| |
| |
| |
Marian Stellema
Dinari's
Dood en rouwverwerking bij creoolse Surinamers in Nederland
In Nederland kiest een deel van de creoolse bevolkingsgroep na een overlijden voor een traditionele bewassing. Vertegenwoordigers van het uitvaartwezen schatten dat tussen de zestig en tachtig procent van deze bevolkingsgroep hiervoor kiest. Een traditionele bewassing wordt door een dinarivereniging verricht. De overige werkzaamheden na een sterfgeval, zoals het vervoer van het stoffelijk overschot, de rouwbrief, de kist en de regeling van de uitvaart worden door Nederlandse uitvaartverenigingen verzorgd. In Nederland zijn verschillende dinariverenigingen werkzaam; zij bevinden zich vooral in Amsterdam, Rotterdam en Utrecht.
| |
De wijze waarop Dinari's hun taak uitoefenen
Een familie die een traditionele verzorging voor een overledene verkiest, zoekt dikwijls zelf contact met een dinarivereniging. Dit kan een vereniging in de woonplaats van de overledene zijn of een vereniging in de plaats waar men bijvoorbeeld een dinari kent. Nadat het contact totstandgekomen is, gaan twee vertegenwoordigers van de vereniging naar het huis van de overledene, meestal de gran brada (hoofdbroeder) in gezelschap van een dinari, Ter plaatse aangekomen besprenkelen zij de overledene met dram (alcohol). Vervolgens bellen zij de uitvaartondernemer met het verzoek het stoffelijk overschot op te halen en dit naar het betreffende uitvaartcentrum over te brengen. Daar wordt het stoffelijk overschot in een koelcel geplaatst.
Vrijwel alle dinari's werken vanuit een uitvaartcentrum, omdat daar de faciliteiten aanwezig zijn die nodig zijn voor een traditionele bewassing. Er zijn vaste contacten tussen de dinariverenigingen en de uitvaartcentra. De dag na het overlijden komt de familie naar het uitvaartcentrum om alle zaken te regelen. Men maakt afspraken over de kosten, het tijdstip van de bewassing en het moment van de afscheidsceremonie. Tevens wordt het tijdstip van begraven vastgelegd. De dinari's proberen de familie zoveel mogelijk bij te staan, zowel in emotionele als in praktische zin. Deze begeleiding kan acht dagen en soms wel tot zes weken na de begrafenis doorgaan.
De bewassing zelf vindt op het afgesproken tijdstip plaats in de kamer (kamra). Zo wordt de bewassingsruimie in een mortuarium of dezelfde ruimte bij een uitvaartcentrum door de dinari's genoemd. De kamer mag tijdens de bewassing alleen met toestemming van de dinari's betreden worden. In de kamer bestaat een hiërarchie. De gran brada of gran sisa (hoofdzuster) heeft hier de leiding. Elke aanwezige heeft echter een functie in de kamer. Een dinari met veel ervaring heeft een hogere functie.
Tijdens het werk in de kamer worden veel commando's gegeven; deze vinden vaak nonverbaal plaats. Wordt er wel gesproken, dan gebeurt dit meestal in een bepaald jargon. De werkzaamheden worden veelvuldig begeleid met het gezang van christelijke liederen in het Nederlands en het Sranan. Iedere vereniging heeft een singibuku (zangboek) en elk lid moet een exemplaar van dit zangboek bij zich hebben. Natuurlijk zijn er binnen een vereniging
| |
| |
altijd mensen die goed kunnen zingen. Zij heffen spontaan een lied aan, waarna de anderen meezingen. De meest gezongen liederen komen voort uit de Evangelische Broederkerk.
Dinari's begroeten elkaar altijd met een kniebuiging, terwijl zij elkaar een hand geven en ze spreken elkaar aan met broeder en zuster. De mannen gaan dikwijls gekleed in een wit hemd en een witte of zwarte broek, waarover een doktersjas. De vrouwen dragen een witte verpleegstersschort, om het hoofd een witte angisa (hoofddoek), voor deze gelegenheid speciaal gevouwen in de rouwstand; dat wil zeggen met de punten naar beneden.
Dinari's moeten zich aan bepaalde hygiënische voorschriften houden tijdens het bewassen. Voordat zij de Kamer betreden, worden zij gecontroleerd. Zo moeten de nagels kort geknipt zijn en is het verboden sieraden te dragen. Hun kleding moet goed verzorgd zijn. Het is gebruikelijk dat overtredingen met boetes worden bestraft. Bedragen die in dit verband genoemd werden, variëeerden van f 2,50 tot f 10,- of een fles drank. Deze boetes worden dan in de verenigingskas gestort.
| |
De werkzaamheden van de Dinari's
Een bewassing begint bij voorkeur om twee uur 's middags en de faciliteiten in een uitvaartcentrum worden dan tot een uur of vijf uur ter beschikking gesteld. De gran brada of gran sisa heeft de eindverantwoordelijkheid voor de werkzaamheden die gedurende deze uren plaatsvinden. Zij wijzen per keer iemand aan die de leiding heeft bij het bewassen, de kamra basi.
