moet het lichaam, dat als een orakel gezien wordt, dan doen?
Een aantal mensen werden in de tussentijd in een hut geplaatst. De dragers weten niet waar deze hut is. De dragers dragen het lichaam en het lichaam moet hen naar de hut leiden. Vinden ze niet de goede hut dan wordt de overledene als een slecht persoon gezien. Deze proeve om de overledene te beoordelen wordt de ‘draagorakel methode’ genoemd. In bijzondere gevallen wordt het eindoordeel nog even opgeschort en gaat men na of er iets fout is gegaan. Blijkt dat niet het geval te zijn dan kan het oordeel niet anders luiden dan dat de overleden persoon inderdaad een slecht iemand is.
De begrafenis van slechte mensen zal in alle stilte plaatsvinden. Voor 1972 werd zo'n persoon niet begraven, maar ergens op een aparte plek in het bos neergelegd. Met de komst van Akalali, opperpriester/profeet, werd deze vorm van begrafenis verboden.
Sinds de komst van Akalali wordt iedereen gewoon begraven en het lijk niet meer op het hoofd gedragen. Men heeft echter andere methoden gezocht om na te gaan of de dode een goed of slecht mens is geweest.
Een deel van de Aukaners, de zogenaamde bi-lo sama, wonend in beneden Tapanahoni, past trouwens intussen de draagorakel methode weer toe. Zij doen dit omdat, kort nadat Akalali het dragen van lijken ongedaan gemaakt had, een van de voor-ouder-altaren in brand vloog. Men dacht dat het verbod van Akalali de doodsoorzaak is geweest.
Is geconstateerd dat de overledene een rechtschapen mens is geweest, dan wordt het lichaam gewassen. In de tussentijd wordt de kist gemaakt door de kisiman (kistenmaker). Als de kist klaar is, wordt het lijk in de kist gedaan. Het is erg belangrijk dat doeken en andere kledingstukken van de naaste familieleden kinderen et cetera in de kist gelegd worden boven het lijk.
De volgende dag beginnen de grafdelvers het graf te graven, hetgeen een aantal dagen kan duren. Vrouwen komen eten brengen. In deze periode komen vertegenwoordigers van bevriende dorpen bij elkaar. Als de begrafenis heeft plaatsgevonden, volgt een aantal dagen later een voedseloffer aan de overledene en de voorouders.
Drie dagen na de begrafenis krijgt de weduwe of weduwnaar van de schoonfamilie een aantal voorwerpen van de overledene, bedoeld om voor de overledene te zorgen. De belangrijkste voorwerpen zijn: een mand met een witte hoofddoek, de hangmat en de klamboe van de overledene, zijn kamisa of haar pangi (lendendoeken), een halskoord van zwarte gedraaide katoenen stof, een tafeltje met bord en nap en de po met een doekje erover.
De rouwperiode begint op deze manier en kon langer dan een jaar duren voor de komst van Akalali. Na de radicale veranderingen die deze profeet aanbracht, werd de tijdsduur zes maanden. In deze periode moet de weduwe of weduwnaar zich aan bepaalde regels houden. De schoonfamilie ziet erop toe dat de weduwe of weduwnaar zich aan de rouwvoorschriften houdt. Ook de overledene zelf kan zijn partner ziek maken wanner deze de rouw niet serieus neemt.
Als een weduwnaar meerdere echtgenotes heeft, dan mag hij pas na drie maanden rouw weer seksueel contact hebben met zijn andere echtgenotes.
In het algemeen vindt drie maanden na de rouwperiode een plengoffer aan de overledene plaats. Dit wordt de dii mun wataa genoemd.
Een derde belangrijke fase is de rouwopheffing. In deze fase wordt de rouwperiode afgesloten met allerlei rituelen. Tegenwoordig is dat na zes maanden.