OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 17
(1998)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| |
Frans Malajuwara
| |
[pagina 64]
| |
te worden in de andere dimensie, net als bij de geboorte vanuit de ideenwereld naar onze tastbare wereld, die wij tïkoren, de aarde, het onvolmaakte, noemen. Wij moeten hem hierbij helpen om verder te gaan. Het is onze plicht om de mens waardigheid te geven bij de ontmoeting in de wereld waarin zijn voorvaderen vertoeven of hebben vertoefd. Het is de plicht van de nabestaanden en een ieder die zich betrokken voelt om het bestaansrecht, O'menoh, dat bij het ontstaan werd gegeven, ongeschonden terug te offeren. De geboorte uit een van de dimensies is de O'manoh, het steeds verder gaan op je bestemming als deel van de schepping. De overgang uit de ene in de andere dimensie is een en hetzelfde proces, benoemd als geboorte of dood, afhankelijk vanuit welke dimensie men het beschouwt. Deze overgang wordt gemaakt elke keer wanneer de akananoh, de bezieling, zich voldoende heeft gemanifesteerd. Om deze akananoh de best mogelijke condities te geven in zijn fysieke dimensie kennen de Kalihna bijvoorbeeld de gezamenlijke kraamperiode bij de geboorte van een kind (ook de vader van het pasgeboren kind houdt een kraambed van vijf weken, de o'nemanoh). Wat nog niet algemeen bekend is, is dat deze periode van meditatieve zorg al begint in de vijfde maand van de zwangerschap. Deze vijfde maand is het begin van een contact met de vijf elementen van het leven: Wa'toh, Tuna, Orino, Tawonganoh en Tukayana. De rituelen hierna aangegeven zijn gebruikelijk voor de Kalihna-Tëreuyu. in de literatuur bekend onder de naam Caraben. In Suriname worden de gebruiken grotendeels authentiek in ere gehouden in het noordoosten. In Frans Guyana, in het noordwestelijk kustgebied en aan de grensrivier met Brazilië, de Oyapock, evenzeer. In het westen van Suriname, waar de vermenging met andere volkeren sterker heeft plaatsgevonden, zijn in de loop der tijd variaties van Afrikaanse en Europese oorsprong ontstaan. Ik beperk mij hier tot de traditie van de Kalihna van de benedenloop van de Marowijne, zoals ik die ken en zoals die mij is verklaard door de erkende deskundigen van mijn volk. Van deze wil ik zeker noemen: mijn grootvader, het laatste stamhoofd van de Kalihna van de Marowijne: kapitein Harry Mariwaju; hij was een der laatste grote sjamanen; zijn dochter, die de titel ‘bewaarster van het woord’ (‘historica’) mag dragen, en werd ingewijd door haar moeder, mevrouw Mariwaju; de laatste regent/waarnemend stamhoofd van Alusiaka de eerste plaats (amamdobo, ‘stad’) aan de monding van de Marowijne: Tampoko Shimanebae, beter bekend als Tampoko Kofi; en Tampoko Jutu, sjamaan, filosoof, kunstenaar, die mijn leermeester was. Deze mensen hebben een zeer belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van ons volk, die van geslacht op geslacht is overgedragen. | |
O'menoh: het bestaansrechtHet Kalihna kind wordt op een katoenen doek op de grond gebaard. De vroedvrouw of de man snijdt de navelstreng, die is afgebonden met een katoenen draad, door met een bamboe mes terwijl hij de volgende woorden uitspreekt: ‘Neem Uw plaats in op deze, wereld mensenkind. Aan U is deze dag!’ Dit is voor de Kalihna de erkenning van het recht van bestaan. De eerste rechten van de nieuwe mens zijn vastgelegd nu hij is gestorven uit de ideeënwereld en geboren in deze dimensie. De Energie die hem deed ontwaken zal hem zijn leven lang begeleiden en hem zich doen ontwikkelen om zijn bijdrage te leveren aan het menselijk bestaan. Bij de Epekodonoh zal deze goddelijke energie, akarë, de ziel, weer teruggegeven worden aan de Grote Oorsprong, Tamusi. Hiertoe zal de pakararë ontstoken worden. Maar voor het | |
[pagina 65]
| |
zover is zullen eerst de begrafenis en het eerste rouwfeest, Omanganoh, moeten plaatsvinden. | |