Het eerste wat gebeurt, is de inspectie. Twee dinari's gaan de kamer binnen om te kijken hoe de overleden persoon erbij ligt. Niemand weet bijvoorbeeld wat men aan zal treffen. De ploeg buiten de kamer moet hierop voorbereid zijn. Voordat één van deze personen echter de kamer betreedt, kloppen zij op speciale wijze op de deur. Zo vragen zij belet om binnen te komen. Dit gebeurt uit respect voor de overledene. Het idee leeft namelijk dat er in dit vertrek een lichaam ligt, waarvan de geest nog moet vertrekken.
Na binnenkomst in de kamer groeperen de dinari's zich rondom het lichaam. Deze plechtigheid vindt echter altijd plaats zonder dat er woorden aan te pas komen. Het voeteneinde blijft altijd vrij. De persoon die de leiding heeft, neemt aan het hoofdeinde plaats. Hierna wordt de familie binnengeleid. Dinari's vinden het belangrijk dat de familie ziet hoe zij, de dinari's, de overledene aantroffen. Na de bewassing zal de familie het verschil in uiterlijk bij de overledene kunnen constateren. De dinari's stellen er een eer in de overledene zo mooi mogelijk te maken.
Na dit samenzijn worden de familieleden buiten de Kamer geleid. Zij zijn immers niet ingewijd!
Het werk dat aan het lichaam van de dode wordt verricht, noemt men in het vakjargon wroko (werken). Voordat de wroko begint, reikt men elkaar de hand. Men bidt het ‘Onze Vader’ of zegt een vrij gebed op. Men vraagt God om kracht om het werk goed te kunnen doen. Gebeden wordt dat er niets in de weg zal staan om het werk te bemoeilijken. Vervolgens heft men het aanvangslied aan. De tekst in het Sranantongo luidt:
Te wi de begin fu du wan wroko
Nange begi a mu de
Gado blesi fosi wi mu suku.
In het Nederlands vertaald:
Als wij geen mislukt werk willen leveren
zullen wij bij aanvang van het werk
de Here biddend moeten vragen
ons nabij te zijn en ons te zegenen.
| |
| |
Een ander lied:
Di da siki ben kom tranga,
Masra seni dede kon.
Dede kon a taki sisa/brada,
Masra oso plesi de.
Refrein:
Luku fa da oso bigi,
en da tafra fatu tru.
Kom na ini nyan èn dringi,
nanga den di de kaba.
In het Nederlands vertaald:
Toen de ziekte erger werd,
stuurde de Heer de dood.
De dood heeft gezegd Broeder/Zuster,
daarboven bij de Here is er plaats.
Refrein:
Kijk hoe groot het huis is,
en de tafel is gevuld.
Kom binnen, eet en drink,
met hen die al daar zijn.
Hierna begint de bewassing. De dinari's wassen hun handen en desinfecteren deze met dram; dit gebeurt ter bescherming van de dinari's. Tijdens het bewassen drinkt men sterk alcoholische dranken, zoals rum, whisky, cognac of jenever. Deze worden nodig geacht om de inwendige mens te beschermen. Voor het drinken van deze alcoholische dranken gebruiken zij een kleine kalebas. Terwijl zij dit doen, zingen zij het lied:
Hemel kondre switi presi, ma a farawe (2 keer).
Kanti a no kanti, faste gron a de.
Te a doro yanda, drape da kroon sa de.
In het Nederlands vertaald:
In de Hemel is het een leuke plaats, maar het is heel ver.
Het is niet gevaarlijk, er zal vaste grond zijn.
Wanneer wij daar aankomen, zal de Kroon daar zijn.
Bij sommige verenigingen ligt de Bijbel tijdens het werk geopend. Als de overledene gewassen is, wordt het lichaam met een laken toegedekt. Degene die de leiding heeft en vanuit die functie dan ook aan het hoofdeinde staat, verzorgt het hoofd van de overledene. Alle andere mensen werken op commando. Degene die de kleding en attributen beheert, die nodig zijn bij het wassen en kleden van de overledene, wordt aangeduid als magazijn. Het commando ‘magazijn’ houdt in dat er ‘aangekleed’ moet worden. ‘Magazijn’ legt nu een kledingstuk op de schouder van een dinari. De betreffende dinari moet de opdracht uitvoeren en vraagt eventueel om assistentie van één van de aanwezige broeders of zusters. Bij het aankleden wordt door sommige verenigingen het lied: Lobi sisa/brada e wiri krin krosi vo go mite we Jezus da Lam gezongen. De Nederlandse vertaling is: Die lieve zuster/broeder draagt schone kleren om Jezus, het lam Gods tegemoet te treden. Er zijn ook verenigingen die steeds een ander lied bij bepaalde handelingen aanheffen. De bovenkleding wordt aangetrokken, maar pas nadat iedere aanwezige deze kleding vastgehouden heeft.
