| |
| |
| |
Varina Tjon A Ten
Rituelen en gebruiken bij overlijden bij creolen
Eigenlijk wilde ik niets ervan weten. Ik ben al jaren in Nederland en vond dat maar niets, al die ‘pran pran’. Maar mijn moeder wilde graag bewassen en begraven worden op de traditionele manier. Achteraf ben ik er blij om. Het heeft mij heel goed geholpen om het rouwproces op te starten. Ik heb, hoewel ik dat niet wilde, kunnen huilen, waardoor ik haar dood heb kunnen accepteren en verwerken.Ga naar eind1.
Met de uitdrukking ‘pran pran’ in bovenstaand citaat wordt bedoeld: alle rituelen en gebruiken die rondom het bewassen, begraven of cremeren uitgevoerd worden. Binnen de creoolse groep worden rouw- en begrafenisrituelen vooral beschouwd als de mogelijkheid om de banden met de overledene te doorbreken (prati). Daarnaast worden de handelingen en rituelen gezien als een uiting van waardering, als laatste eerbewijs en - vooral wanneer het de ‘laatste’ wens van de dode is dat de rituelen worden uitgevoerd - als plicht, waardoor de geest van de dode kan gaan rusten.
De verzorging van het stoffelijk overschot volgens de eigen tradities en gebruiken biedt nabestaanden de mogelijkheid om voor de laatste keer respect en eerbied te tonen en om samen in besloten sfeer (verbondenheid van de levenden als collectief) dichtbij de dode te zijn (verbondenheid van de levenden met de dode). Wanneer men daartoe de behoefte voelt, kan men de dode voor de laatste keer aanraken. De verzorging en het afscheid nemen vormen ook de uitdrukking van de relatie, de beleving en de ervaringen tussen de nabestaanden en intimi en de dode toen deze nog leefde. Het is een laatste mogelijkheid om de dode op een waardige wijze te kunnen etaleren, voordat hij/zij naar de laatste rustplaats gedragen wordt of voordat de crematieGa naar eind2. plaatsvindt.
Het laatste beeld dat men van de overledene heeft, kan een bijdrage leveren aan het proces van onthechting en acceptatie. Hierdoor kunnen de nabestaanden zich - hoe moeilijk dit soms ook is - verzoenen met het verlies en de dode als herinnering een plaats geven, om vervolgens het leven van alle dag weer op te pakken.
| |
De lijkbewassing
Bij de creoolse groep wordt - evenals bij de andere Surinaamse groepen - grote nadruk gelegd op het bewassen, verzorgen en het afscheid nemen van de dode; dit geldt ook voor de begrafenis- of crematieplechtigheid en de eventuele herdenkingen daarna. Sterven wordt niet gezien als ‘het einde van een exercitie’, maar als het begin van een nieuwe fase in een ‘andere’ wereld.
Het geheel aan rituelen en gebruiken bestaat uit verschillende fasen. Onmiddellijk na het overlijden worden spiegels, soms schilderijen, afbeeldingen en foto's in huis omgekeerd of met een (wit) laken bedekt. De familie begint dan voorbereidingen te treffen om de dode ritueel te reinigen of te bewassen. Hiervoor roept men meestal de hulp in van een lijkbewassersvereniging. Op het moment dat er lijkbewassers worden ingeschakeld nemen zij niet alleen kwesties die betrekking hebben op de verzorging van de dode voor hun rekening; ook de begeleiding van de nabestaanden maakt deel uit van hun werkzaamheden. De lijkbewassers geven de familie bijvoorbeeld aan wat er nodig is om het lijk te bewassen en af te leggen. Het gaat daarbij om zaken als witte kaarsen, kleding van de overledene, bloemen, zakdoeken, handschoenen, alcoholische drank, witte la-
| |
| |
Surinaams-creoolse aflegvereniging brengt een overledene met een dansceremonie de rouwzaal binnen (foto: Marrie Bot)
| |
| |
kens en dergelijke.
Zo snel als mogelijk wordt het overlijden vrij breed bekendgemaakt. Dit gebeurt door middel van een overlijdensbericht via de media (krant of radio).
Tijdens de bewassing en verzorging van de dode zijn er verschillende voorschriften. Op enkele voorschriften wordt kort ingegaan.