De begrafenis: atunenohAls de dode een nacht ‘opgebaard’ heeft gehangen, wordt hij of zij in de kist neergelaten. Vroeger kreeg de dode geen kist om hem te dragen, maar een sama'ku, symbool van teruggave aan de schepping, die als element orinoGa naar eind1. wordt genoemd. Een sama'ku (in het Sranan ook bekend als kasiri patu) is een grote aarden pot. Iedere Kalihna had in zijn huis drie sama'ku's staan, oplopend in grootte. In zo'n sama'ku werd de dode in zittende positie gelegd en voorzien van enkele voorwerpen. De voorwerpen waren van persoonlijke aard, zoals de hangmat; pijl en boog als het een man of jongen betrof, een kuita, spintol, als het om een vrouw of een meisje ging. Een bol katoen moest er voor een vrouw ook bij en voor een jonge vrouw of een meisje ging er verder katoenzaad of de nog niet opengebroken katoenknop mee. Verder ging er mais mee en peper, gewikkeld in het blad van de wilde papaja. Er kwam een deksel op de sama'ku en die werd dichtgestreken met verse orino. s Ochtends om zes uur werd er een gat in een hoek van het huis gegraven en de sama'ku werd er onder gezang in gerold. Vroeger werden ook speciale begraafplaatsen gebruikt. Zo'n begraafplaats, die tot nu toe nog de naam atunendobo draagt, was heilige grond. Daar op mocht niet gejaagd worden, noch mocht men er zomaar doorheen lopen. Het gal werd gedicht en de zangers dansten op het graf tot de aarde weer aangestampt was. Dit dansen was meer een ritmische beweging om het graf aan te stampen. Men deed drie stappen opzij, naar links of rechts, naar voren of naar achteren, die werden afgesloten met een gezamenlijk sprongetje naar voren. Zo werd het hele oppervlak van het graf afgewerkt. Het bewegen in stappen van drie naar links, rechts, naar voren en naar achteren, is afgeleid uit het idee van de Kalihna dat de Schepper, de Oorsprong, bestaat uit een positief, het licht, Emamërë en een negatief, de duisternis, Ewarumë. Emamërë staat dan voor al het goede van het bestaan en Ewarumë voor al het kwade. De gedachte wordt in de passen naar de vier windstreken uitgedrukt, om gecentraliseerd te worden in de overgang naar het volgende leven: de sprong voorwaarts. Het graf mocht niet meer te zien zijn, want de persoon was klaar met het aardse bestaan. Het aardse bestaan is onvolmaakt. De persoon gaat op weg naar het volmaakte leven. Daarom moest zijn graf een worden met de omgeving. Als de dans was afgelopen, was de begrafenis ook voorbij. Dit dansen heb ik het laatst meegemaakt in de jaren zeventig, te Awara, Frans Guyana. De kist is in gebruik gekomen bij de kerstening van de Kalihna door de missie. De kist wordt tegenwoordig in de loop van de nacht in elkaar gezet door oudere mannen. Jonge mensen mogen niet aan de vervaardiging van de kist deelnemen. De dode wordt naar de begraafplaats gedragen in processie. 's Ochtends vroeg, om zes uur, zijn de gravers aan het werk gegaan. Ze hebben aan de aarde een plengoffer gebracht en gevraagd om de dode in liefde te omarmen en het lichaam dat zal worden teruggegeven te accepteren als een bijdrage aan al wat leeft, en dus de werkzaamheden niet te ondergaan als een schending. De gebeden die bij het graf worden gezongen zijn niet veranderd, maar er zijn gebeden en liederen uit de Katholieke liturgie aan toegevoegd. De zangers zullen niet op het graf dansen tot de aarde is aangestampt, maar er zal een keurige grafheuvel verschijnen. Wanneer het graf is aangeharkt - vroeger werden de sporen weggebezemd - is de dode begonnen aan zijn reis in de geestenwereld. Hij zal daarin blijven tot hij door de Omanganoh ‘op koers’ gezet zal worden op weg naar zijn oorsprong. Gedurende deze tijd zal hij de nabe- | |
[pagina 66]
| |
staanden in dromen informeren over zijn wel en wee in de andere dimensie. Zijn akapoh kan nog opgeroepen worden door de pïjai. Dit oproepen van de akapoh zal gebeuren op verzoek van de nabestaanden om hem te consulteren over ernstige gevallen van verstoring van het evenwicht van de mensen, of ziekte. Dit oproepen van de akapoh van een overledene vindt heden ten dage nog plaats. Na de Epekodonoh wordt het niet meer gedaan. | |