Als de overledene gekleed is, maar nog niet gekist, moet de familie komen kijken. Wanneer men dat wil, kan een familielid bijvoorbeeld het haar van de overledene zelf kammen, een
| |
| |
beetje helpen met opmaken of de sieraden omdoen. Alleen diegene van de familieleden die bij deze vorm van ‘zorg’ is betrokken, mag binnenkomen. De kist wordt door de dinari's opgevuld met een extra kussen en met de kleding van de overledene. Dit is erg belangrijk. Als er geen kleren genoeg zijn, dan vult men de kist met andere spullen op. De overledene moet namelijk mooi ‘hoog’ in de kist komen te liggen. In de kist worden vaak allerlei attributen meegegeven, zoals een bril, een scheerapparaat, een agenda of zaken waaraan de overledene speciaal gehecht was.
Na dit ceremonieel gaan de dinari's een beetje dansen met de geopende kist. Dansen met de kist doen zij om de dode te plezieren; de dode vraagt hierom. In Suriname gebeurt het dansen met de kist van een overledene veel meer dan hier. Bij zeker één vereniging wordt, net als bij de Rooms-Katholieken drie keer een teken met het kruis op de kist gemaakt.
Gedurende de gehele plechtigheid wordt de familie niet alleen zorgvuldig begeleid, maar er wordt ook met hen gezongen. Deze samenzang is erg belangrijk in het leven van de dinari's na een zo ingrijpende gebeurtenis. Hoeveel aandacht hieraan besteed kan worden, is afhankelijk van de beschikbaar gestelde tijd. De familie drinkt eerst wijn met de dinari's; meestal een soort notenwijn. Dit ritueel wordt door de dinari's als een soort beloning ervaren voor de door hen bewezen diensten.
Tegen vijf uur in de middag gaan alle aanwezigen naar de ontvangstruimte om te bidden en te zingen met de familie. Het is de taak van de dinari's om tussen de familie te staan, hen te begeleiden en troosten. Meestal duurt het bidden. zingen, het houden van en luisteren naar de verschillende toespraken een uur. Na deze plechtigheid van een uur heeft ieder ‘afscheid’ genomen. De familie wordt als laatste geroepen. Zij mag nog een keer afscheid nemen, indien zij dat wil. Hierna wordt de kist voor driekwart met het deksel gesloten en het verenigingskleed erover gelegd. Daarna wordt de kist gesloten en gaat het kleed er helemaal overheen.
Dan is het moment gekomen dat de dinari's de dode met veel eerbied naar de plek begeleiden waar deze behoort te staan. Na deze bijeenkomst reinigen de dinari's zichzelf. Daarbij wassen zij eerst hun handen, hals en gezicht met dram. Schorten en verdere attributen moeten af. Andere attributen die afgedaan worden, zijn: de verenigingsspeld, de hoofddoek en de pangi (schouderdoek).
Hierna komt de familie de kamer binnen met broden, belegd met boter en kaas die in een theedoek zijn gewikkeld. De dinari's danken de Heer, zij zeggen: ‘Dank, dank, dank den Heer’. Na deze ceremonie gaat de familie de kamer uit. Maar eerst wordt de eed door de dinari's afgelegd met de begeleidende woorden: ‘horen, zien en zwijgen’. Er wordt dus gebeden en men gaat eten.
De volgende dag is de begrafenis. Dikwijls gaat een aantal dinari's mee naar de begrafenis. Traditie is dat de familie de kist draagt. Daarbij gaat één persoon, de krepti, de stoet voor. Hij loopt op een speciale, slepende wijze; de dragers volgen hem op dezelfde manier.
Op de avond na de begrafenis gaat de familie vroeg slapen, zij heeft rust nodig. Dit wordt de sribineti (slaapavond) genoemd.
| |
Het afscheidsritueel
Een belangrijk aspect bij het afscheidsritueel is prati. Prati betreft in dit geval een scheidingsritueel tussen de levenden en de doden. Dinari's nemen over het algemeen aan dat de ziel tot de bewassing in het lichaam verblijft. Door het bewassen, gaat de ziel buiten het lichaam zweven. Na 42 dagen is de ziel in het dodenrijk aangekomen. Te veel binding aan de nabestaanden kan dit proces bemoeilijken. Voorafgaand aan het bewassen worden familieleden binnen de kamer gehaald voor dit afscheidsritueel prati. Dinari's begeleiden dit
| |
| |
proces.
Tranen kunnen een ongewenste emotionele binding met de overledene totstandbrengen. Dinari's letten er daarom altijd op dat er geen tranen op de overledene vallen. Zou er namelijk op deze wijze een verbinding totstand komen, dan zal de overledene zich openbaren. Dit gebeurt dan wel in een droom. Maar de emotionele binding moet juist losgemaakt worden; dat is de essentie bij prati.