- | Verschillend wordt gedacht over de sekse van de lijkbewassers. Volgens sommigen is de sekse van de dode bepalend voor de personen die de bewassing uitvoeren: is de dode een man, dan voeren mannen de bewassing uit; is de dode een vrouw dan is de bewassing de taak van vrouwen. Heel vaak maakt echter de sekse van de lijkbewassers niets uit. |
- | Hetzelfde kan gezegd worden over de leeftijd van de lijkbewassers. In principe moeten de lijkbewassers ouder zijn dan de overledene, maar voor oudere personen is dit niet altijd realiseerbaar. Is de dode een persoon op leeftijd, bijvoorbeeld ouder dan tachtig jaar, dan wordt de bewassing in principe door de in leeftijd oudere lijkbewassers uitgevoerd. Vanwege het respect voor het schaamtegevoel van de dode werken zij dan onder een wit laken, dat aan de vier punten wordt vastgehouden door (in leeftijd) jongere lijkbewassers. |
- | Belangrijk is ook dat de lijkbewassers - dit geldt in het bijzonder voor degenen die de dode bewassen en verzorgen - geen ruzie hebben (gemaakt) of maken. De lijkbewassers zijn van mening dat een dode ‘slechter’ (onwelriekender) kan gaan ruiken wanneer er conflicten zijn, maar ook hier kan gesteld worden, dat de leer vaak sterker is dan de praktijk. |
- | Ook ten aanzien van de naaste familie geldt in principe dat er geen vijandschap/ruzie mag zijn. Is dat wel het geval, dan moet dit eerst uitgesproken en bijgelegd worden. Pas daarna beginnen de lijkbewassers met het bewassen en verzorgen van de dode. Zij vinden dit noodzakelijk om de daadwerkelijke zielerust van de dode te kunnen bewerkstelligen. |
- | De uiterlijke verzorging van lijkbewassers is van belang. Zij moeten verzorgde nagels hebben en mogen niet ziek, verkouden of ongesteld zijn. |
- | Lijkbewassers mogen een dode niet bewassen en verzorgen wanneer zij in het voorafgaand etmaal seksueel contact gehad hebben. |
- | Zowel vóór, tijdens als ná de bewassing wordt er gebeden. Ook wordt er gezongen. Het betreft religieuze liederen, zoals ‘Het was op een dag bij het meer’, beter bekend als ‘Ga je mee’. |
- | Ook het aankleden van de dode, als onderdeel van de bewassing, vindt niet veel ceremonieel plaats. Er wordt dan ook gezongen (zie het artikel van Stellema). |
| |
Afscheid nemen
Nadat de bewassing heeft plaatsgevonden, is de tijd aangebroken dat de nabestaanden afscheid nemen van de dode, hoewel dit - afhankelijk van de familie - ook op andere momenten kan plaatsvinden: niet alleen ná de bewassing, maar ook ervóór of zowel vóór als ná de bewassing.
De meest algemene en gangbare manier om afscheid te nemen van een dode, met name bij afwezigheid van een persoon die emotionele banden met de dode heeft, vindt plaats door het leggen van (vaak mooie kanten) zakdoeken in de kist tijdens een gesprek met de dode.
De rituelen en handelingen van het afscheid nemen zijn verschillend, afhankelijk van de relatie die er bestaat tussen de dode en de ander. Dit betekent dat partner, al dan niet aanwezige kinderen en kleinkinderen, andere nabestaanden (bloedverwanten, familie) en intimi op een andere wijze afscheid nemen van de dode dan ‘gewone’ vrienden en kennissen.
| |
| |
Hierop zal kort worden ingegaan.
- | Is de moeder overleden en is het kind dat afscheid moet nemen jonger dan zes jaar, dan praten lijkbewassers met de dode - men noemt dit in Suriname tak mofo - terwijl zij het kind driemaal over de overleden moeder heen tillen. Men kan ook een pop, als symbool voor het kind, aankleden en dit in de kist bij de moeder doen, terwijl lijkbewassers een gesprek met de overleden moeder voeren.