De omanganoh: het ingaan van de rouwperiodeDe nabestaanden nemen na de begrafenis een rustpauze om direct daarna te beginnen aan de voorbereidingen van de Omanganoh. Men besluit op dat moment om de Omanganoh aansluitend, vijl dagen later, te houden of uit te stellen met drie dan wel twee keer drie weken of drie dan wel twee keer drie maanden; altijd binnen een jaar. De organisatie van de Omanganoh is specifiek in handen van de oudste zoon of dochter van de overledene. Deze ziet erop toe dat alles goed verloopt, en zorgt ervoor dat de familie besluit op welk moment de Epekodonoh gehouden zal worden. Wanneer er overeenstemming is bereikt kiest men de undë, de leidinggevende van het gebeuren. Bij hem of haar maken de leden van de familie kenbaar of ze een rouwperiode ingaan of niet. Er wordt speciaal gevraagd of iemand wel of niet meedoet. De Omanganoh grijpt terug op de oorsprong van het bestaan. Volgens de Kalihna deed het Licht, Emamërë, tijd en ruimte ontstaan. Het woord omanganoh verwijst hiernaar en betekent zowel ‘naar de dageraad’ als ‘wegvoorbereiding’. De Omanganoh vindt plaats vijf dagen nadat de overledene is begraven. Doordat dit getalsmatig overeenkomt met de achtste dag na het overlijden, is deze viering bekend geworden als aiti-dey, die ook in de Surinaamse Creoolse cultuur een plechtigheid inhoudt. De Omanganoh begint om zes uur 's avonds en duurt tot zes uur 's ochtends de volgende dag. De overledene is tot de begrafenis ‘opgebaard’ geweest in de eigen of in een nieuwe hangmat. De rol van de katoenen hangmat in de Kalihna cultuur is nog weinig bekend. Het is niet alleen een voorwerp om in te slapen, het is ook een meubelstuk, een symbool van bepaalde menselijke waarden. Het is een van de sacrale gegevens in de Kalihna religie. De draden van de hangmat zijn niet alleen een product van spintechnieken maar ook symbool van een verbond tussen mens en Schepper. Het is een verbinding met de spirituele dimensie. Voor de overledene is het als een schip, de kanàwa, die de ziel van de overledene op zijn reis door het universum zal dragen, zoals zijn lichaam het voertuig van zijn geest is geweest tijdens het leven aan deze zijde. Om deze reis richting te geven is de Omanganoh vijf dagen na overlijden. Deze vijf dagen verwijzen naar de vijf elementen van het bestaan en naar de vijf goddelijke geschenken die de Kalihna kreeg om dat bestaan te leiden. Aan de vijf elementen wordt meermalen gerefereerd in de overlijdensrituelen. Het zijn, in deze opeenvolging: Wa'toh: vuur, energie; Tuna: het water, het latente leven; Orino: de aarde, de schepping; Ta'wonganoh: het universum, en Tukayana: heerser over leven en dood. (Tukayana is het godsbeeld dat mensen, wier psyche immers op tegenstellingen en begrenzingen is ingesteld, zich vormen van de -onvoorstelbare- Tamusi.) Deze vijf elementen vormen voor de Kalihna samen het bestaan. Ieder begrip heeft een specifieke functie om het bezielde te vervolmaken. Maar ook het niet-fysieke leven ontleent zijn kracht aan het samenspel van deze elementen. De geestenwereld of spirituele dimensie is dan ook voor de Kalihna evenzeer reëel als de tastbare wereld. De vijf goddelijke geschenken zijn: de katoenstruik, de tabak, de takini, de karawasi en de cassave. Was bij de geboorte de katoen | |
[pagina 67]
| |
het eerste object dat de nieuwe mens tot zich nam, bij overlijden is het weer de katoen die hem zal begeleiden naar zijn bestemming. Bij de initiatie van pïjai, (sjamaan, aan de geesten toegewijde,) fungeert de katoen als proefdraad. De sjamaan zal langs één omhoog gespannen katoenen draad klimmen om op de dwarsbalk van het inwijdingshuis zijn gewijde dansen uit te voeren. Als de draad, die maar een paar millimeter dik is, zijn gewicht zal houden is dat een teken van de toestemming van de goden. Voor zover ik weet, heeft deze initiatie de laatste tachtig jaar niet plaatsgevonden. Wel wordt bij de dood van de pïjai nog steeds de draad weer gespannen, en wel van de duimen van de overledene naar de nok van het huis, nu om de ziel van de pïjai met de Tukayana te verenigen. Bij de Omanganoh