Een overledene die kinderen of kleinkinderen achterlaat, krijgt touwtjes ter lengte van ieder kind mee de kist in. Een dinari spreekt dan de volgende begeleidende tekst: ‘Dit is......, je mag hem/haar niet zoeken. Als je met hem/haar wilt spelen, doe het dan hier’. Ieder kind wordt drie keer over de kist getild ten afscheid. Mochten kinderen zelf komen te overlijden, dan worden zij door vrouwelijke dinari's op een soortgelijke wijze bewassen als de volwassenen. Kinderen hebben echter een zeer sterke geest, waardoor extra handelingen verricht moeten worden om de scheiding tot stand te brengen. Ditzelfde geldt voor de ouders van deze kinderen.
Het afscheid nemen tussen echtgenoten gebeurt op een speciale manier zonder dat daar familie hij is. De bedoeling is dat een kledingstuk, een slip of doek wordt meegegeven in de kist. Dit kledingstuk moet echter eerst door de achtergebleven partner gedragen worden. Een dinari laat dit gedragen kledingstuk aan de overledene ruiken. Dan spreekt hij/zij de woorden: ‘Als je je vrouw/man zoekt, dan is ze hier bij je’. Op deze wijze wil men nachtelijke bezoeken aan de overlevende man/vrouw voorkomen.
| |
Speciale problemen en hun oplossingen
Nabestaanden hebben het dikwijls emotioneel zwaar te verduren. Hierbij kunnen de emoties zo hoog oplopen dat men hysterisch gaat gillen of over de grond gaat rollen. Maar door deze heftige emoties kunnen mensen ook heel sterk worden. Nu wil het geval dat er zich op de grond veel lagere geesten bevinden, zodat het op de grond rollen tot iedere prijs voorkomen moet worden. Een dinari zegt in dit geval: ‘Je mag wel gillen, maar niet over de grond rollen’.
Sommige mensen moeten door elkaar geschud worden of met koud water weer bij hun positieven worden gebracht. Bij een dode worden vaak onzichtbare wezens gevoeld. Het beste is dan de drank sopi (90% alcohol) te gebruiken. Sommige mensen raken in trance, vooral als de geest dichtbij is. In trance gaat men een heel andere taal spreken. We horen dan bijvoorbeeld talen als Kromanti, Ingi, Apuku en Aisa. De meeste dinari's verstaan deze talen echter niet.
Enkele dinari's vertelden dat zij tekens ontvangen wanneer er iemand overleden is. Er werd op hun deur geklopt en dan zagen zij iemand binnenkomen die al overleden was. Deze gebeurtenissen vonden 's nachts plaats. Bij het bewassen voorvoelde men ook dat er weer iemand overleden was en dan bleek dit later inderdaad zo te zijn. Andere dinari's, die hiervan kennisnamen, vinden deze ervaringen zeer ongeloofwaardig.
Een probleem dat voorkomen moet worden, is zwarte magie. Niets van de overledene mag tijdens het bewassen uit de kamer verdwijnen. De kamra basi moet hierop toezien. Onder zijn of haar leiding worden bijvoorbeeld de nagels van de dode geknipt. Stel, dat deze nagels uit de kamer mee naar buiten worden genomen en buiten bewerkt worden, dan kan dit zeer gevaarlijk zijn. In geval van ruzie en onenigheid kan men hiermee zeer veel kwaad aanrichten. Normaal wordt aan de geest altijd gevraagd te gaan rusten en niet te gaan zwerven. De taak op aarde is immers volbracht. Wel is het zo dat, wanneer de geest een probleem signaleert bij een familielid, dit in een droom aan iemand van de levende familie geopenbaard kan wor- | |
| |
den. Deze persoon kan dan direct handelend optreden.
Wanneer een lijk vanuit Nederland naar Suriname wordt vervoerd om daar begraven te worden, moet dit lijk gebalsemd worden. Dit gebeurt over het algemeen in het ziekenhuis. Soms doen de dinari's het echter nog eens over. Voor het balsemen van het lichaam gebruikt men kamfer, dat werkt goed. De kamfer wordt op verschillende plaatsen ingespoten. Eerst spuit men aan beide kanten van de hals om de hersenen intact te houden en daarna nog eens in iedere zijde van het lichaam voor de ingewanden, Als laatste spuit men tussen de grote tenen. De kamfer werkt dan opwaarts en houdt op deze wijze de lijkgeur tegen. Voor dit doel wordt ook wel formaline gebruikt. Voor het balsemen van een lichaam met formaline is echter wel een speciale vergunning nodig.