Van alle kinderen wordt speciaal afscheid genomen. Ook als het kind niet aanwezig kan zijn, bijvoorbeeld omdat het kind in Nederland woont en de dode in Suriname wordt begraven of gecremeerd. Het kind wordt met een wit katoengaren of een wit katoenen lintje gemeten vanaf de kruin van het hoofd tot aan het puntje van de teen. Dit katoengaren of lintje wordt vervolgens opgerold en tijdens een gesprek met de dode in de kist gedaan. Tot de overleden moeder wordt gesproken in de trant van ‘Glenn e kon taki yu odi, no kon ferferi a pikin’ (letterlijke vertaling: ‘Glenn komt afscheid van je nemen, kom dat kind niet lastig vallen’). |
- | Is het kind volwassen, dan kan deze de lijkbewassers helpen bij de uiterlijke verzorging van de dode, bijvoorbeeld bij het kammen van de haren en het opmaken. Ook het volwassen kind stapt driemaal over het lichaam van de overleden moeder heen, terwijl hij/zij zelf een gesprek met de overleden moeder voert. |
- | Is er sprake van een man-vrouw-relatie en is de man overleden dan moet de vrouw vanaf de dag van het overlijden van de partner een sarpursi dragen. Een sarpursi is een blauwe stoffen band of doek, die door nabestaanden om de pols of arm gebonden wordt als teken van rouw, maar die in dit geval als ondergoed dienst doet. Nadat de dode bewassen is, stapt de vrouw driemaal over de overleden partner heen. Daarna gaat zij aan het voeteneind van de kist staan en voert een gesprek met haar dode partner. De sarpursi, die de lichaamsgeur van de vrouw heeft, wordt vervolgens bij de overleden partner in de kist gelegd, terwijl een lijkbewasser met hem praat. Is de vrouw overleden, dan moet de partner de oksels en schaamdelen met een zakdoek afvegen. Vervolgens wordt als ritueel uitgevoerd: driemaal over de overleden partner heenstappen, aan het voeteneind van de kist gaan staan, het gesprek voeren met de overleden partner, de zakdoek bij haar in de kist leggen en het gesprek van de lijkbewasser met de dode. |
Volgens velen is het uit den boze om bijvoorbeeld bloemen in de kist te doen of om het gezicht van de dode af te vegen met parfum, etc. Het idee is dat het lijk hierdoor sneller tot ontbinding overgaat, waardoor het werk van de lijkbewassers wordt aangetast. In de praktijk gebeurt het echter wel, zie Bot 1998 (de foto's bij het hoofdstuk over creolen). Wel mogen er voorwerpen, zoals zakdoeken, of voor de dode belangrijke attributen - een pijp, zakmes of iets dergelijks - door of met toestemming van de familie in de kist gelegd worden.
Voordat de teraardebestelling of crematie plaatsvindt, wordt er een afscheidsdienst met dominee of priester gehouden. Tijdens deze afscheidsdienst wordt er eveneens gebeden en gezongen; soms wordt er ook koraalmuziek door een bazuinkoorGa naar eind3. ten gehore gebracht. Hierna wordt de kist gesloten om door de dragers, meestal familieleden, eventueel op krepsiGa naar eind4., een bepaalde maat met schuifelpassen, naar het graf gedragen te worden.
| |
De rouwperiode
De creolen hebben, evenals de meeste andere groepen, uiterlijke tekenen om de buitenwereld te wijzen op en/of deelgenoot te maken van, een verlies dat zij hebben geleden. Tijdens de rouwperiode ziet men dit aan de kleding (wit, zwart of donkerblauw) en/of de sarpursi (zie hiervoor Bot 1998: 93 voor de details).
| |
| |
Na de begrafenis- c.q. crematieplechtigheid gaan de familieleden en intimi naar het huis van een familielid, soms naar dat van de dode. Direct na thuiskomst worden het gezicht en de handen gewassen. Daarna worden er belegde broodjes of warme gerechten, bijvoorbeeld heri heriGa naar eind5. of pinda-soep niet tom tomGa naar eind6., en zoete lekkernijen, zoals sukretyiGa naar eind7., asogriGa naar eind8., etcetera, opgediend en drankjes (cacao, koffie, thee, frisdranken, siroop en alcohol) geserveerd.
Tijdens de rouwperiode, die vroeger zes weken duurde maar nu soms nog maar acht dagen duurt, mogen nabestaanden zo min mogelijk deelnemen aan activiteiten buitenshuis en dienen zij zo veel mogelijk bij elkaar te zijn. Tijdens de eerste acht dagen probeert men voor 18.00 uur in huis te zijn.
Op de achtste dag na het overlijden (aiti dei) komen nabestaanden, familie en intimi bij elkaar; er wordt gebeden, gezongen, gegeten, gedronken en gelachen, bijvoorbeeld om anekdotes aan te horen die over de overledene worden verteld. Een bekend gezegde uit het Sranan luidt: ‘Pe dede de, lafu de’ (‘waar een overlijden is, wordt ook gelachen’). Buitenshuis wordt een yorka (ook: kabra) tafra klaargezet: eten en drank voor de geest van de dode. 's Morgens wordt dit weggegooid of volgens bepaalde rituelen in de tuin begraven. Een prachtige beschrijving van een brokodei (bij de Saramaka) is te vinden in Price 1990.
De aanwezigen mogen niet voor 06.00 uur van de nieuwe dag vertrekken. Het idee is dat de geest van de dode nog rondwaart en de laatste reis wellicht niet wil maken, wanneer hij familie en andere dierbaren tegenkomt.
Op de zaterdag die volgt na de begrafenis, wordt vaak weer een rouwdienst gehouden, meestal in de kerk. Nabestaanden, familie-leden, intimi, vrienden en kennissen komen dan weer bij elkaar ter herdenking van de dode.
De officiële rouwperiode eindigt na veertig dagen. De familie hervat daarna het leven van alledag. De veertigste dag na het overlijden noemt men siksi wiki.