voor de pïjai worden deze draden kruislings naar de nok van het huis gespannen als teken van vereniging. Bij de Omanganoh voor de pïjai zijn het de pïjajahn, een groep van collega's, die de rituelen leiden. De sjamanenratel, maraka, en de gewijde gezangen, oremi, overheersen.Ga naar eind2. In de Omanganoh worden dus alle ideeën van de Kalihna over ontstaan en bestaan op elkaar afgestemd. De Omanganoh is een treurceremonie en tegelijk een blijde gebeurtenis. Het is een moment waarop de Kalihna vorm geeft aan het idee dat leven en dood in elkaars verlengde liggen, in feite hetzelfde zijn. Er zijn dan ook gelijktijdig rouwenden en gangmakers op het feest. De familie van de overledene treurt om het verlies en er wordt luid geweend, niet alleen door de familie, maar ook door anderen, als uiting van grote betrokkenheid met de overledene en de familie. Vrouwen bezingen het leven van de overledene terwijl ze hun gezang begeleiden met de karawasi, een al of niet versierd mandje met zaaddoppen van de heilige karawasiplant. Voor bepaalde momenten staan de geëigende liederen vast, zoals de openings-liederen in de vooravond, de liederen van middernacht en de liederen van de ochtend. De Kalihna hebben deze liederen hun naam gegeven vanuit het perspectief van de andere dimensie; respectievelijk: ‘de liederen van de ochtend’, ‘de liederen van de middag’, en ‘de liederen van de avond’. De gangmakers hebben tot taak om het gezelschap bezig te houden en plezier te hebben. Zij vieren de geboorte van de overledene in de andere dimensie. Zij horen blij te zijn! Ze vragen de overledene om een goed plaatsje of een goede tocht in het rijk der geesten voor te bereiden voor het moment dat het ook hun tijd is geworden. Er is spel, er is kasiri en er zijn kwinkslagen over en weer. Vaak wordt op zulke momenten ook de overlevering van de eigen geschiedenis gedaan. Gebeurtenissen uit het leven van de overledene worden gememoriseerd - en niet alleen de goede dingen. Er wordt hartelijk om gelachen of gehuild. De Omanganoh houdt in dat de rouwende nabestaanden de rouwperiode ingaan. Naar gelang van de belangrijkheid van de overleden persoon kan deze periode tot vijf jaren duren. Meestal wordt een periode van drie jaar gerouwd. In deze periode worden de rouwenden geacht zich bezig te houden met meditatie en zich veel te ontzeggen. Zo zullen zij niet deelnemen aan feestelijkheden of andere massale evenementen. Zij zullen een gematigd leven leiden, want wie de Omanganoh doet verplicht zich ook de Epekodonoh te ondergaan. | |
De epekodonoh: opheffing van de rouwDe gebruikelijke Nederlandse term voor de Epekodonoh, ‘rouw(opheffings)feest’, is misleidend. Het is niet een festijn van plezier. Het is een opheffing van een zeer zware en langdurige rouwperiode. Het is een ontheffing van rechten en plichten tussen levenden en doden. Het is ook een ritueel van overgave aan en een verbond met de Schepper. Het is een samenbundeling van tijd, materie en geest; het ani- | |
[pagina 68]
| |
meren van ideeën bereffende een fysiek, geestelijk en religieus leven. Er is geen enkel ander moment dat de Kalihna gemeenschap zich zo verbonden voelt met de schepping en de Schepper als bij de Epekodonoh. Epekodonoh komt letterlijk van het Kalihna epï ïko'dorë, ‘de stam doorsnijden’. Dit doorsnijden wordt gesymboliseerd door het afknippen van de haren, het perë ïko'dorë. Deze twee begrippen zijn samengevoegd tot het begrip Epekodonoh. De ceremonie duurt drie dagen en bestaat uit drie delen: de voorbereiding, de reiniging en het hoogtepunt: de teruggave van de ziel. Het geheel wordt dan afgesloten met een feest. De Epekodonoh is als het ware een verbond van levenden en doden om zaken van spiritele en fysieke aard goed te regelen. Vandaar dat de handelingen zijn gericht op zowel het kwade als het goede, beide afkomstig uit een en dezelfde oorsprong, Tamusi. Het feest is een samengaan van dit gegeven voor de mens, speciaal voor de overledene. In de wereld van de geesten, waar ook zijn voorvaderen zijn, zal hij hopelijk een feestelijke of vreugdevolle ontvangst genieten en zich zo gesterkt verder begeven naar de versmelting, het alles omvattende, Tawonganoh, het universum, als beleving van een goddelijk bestaan. Dit verlangen wordt uitgebeeld in de verbranding van de pakararë en in het gebed parakarua dat dan gezongen wordt. | |