Dinari's bij het uitvaartcentrum ‘Daelwijck’ in Utrecht, zomer 1997.
| |
Verschillen in werkwijze tussen Suriname en Nederland
Doordat sommige dinari's zowel in Nederland als in Suriname werkzaam zijn, vallen hen de verschillen in benadering en handelwijze op. In Suriname weten dinari's dat ieder mens na de laatste adem nog een allerlaatste keer ademt en dat deze laatste ademstoot zeer giftig is. Voorkomen moet worden dat deze laatste ademstoot in iemands gezicht wordt geblazen. De persoon die deze ademstoot in het gezicht krijgt, zou het namelijk niet overleven. Het probleem wordt opgelost door een kalebas koud water over het ontzielde lichaam te gooien. Dit heeft een samentrekking van de spieren tot gevolg en zodoende wordt de laatste adem uitgeblazen. Tijdens dit gebeuren staan de dinari's met hun rug naar de overledene gekeerd. Wanneer er een doek op de mond van de overledene ligt, is dit om te voorkomen dat de vrijkomende gassen dinari's zouden besmetten en ziekmaken.
| |
| |
In Suriname wordt een overledene twee keer behandeld door de dinari's. De eerste behandeling is veel belangrijker dan de tweede. Bij de eerste behandeling moet zeer goed gewassen worden. Het lichaam moet zowel van binnen als van buiten grondig worden gereinigd. Voor het balsemen of prepareren van een lichaam is balsem nodig. De hoofdbestanddelen hiervoor zijn zuuroranje, Surinaamse kruiden, tabak, kamfer, spiritus en verschillende oliën. Iedere dinari heeft zijn (haar) eigen recept, vaak zijn deze door voorouders overgedragen en geheim. De balsem komt voor als een stevige substantie, maar ook in een vloeibare vorm. Het wordt in de openingen van de overledene gestopt. Eerst wordt het hoofd gebalsemd. Met een trechtertje wordt de vloeibare balsem via de neus naar binnengebracht. Vervolgens wordt het naar de maag en ingewanden getransporteerd door middel van slikbewegingen. Hierbij wordt de overledene in een zittende houding gezet, uiteraard met ondersteuning van een dinari. Dit moet zorgvuldig gebeuren. Alle handelingen die daarmee samengaan, moeten zijn omgeven door eerbied en respect. Daarna stopt men watten in de neus. Ook in de andere lichaamsholten stopt men watten, gedrenkt in balsem. Daarna wordt van een katoenen lap een lendendoek gevouwen en deze wordt de overledene omgedaan. Na zo'n eerste wassing zijn er op de dag van het kisten geen problemen meer te verwachten.
Vroeger werd een overledene in Suriname na de eerste behandeling in de ‘parade’ gelegd. De parade is een houten bak die op schragen staat en bedekt wordt met een zeskantige kap. Er komt een rok om de schragen en over de kap wordt een laken gelegd, het geheel vormt de parade. Nu gebeurt dit alleen nog wanneer de opbaring thuis plaatsvindt, wat slechts bij hoge uitzondering voorkomt. Bij de loges (broederschappen), zoals die van de Mecanics, Foresters en anderen, gebeurt dit ook zo. In Nederland maakt men weer parades en sommige dinari's proberen dit gebruik in ere te herstellen. Bij zeker één vereniging is dit reeds het geval. Vroeger bleef men voortdurend waken bij de parade. De volgende dag om tien uur kwamen de dinari's om te kisten en 's middags om half vijf werd er begraven.
| |
Een dede oso
Een dede oso is een speciale rouwbijeenkomst. Tijdens een dede oso steunt men elkaar om het rouwproces door te komen. Het is gebruikelijk dat hierbij dinari's aanwezig zijn. Uit respect voor de dode neemt men iets mee voor de familie. In onderling overleg zorgt men voor eten en drinken. Men ondersteunt de nabestaanden en probeert hen zo mogelijk niet op kosten te jagen. De rouwbijeenkomsten kunnen plaatsvinden voor de begrafenis, op de achtste dag, na zes weken of zelfs na een jaar. Tijdens bijeenkomsten die op de achtste dag en na zes weken plaatsvinden, wordt dikwijls builen een tafeltje voor de overledene gedekt. Men komt om acht uur 's avonds bijeen en begint met zingen. Het lied dat dan gezongen wordt, is:
Wi beri hem na ini gron bekasi
a ben dede tide na acte de kaba
di wi no syi hem moro
De Nederlandse vertaling luidt:
Wij hebben in de aarde begraven, omdat diegene is overleden.
Het is vandaag reeds de achtste dag waarop onze ogen hen niet meer hebben aanschouwd.
Op de tafel binnen ligt vrijwel altijd een wit tafellaken. Hierop liggen de geopende Bijbel en de liederenbundels. Tevens staan er een brandende witte kaars en een glas water. Om tien uur wordt het eerste deel van de bijeenkomst afgesloten met het lied:
| |
| |
Opo hemel, opo gron!
Ala libisuma opo!
Opo star' èn mun èn son!
Engel srefi, di de na tapu!
Ala wroko fu Hem han: Prijze wi hun Helpiman.
De Nederlandse vertaling luidt:
Verhef U gij hemelen en aarde, sta op gij mensenkinderen
(hier gaan de aanwezigen staan)
verhef u sterren, maan en zon;
Ja engelen daarboven en alles wat door de hand van de Heer geschapen is, sta op
hef een lied aan om God eer te geven, groot te maken en te prijzen.