Soms kunnen de overlijdensrituelen door onwetendheid, onbegrip et cetera niet uitgevoerd worden of grote problemen opleveren. De consequenties zijn niet altijd even plezierig voor de nabestaanden.
| |
In Nederland
Tot slot van dit artikel enkele problemen, die zich in Nederland vaak voordoen:
- | Het bewassen en verzorgen van de dode kost veel tijd: circa 2½ uur. Omdat een groot aantal begrafenisondernemers het ‘time is money’-principe hanteert, kan de tijdsduur van de bewassing en verzorging van de dode problemen opleveren. |
- | Het aantal aanwezigen dal de begrafenis- of crematieplechtigheid bijwoont, is vaak vrij groot. Aula's in Nederland zijn dikwijls niet gebouwd op de grote aantallen. Aanwezigen moeten daarom vaak buiten staan. Een ander probleem is dat de afscheidsplechtigheid, mede gezien het grote aantal personen dat de laatste groet aan de dode komt brengen, vrij veel tijd kost. |
- | Na de begrafenis- of crematieplechtigheid krijgt de familie thuis vaak een groot aantal bezoekers; er kunnen hierdoor problemen met buren ontstaan vanwege geluidsoverlast. |
- | Tijdens een begrafenisplechtigheid laat men de emoties de vrije loop. Een begrafenisondernemer zei in dit verband: ‘Ik plan rouwbezoek van Surinaamse nabestaanden nooit tegelijkertijd met die van Nederlanders. Surinamers zingen, dansen, huilen, schreeuwen, vallen flauw en drinken. Daar storen Nederlanders zich aan. Zij willen op andere manier afscheid nemen, in een gepaste plechtige sfeer. Het is vervelend als beide groepen elkaar aanstaren.’ |
| |
| |
| |
Literatuur
Bot, Marrie, 1998
Een laatste groet; uitvaart- en rouwrituelen in multicultureel Nederland. Rotterdam: Marrie Bot. |
Kamp, L. van de, V. Tjon-A-Ten (red.) & I. Spalburg, 1995
Stof in de wind. Tradities bij overlijden en begraven bij allochtonen in Nederland. Rotterdam/Utrecht: KMC/Stg. Landelijke Federatie van Welzijnsorganisaties voor Surinamers. |
Price, Richard & Sally Price, 1990
Two Evenings in Saramaka. Chicago: Chicago University Press. |
Stephen, Henri J.M., 1992
Dede oso: de dood en rouwverwerking bij creoolse Surinamers in Suriname en Nederland. [S.l: s.n.]. |
Tjon-A-Ten, V. & W. Campbell, 1992
Overlijden en de voorzieningen. Een onderzoek bij Surinaamse vrouwen en mannen van 50 jaar en ouder van creoolse, Hindostaanse en Javaanse afkomst. Utrecht: Stg. Landelijke Federatie van Welzijnsorganisaties voor Surinamers. |
Varina Tjon-A-Ten studeerde Pedagogiek met als specialisatie Klinische Pedagogiek. In 1987 promoveerde ze aan de Universiteit Utrecht. Tjon-A-Ten heeft daarna verschillende onderzoeksprojecten begeleid en artikelen gepubliceerd op het gebied van allochtonen in relatie tot onder meer het onderwijs, jongeren, ouderen en voorschoolse opvang. In 1992 heeft zij onderzoek gedaan naar overlijdens- en begrafenisrituelen bij oudere Surinamers. Na de publicatie van dit onderzoek heeft zij verschillende trainingen en lezingen gegeven over dit onderwerp. Momenteel is Varina Tjon-A-Ten algemeen directeur bij Palet, steunpunt voor multiculturele ontwikkeling in Noord Brabant.
|
-
eind1.
- Dit artikel is uitgesproken als inleiding in het kader van het IBS-Colloquium 1997 ‘Overlijdensrituelen bij Surinamers’ op 15 november 1997 in het Soeterijn Theater te Amsterdam.
-
eind2.
- Crematie komt steeds vaker voor hij creolen in Nederland.
-
eind3.
- 3. Een bazuinkoor is een groep muzikanten die vooral koperen blaasinstrumenten bespeelt.
-
eind4.
- Met krepsi duidt men blijkbaar zowel de voorloper die de maat aangeeft, als de maat van de danspas aan.
-
eind5.
-
Heri heri is een gerecht dat bestaat uit aardvruchten, zoals zoete patat, napi, aardappel, cassave, groene en rijpe bananen, Chinese tajer en ‘bakkeljauw’ (gezouten kabeljauw).
-
eind6.
-
Tom tom is een gerecht dat bereid wordt van gestampte groene bananen.
-
eind7.
-
Sukretji is een gerecht van gebakken maïs dat vermengd is met pinda en suiker.
-
eind8.
-
Asogri is een gerecht dat bestaat uit droge gemalen rijst of maïs met suiker en kaneel.
|