Wa'toh: de voorbereidingBij de Omanganoh hebben familieleden zich bereid verklaard met de direct betrokken man, vrouw, dochter, zus/nicht van moederskant of broer/neef van vaderskant de rouwperiode te dragen. Als blijk hiervan hebben ze een kledingstuk van de overleden persoon in bewaring gekregen. Dit kledingstuk zal als de zogenaamde pakararë verbrand worden als hoogtepunt van het feest. Ook hebben de rouwenden tijdens de o'nemanoh, de rouwperiode, hun haar laten groeien. Deze uitingen van een periode van bezinning worden op de eerste dag van de Epekodonoh in de geest ontstoken - er is sprake van energie: vuur, wa'toh! In de scheppingsepisode wordt met wa'toh het moment van ontstaan aangegeven. Energie ontvlamde en creëerde. Dit moment wordt weergegeven als de voorbereiding in de Epekodonoh-cyclus. Het begint al bij de bereiding van de kasiri. Het bereiden duurt drie dagen. De drums worden bespeeld. Als de kasiri is opgeslagen in de sama'ku of, tegenwoordig, in anderssoortige vaten, begint het tweede gedeelte van de voorbereiding. Het is een gewoonte dat alles wat voor het feest wordt aangeschaft aan voeding en drank daadwerkelijk opgebruikt wordt. Daarom zullen er soms, na het feest, elke middag nog mensen bijeenkomen totdat alles echt op is. 's Middags, in het laatste deel van de dag, dat is om drie uur, nemen de epekodonasahn, degenen die door deelname aan de Epekodonoh hun rouwperiode zullen afsluiten, plaats. Zij worden beschilderd met symbolen die van geslacht op geslacht worden overgedragen. Niet iedereen mag de tekeningen aanbrengen. Meestal zijn mensen voor deze eervolle taak aangezocht. De beschilderingen, van rug en borst, zijn symbolen van goed en kwaad, dood en leven, liefde, licht en duisternis, orde en chaos. De rug, beschreven met de ‘negatieve’ symbolen is een tegenhanger van de borst, waarop de ‘positieve’ symbolen zijn weergegeven. Tijdens deze gebeurtenis bespelen mannen de sambura, de hangende trom met zijn volle, zware klank. Er moeten vijf sambuka's zijn, anders kan er geen sprake zijn van een Epekodonoh. Een veelvoud van vijf is geen bezwaar, al zullen er in de praktijk niet meer dan tien zijn. Tijdens de plechtigheid worden er maar drie liederen gezongen: het uitnodigingslied voor de levenden en de doden om deel te nemen aan het feest. Het tweede lied is speciaal bedoeld voor de geesten, goede en | |
[pagina 69]
| |
slechte, die gezamenlijk worden aangeduid als ewarumë. Het derde lied heeft betrekking op het beschilderen en de komende dagen van de Epekodonoh. Om vijf uur moet de ceremonie van beschilderen voorbij zijn. Om zes uur beginnen de karawasi-liederen. De deelnemers aan de ceremonie worden door de vrouwen die zingen, meegevoerd voor de dans van Ewarumë. De dans begint in het oosten en vormt een kring. Gedurende de dans wordt telkens van richtig veranderd en wordt de beweging van de kring steeds sneller. Er wordt de hele nacht gedanst, in het begin afwisselend met karawasi of sambura. Na middernacht zijn sambura en karawasi versmolten tot één ritme. Deze episode in de wa'toh is een van de wonderlijkste gebeurtenissen. De volgende ochtend om half zes worden de kledingstukken van de overledene, die de rouwenden in bewaring hadden, verzameld. In een kring worden de eeuwenoude liederen gezongen en het hoopje kledingstukken in het midden wordt aangestoken. Het vuur symboliseert de ziel van de overledenen. Energie voegt zich samen met energie, het lied van de pakararë klinkt. De overledene wordt gevoegd bij zijn voorouders en wordt voor de achtergeblevenen ‘slechts herinnering’. De kring van dansers danst om het vuur en wanneer het wat minder fel brandt en de brandstof bijna op is springen mannen in de vlammen en doven de laatste smeulende resten. De Wa'toh gaat over in de Tuna, de verschoning, bron van leven. | |