Het tweede couplet roept niet alleen op om te zingen, maar dat ook welluidend, zuiver en op gepaste wijze te doen.
Hierna wordt er gebeden en er wordt afgesloten met het lied:
Amen ja! amen ja
Amen en halleluja
Wi ala ati wi ala mofo taki
Gado Jehova grani a tiri ala sani. Halleluja (5x).
De vertaling:
Onze harten getuigen ervan onze monden roepen uit:
dat Jehova God groot is en dat Hij de aarde en alles daarin bestuurt. Amen.
Hierna houdt men ruim een uur pauze en tijdens deze pauze wordt er gedronken en iets genuttigd. Vanaf tien uur mogen er alcoholische dranken geschonken worden. Om elf uur pakt men de draad weer op, zonder dat er sprake is van een centrale leiding. Om beurten mogen de mensen die binnen- en buitenzitten een lied aanheffen, dat gezamenlijk gezongen wordt.
Vanaf kwart voor twaalf wordt de bijeenkomst weer centraal geleid en worden er speciale liederen gezongen, waaronder: suma yere san mi taki wan yuru gengen naki.
Vrij vertaald: mensen luister naar mij, de klok heeft één geslagen. Dan zingt men ‘een lied uit de Bijbel’ dat verband houdt met een enkeling. Wanneer de klok twee heeft geslagen, zingt men weer een lied uit de bijbel waarin nu twee personen centraal staan. Dit gaat zo voort met drie uur, vier uur, vijf uur, zes uur, zeven uur, acht uur, negen uur, tien uur (dan kan men bijvoorbeeld zingen; tien geboden gaf de Heer), elf uur (dan zingt men bijvoorbeeld elf apostelen zijn trouw gebleven). Als er uiteindelijk gezongen wordt dat de klok twaalf slaat, dan is het middernacht. Alle aanwezigen staan nu op en zingen:
't Is middernacht en in de hof buigt,
tot de dood bedroeft, in 't stof de Levensvorst
in Zijn gebeen doorworstelt Hij Zijn strijd alleen.
Als men dit lied aanheft, gaan alle lichten uit, met uitzondering van de brandende kaars op tafel. De aanwezigen zingen twee coupletten van het hierboven genoemde lied, daarna gaan ze verder met heel zacht neuriën. Dan spreekt één der aanwezigen een vrij gebed uit, dat afgesloten wordt met het gezamenlijk bidden van het Onze Vader. Hierna gaan de lichten weer aan en is er een pauze. (Zie voor de betekenis achter deze rituelen onder andere: Bot 1998: 108-109.)
Na de pauze wordt er weer gezongen. Men is vrij om tussendoor verhalen te vertellen (soms anansitori), moppen te tappen en raadsels op te geven (lai-tori). Dit samenzijn heeft de vorm van een gezelschapsspel. Ter verho- | |
| |
ging van de hilariteit worden komische gebeurtenissen uit eigen dorp of een ander dorp verteld en ter ere van de dode ook de dingen waarbij hij/zij betrokken was. Soms raken mensen in trance, waarbij de geest van de overledene via hen spreekt. Om ongeveer half vijf 's ochtends gaan zoveel mogelijk mensen, ook zij die buiten waren, naar binnen om de bijeenkomst af te sluiten met het slotlied: Musudei. Dit is het woord voor het gloren of aanbreken van de nieuwe dag. Over het algemeen is dit een zeer emotioneel moment. De bijeenkomst wordt besloten met het uitspreken van een gebed, gevolgd door: ‘In Jezus naam, ja amen.’ Daarna wordt de kaars uitgemaakt. De kaars vertegenwoordigt de geest van de overledene. Het resterende gedeelte van de kaars gaat naar de oudste van het gezin. In tijden van moeilijkheden steekt men deze aan en bidden de familieleden voor bescherming en kracht. Sommigen vinden het aansteken van de kaars riskant, want er zouden negatieve krachten door vrij kunnen komen.
| |
De persoon van de dinari
Dinari's die hun bijdrage leverden voor het schrijven van dit artikel zijn veelal omstreeks 1970 naar Nederland gekomen. Velen zijn in de jaren twintig en dertig geboren en zij die in de jaren veertig zijn geboren, hebben inmiddels de leeftijd van vijftig jaar bereikt. Traditioneel mocht men op deze leeftijd pas beginnen met het bewassen. Nu treft men ook jongere mensen binnen de verenigingen aan. Dinari's waren en zijn, dikwijls in de verpleging, de bejaardenzorg of anderszins in de sociale sector, werkzaam. Het dinariwerk wordt als liefdewerk en dienend ervaren, zowel ten aanzien van de overledene, als ten aanzien van de nabestaanden. Eén dinari vertelde: ‘Om te zien dat iemand daar ligt die niets meer kan doen, dan moet je de persoon bijstaan om te kleden en in haar huis te zetten’.
