Thomas Polimé
Een impressie van Bosnegerkunst
Marronkunst is een daad van de mensen ter bevestiging, een innerlijke blijheid, zoals een persoon die zelf ervaart en uitdraagt. Als men bijvoorbeeld aan iemand die een peddel versierd heeft, vraagt waarom hij dat gedaan heeft, zal deze zeggen: om het mooi te maken. In zijn voorkomen is de kunst puur individueel, desondanks speelt zij een indirecte rol in het collectieve leven.
Een begrip bij de Bosnegers dat vergelijkbaar is met kunst, is tembe dat evenwel verschillende betekenissen heeft. Het wordt bijvoorbeeld ook gebruikt voor iemand die lang kan praten. Als iemand lang van stof is, dan zegt men bij de Ndyuka: ‘Na tembe moo.’ Vrij vertaald: nu heb je genoeg verteld, weid maar niet verder uit. Dit geldt zowel voor vrouwen als voor mannen. Een andere betekenis van tembe is: esthetica in voorwerpen, het decoreren van gebruiksvoorwerpen door inkervingen of uitsnijdingen van figuren die men mooi en aantrekkelijk vindt. Men versiert onder andere kammen, borden, lepels, voorgevels van een huis, pagaaien, trommels, et cetera. De maker streeft ernaar dat niet alleen hijzelf het product mooi vindt, maar dat het in de ogen van anderen ook fraai is. Het werk moet iets zijn waarover gepraat kan worden.
Van zowel mannen als vrouwen verwacht men binnen de Marrongemeenschap dat zij voorwerpen kunnen verfraaien. Kinderen beginnen met het maken van houtsnijwerk op ongeveer tienjarige leeftijd. Iedere volwassene dient deze gave min of meer gedurende zijn jeugd te ontwikkelen. De Bosnegersamenleving kende vroeger geen specialisten als zodanig, iedereen kon het leren. Al waren er mensen die het beter konden. Een man zou niet aan een ander vragen om iets voor hem te maken, zijn vrouw zou het hem verwijten als hij het zelf niet kon. Tegenwoordig kent elk dorp specialisten op het gebied van houtsnijwerk of het maken van boten. Het zal duidelijk zijn dat niet iedereen evenveel aanleg heeft, zodat slechts een enkeling het waagt van zoiets als houtsnijden zijn beroep te maken.
Houtsnijwerk wordt zowel individueel als in groepsverband verricht. Natuurlijk is er wel enige competitie tussen de kunstenaars, maar in het algemeen bestaat weinig onderlinge jaloezie. Iemand die goed houtsnijwerk kan maken, staat in hoog aanzien. Zijn roem verspreidt zich al snel over andere dorpen, hetgeen een goede uitstraling heeft voor het gehele dorp.
De artistieke inspiratie heeft weinig binding met het algemene bewustzijn of de intelligentie. Als iemand iets maakt, dan is hij in concentratie en kan hij je niet zeggen wat hij maakt, noch waardoor hij zijn inspiratie krijgt. Een persoon vertelde: ‘Op een dag kreeg ik het beeld van dit bord in mijn hoofd, toen ben ik het bos ingegaan, goed hout gezocht en het gaan maken.’ De artiest heeft een soort reservoir van algemene ideeën, beelden, gevoelens, die bestaan in het gezamenlijke leven van de tribale groep. Het gevoel zit in elk individu, door de manier waarop hij zich richt naar zijn wet, vrijlatend zijn gevoel van wantrouwen, jalouzie en angst. Krachtige emoties, die verstikkend werken op elke mogelijkheid van artistieke creatie. Het individu ontwikkelt, heeft geduld, heeft concentratie en een zekere vorm van sereniteit. Tussen individu en groep ontstaat een soort uitwisseling, die verrijkend werkt. Minder belangrijk is of de artiest gekleed moei zijn of niet, of hij voor zichzelf, of voor anderen werkt. De traditie vraagt hem om de decoratie, het nederig object, het meerdere van hemzelf.