Tuna: de verschoningDeelnemers en anderen worden door karawasi en sambura al dansend naar het water geleid voor het ceremoniële bad. De deelnemers begeven zich in het water en wassen zich, bespatten elkaar, lachen en maken grapjes; een argeloze toeschouwer kan opgepakt worden en het water in gegooid. (Het tijdstip voor de Epekodonoh is altijd zorgvuldig gekozen. Twee belangrijke criteria zijn: volle maan, en hoog water tegen zes uur 's ochtends.) De vrouwen die de karawasi-liederen zingen leiden de gereinigden terug naar het centrum van de ceremonie. De betrokkenen wisselen van kleding - ze droegen eerst dezelfde kleur van rouw: donkerblauw (de Kalihna kleur voor rouw), of zwart (West-Europees van oorsprong). Dan worden ze geplaatst op de ceremoniële zitmeubels, gemaakt in de vorm van de koningsgier, de jaguar of de kaaiman. Deze archetypen hebben elk hun specifieke betekenis; daar zal ik hier niet verder op ingaan. Ieder van de deelnemers heeft zijn spullen voor de opmaak - wat in het Westen of versiering of kleding genoemd wordt, maar wat in de Kalihna traditie hetzelfde is - in de pasua, een mandje. De haren worden gekamd en geknipt onder begeleiding van de sambura. Daarbij wordt niet gezongen. Met deze handeling wordt het verbreken van de aardse band met de overledene aangegeven. Hij bestaat nog wel, maar alleen als bewustzijn in ons aardse leven. Wanneer de haren afgeknipt zijn, is de rouwperiode formeel afgesloten. De sambura's vallen stil en worden opgehesen. Gasten en leden van de Epekodonoh, de epekodonohsan krijgen de kans zich te verzorgen. Hierna zullen de sambura's weer zingen en zal het laatste deel van de ceremonie plaatsvinden. | |
Omino: het stoffelijke, de scheppingMet Orino is de mens weer in zijn tastbare, aardse wereld beland. Er is een nieuwe periode aangebroken. De mensen zullen weer hun alledaagse bezigheden ter hand kunnen nemen. Om dit in te gaan worden de leden van de Epekodonoh feestelijk opgemaakt. Ze worden gekleed onder gezang en sambura-spel. De feestelingen wordt zoete drank aangeboden. Tegenwoordig zijn dat meestal likeurtjes, vroeger werd er honing of kasiri vermengd met honing of suikerrietsap geschonken. Het zoet is voor een voorspoedig bestaan na deze | |
[pagina 70]
| |
Epekodonoh. pWanneer de aankleding is voltooid, wordt het lied van voltooiing gezongen. Onder dit lied gaan de daartoe aangezochte personen, awongananoh, de ‘nieuwe mens’ dansend tegemoet. Hun taak is het een lid van de ceremonie ten dans te voeren. Deze awongananoh gaan achter de aangewezen persoon staan, maken danspassen naar de rechterkant en tenslotte naar de linkerkant en voeren ieder hun feesteling ten dans. Wanneer de rij van epekodosahn voor de sambura in dans is gesloten is het feestelijk gedeelte begonnen. De liederen na de openingsgezangen liggen niet vast. Iedere zanger kan zijn eigen repertoire inbrengen. Vaak worden ze ook wel als improvisatie ten gehore gebracht. De melodie is dan hetzelfde maar de tekst is naar eigen inzicht aangepast. De liederen die de tijdstippen begeleiden liggen wel vast. Zo zullen rond middernacht en in de ochtenduren de voor dat uur passende eeuwenoude liederen klinken. Gasten en overigen nemen deel aan de dans, die met veel kasiri, sterke drank en versnaperingen tot de ochtend zal duren. Om zes uur is dan het afscheidslied, waarna de drums stilvallen. De feestelingen worden gefeliciteerd met de voltooiing van hun rouwperiode. Sommigen zullen dan weggaan en anderen brengen nog een paar uur met de epekodosahn door. De hernieuwde vervulling van een aards bestaan is vrij!
Bewerking uit: Wa'toh, Tuna, Orino (manuscript voor Stichting Kalihna Nederland door F.J. Malajuwara)
Frans Malajuwara is lid van de Stichting Kalihna, een zusterorganisatie van Stichting Kalinha Nederland, die door mensen van Galibi is opgezet. Het adres van de Stichting is Stichting Kalihna Nederland, Rudi Bloemgartensingel 87, 1069 PR Amsterdam. |
|