Het huis (oso) is de kist van de overledene. Het geeft dinari's een rustig gevoel te weten dat wat men nu voor een ander doet, uiteindelijk ook voor hen gedaan zal worden. Dinari's voelen zich geroepen dit werk te doen. Het werk leidt naar het spirituele, het mystieke, maar dat betekent niet dat het werk ‘an sich’ mystiek is.
| |
De dinariverenigingen
Bij de Evangelische Broedergemeente in Suriname was het gebruikelijk dat dienaren diverse taken binnen de kerk vervulden. Er werd onderhoud gepleegd, er werd op het zedelijk gedrag van de meisjes toegezien en zo waren er ook dienaren die zorgden voor de overledenen. Zij zijn de voorlopers van de huidige dinari's. Een andere groep aflegverenigingen komt voort uit loges of uit ouderenverenigingen. Binnen deze vereniging kon men de gangen van het aspirantlid alvast nagaan. De verenigingen in Nederland zijn opgericht in de jaren tachtig en negentig, inmiddels bestaan er éénentwintig.
Een vereniging heeft meestal zo'n twintig leden. Sommige dinari's zijn van meer dan één dinarivereniging lid. Om lid te worden van een vereniging moet men een brief schrijven, waarin persoonlijke gegevens en de motivatie om lid te willen worden, vermeld staan. Binnen het informele circuit wordt alvast nagegaan of iemand een betrouwbaar persoon is, daarna volgt een gesprek. Tijdens een dergelijk gesprek komen onder andere belastbaarheid en geestelijke stabiliteit aan de orde. Na als lid toegelaten te zijn, mag men weliswaar deelnemen aan vergaderingen, maar is men nog niet ingewijd. De inwijding kan samen met de hele groep tijdens de oprichting van de lijkbewassersvereniging plaatsvinden. Een dominee spreekt hierbij zijn zegen over de verenigingsleden uit. Tijdens een bewassing worden de dinari's individueel ingewijd.
Een dinari vertelde het volgende verhaal
| |
| |
over haar inwijding: ‘Ik werd ingewijd toen iemand overleden was. Ik wist van tevoren niet hoe het toeging. Ze hadden me gezegd: kijken, luisteren en onthouden. Dus ik kreeg niks op schrift, niks op papier. Het is niet als de Nederlandse traditie dat je eerst iets kunt lezen. Je moet kijken en luisteren. Twee mensen kreeg ik toegewezen. Je moet het zo zien, het zijn net een peter en een meter. De inwijding vond in de kamer plaats waar een overledene bewassen zou worden. Het inwijden gebeurt met rituelen. Men had mij van tevoren gezegd dat ik Palmboom (rum 90%) in een flesje mee moest nemen. En een cognac en een whisky. Dus dat had ik al van tevoren klaargezet. Kijk, ze willen je niet op kosten jagen. Maar stel, dat je vandaag wordt opgebeld en je moet op zo'n adres zijn en je hebt niks bij je, dan voel je je ook een beetje opgelaten. Het is geen punt als je het niet hebt, want ze hebben altijd drank in voorraad. Maar dat weet je pas achteraf. Ik moest ook een stukje witte katoen meenemen. Toen werd ik ingewijd. Ik mocht die dag toekijken. Ik kreeg geen opdrachten en ik vond het heel mooi hoe het gedaan werd. Het was voor het eerst dat ik het mee mocht maken en ik was heel dankbaar’.
Sommige dinari's vertelden dat zij naast een christelijke inwijding door de dominee, een inwijding door Marrons hadden ondergaan.
| |
De bijeenkomsten
Eénmaal lid van de vereniging komen dinari's rondom een sterfgeval bijeen. Indien hieraan behoefte is, kan het werk na afloop met elkaar besproken worden. De vergaderingen vinden meestal eens per maand plaats. Een gran brada vertelde dat hij het erg leuk vindt, wanneer ze bij hem thuis komen vergaderen. Zijn vrouw is ook lid van de vereniging. Wanneer de leden bij hen thuis vergaderen, maakt zijn vrouw van tevoren hapjes klaar. Na de vergadering blijven de leden praten, eten en drinken. De alcoholische dranken hebben zij cadeau gekregen van de nabestaanden en deze worden bewaard voor dit soort bijeenkomsten.
Een dinaridei wordt georganiseerd rondom een ‘kroonjaardag’, wanneer een dinari bijvoorbeeld 50, 55 of 65 jaar wordt of wanneer de vereniging iets te vieren heeft. Tijdens een dinaridei komen dinari's van verschillende verenigingen en andere genodigden bij elkaar om gezamenlijk feest te vieren. Na een ceremonieel gedeelte wordt er muziek gemaakt en wordt er gedanst. De vrouwen dragen koto's, de hoofddoek, de schouderdoek en het speldje. Alles waaruit men gegeten en gedronken heeft, mag men na afloop van het feest als geschenk mee naar huis nemen. Door afgevaardigden van iedere vereniging wordt een geldbedrag ter grootte van de leeftijd van de persoon die de verjaardag viert (bijvoorbeeld f 50,-) en een fles sterke drank aangeboden.
Kerstmis wordt meestal gezamenlijk gevierd. Het betreffende lid moet dan voor het eten zorgen. De dominee verzorgt een dienst tijdens deze Kerstbijeenkomst. Na afloop van de bijeenkomst krijgt een ieder iets mee naar huis, zoals een kerstbrood, een gebedsboekje, een fles wijn en bijvoorbeeld 25 gulden. Dit is afhankelijk van de hoeveelheid geld in de verenigingskas.
De vergoeding voor de bewassing en de overige diensten bedraagt meestal driehonderd gulden per sterfgeval. Sommige verenigingen rekenen vierhonderd of vijfhonderd gulden. De nabestaanden moeten dit geld betalen. Het betaalde bedrag is voor de onkosten van de dinari's, zoals reiskosten, bepaalde benodigdheden voor de ceremoniën en voor het bewassen van de overledene. De verenigingen ontvangen geen subsidie. De meeste verenigingen willen echter geen subsidie, omdat dit haaks staat op het principe van liefdewerk. Verenigingen die moeilijk rond kunnen komen, ervaren dit anders, zij zouden wel graag subsidie willen ontvangen.
In 1996 is de ‘Landelijke Federatie van
| |
| |
Surinaamse Afleggersorganisaties’ opgericht. Vijftien dinariverenigingen hebben zich reeds aangesloten bij deze federatie. Men hoopt op deze wijze de gezamenlijke belangen van de dinariverenigingen beter te kunnen behartigen. Inmiddels heeft de gemeente Amsterdam een verzoek ontvangen voor een eigen werkruimte in de Bijlmer.
| |
Literatuur
Bakker, Evelien e.a., 1993
Geschiedenis van Suriname: Van stam tot staat. Zutphen: Walburg Pers. |
Bot, Marrie, 1998
Een laatste groet: uitvaart- en rouwrituelen in multicultureel Nederland. Rotterdam: Marrie Bot. |
Derveld, F.E.R. & H. Noordegraaf (red), 1988
Winti-religie: Een Afro-Surinaamse godsdienst in Nederland. Amersfoort: Horstink. |
Van der Hart, O. (red.), 1992
Afscheidsrituelen. Amsterdam/Lisse: Swets & Zeitlinger. |
Herskovits, Melville J. & Frances S. Herskovits, 1934
Rebel Destiny: Among the Bush Negroes of Dutch Guiana. New York: McGraw-Hill. |
Hoogbergen, Wim, 1996
Het kamp van Broos en Kaliko. Amsterdam: Prometheus. |
Huntington, Richard & Peter Metcalf, 1979
Celebrations of Death: the Anthropology of Mortuary Ritual. Cambridge [etc.], Cambridge U.P. |
Klashorst van de, P. (red.), 1989
Dodendans: Ontdekkingsreis rond de dood in verschillende culturen. Amsterdam: KIT. |
Kübler-Ross, Elisabeth, 1970
On Death and Dying. New York: Macmillan. |
Scholtens, Ben [e.a.], 1992
Gaama duumi, buta gaama; overlijden en opvolging van Aboikoni, grootopperhoofd van de Saramaka bosnegers. Paramaribo: Afdeling Cultuurstudies/Minov. Amsterdam: KIT-Press. |
The Illustrated Encyclopedia of Mankind, 1990
Marshall Cavendish Limited. |
Roemer, Astrid H., 1992.
Lezingen studiedag Landelijk Steunpunt Rouwbegeleiding. |
Rosenblatt, P., et al., 1976
Grief and Mourning in Cross-Cultural Perspective. New Haven: HRAF. |
Stephen, Henri J.M., 1992
Dede oso: de dood en rouwverwerking bij creoolse Surinamers in Suriname en Nederland. [S.l.: s.n.]. |
Tjon-A-Ten, Varina, 1995
Stof in de wind. Utrecht: Stichting Landelijke Federatie van Welzijnsorganisaties voor Surinamers. |
Tjon-A-Ten, Varina & Wilfred Campbell, 1992
Overlijden en de voorzieningen. Utrecht: Forum. |
Wolf, Sigi, 1994
‘Beleving van de christelijke identiteit onder Surinamers.’ Oso, Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde, Cultuur en Geschiedenis 13(2): 137-145. |
Wolf, Sigi, 1996
Mijn leven is doordrenkt met Winti. Doctoraal scriptie godgeleerdheid, Universiteit Amsterdam. |
Wooding, Charles J., 1972
Winti: Een Afroamerikaanse Godsdienst in Suriname. Meppel: Krips Repro b.v. |
Marian Stellema is (binnenkort) antropologe. Zij heeft onderzoek gedaan naar het werk van dinari's en de dinari-cultuur in Nederland.
|
|