OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 16
(1997)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||
Clazien Medendorp
| |||||||||||||||||||||
Kunstenaars in ParamariboDe tekeningen van Gerrit Schouten zijn waterverftekeningen van planten met bloemen en vruchten uit de jaren 1823 en 1824. Schouten lijkt met zijn tekenwerk een navolger te zijn van de Duitse kunstenares Louise von Panhuys die op haar beurt in de voetsporen van Maria Sibylla Merian trad. In de botanische studies volgt de tekenaar de plant in de ontwikkeling van bloemknop tot vrucht. Nicolaas Box tekende landschappen en plantagegezichten in aquarel, potlood en gewassen inkt. De gedateerde tekeningen van Box zijn gemaakt tussen 1823 en 1839. Box werkte in de stijl van Nederlandse landschapstekenaars als Gerrit Jan Michaëlis en Gerrit Lamberts die hun inspiratie vonden in zeventiende eeuwse schilders als Ruisdael. De tekeningen van Gerrit Schouten en Nicolaas Box zijn niet eerder tentoongesteld en de meeste zijn nooit gereproduceerd.Ga naar eind2. Een tentoonstelling van deze tekeningen in het Fort Zeelandia is in voorbereiding en zal in het voorjaar van 1998 worden geopend. Bij de tentoonstelling verschijnt een catalogus met inleidende artikelen over de kunstenaars en hun werk.Ga naar eind3. De kunstenaars Box en Schouten leefden in dezelfde periode in Paramaribo. In de kleine | |||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||
Afbeelding 1: G. Schouten 1824 Crescentia cujete L. (collectie Surinaams Museum, foto Roy Tjin).
| |||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||
koloniale gemeenschap kende men elkaar of was men van elkaars bestaan op de hoogte. De positie van de kunstenaars was heel verschillend. Box was een blanke zakenman die aanzien genoot vanuit zijn functies als koopman en administrateur. Het tekenen was zijn liefhebberij. Zijn tekeningen zullen in kleine kring bekend en gewaardeerd zijn geweest. Schouten was een kleurling die als beroepskunstenaar zijn brood verdiende. Zijn huidskleur werkte hem tegen. Toch verwierf hij aanzien en opdrachten vanwege de kwaliteit van zijn werk. De rechter Mr. A.F. Lammens schreef mémoires die een beeld geven van het leven in Suriname in de tijd van Schouten en Box. Lammens kende beide kunstenaars. Hij bewonderde het werk van Schouten en verdedigde waar nodig zijn positie in de koloniale maatschappij. Ook bezorgde hij Schouten belangrijke opdrachten. Toen Lammens in 1836 remigreerde naar Nederland verkocht hij zijn huis, het bekende hoekhuis aan de Waterkant, aan Nicolaas Box. Enkele dagen voor de overdracht van het huis schonk Box zijn vriend Lammens twee tekeningen. | |||||||||||||||||||||
Gerrit SchoutenGerrit Carl François Schouten werd in 1779 geboren als zoon van de Nederlander Hendrik Schouten en de kleurlinge Suzanna Johanna Hanssen. Hendrik Schouten werd geboren in Amsterdam in 1745 en vestigde zich later in Paramaribo. Hij had een hoge positie als gouvernements-ambtenaar en was aktief op letterkundig gebied. Hendrik Schouten werd bekend als dichter van satirische verzen waarin hij de samenleving en de economische toestand hekelde en zich richtte tegen de rassenwaan (Lichtveld/Voorhoeve 1958: 177). Hij publiceerde, behalve gedichten in het Nederlands, ook een gedicht dat voor de helft in het Sranantongo was geschreven. Verder hield Hendrik Schouten zich bezig met toneel en was hij uitgever van een van de eerste opiniebladen in Suriname. Suzanna Johanna Hanssen werd geboren in 1750 en was een vrijgeboren mulattin. Zij was een nichtje van de vrije en rijke negerinnen Nanette en Elisabeth Samson. Elisabeth Samson was de eerste negerin die een huwelijk sloot met een blanke, in 1767. In een gedicht noemt Hendrik Schouten zijn vrouw Suzanna een ‘gele’ vrouw, wat erop wijst dat ze een heel lichte huidskleur had (Lichtveld/Voorhoeve 1958: 187). Hij hekelt daarin de behandeling die zij vanwege haar huidskleur kreeg. Toen Suzanna Hanssen met Hendrik Schouten trouwde was ze 22 jaar, hij was 26. Zij kregen vijf kinderen, eerst twee dochters en toen drie zonen van wie Gerrit Carl François de oudste was. Hij werd geboren op 16 januari 1779 en gedoopt op 28 januari 1779 (McLeod 1993: 34). Gerrit Schouten overleed op 29 september 1839 op 60-jarige leeftijd.Ga naar eind4. Schouten is bekend als maker van diorama's, een soort kijkkasten met een perspectivisch weergegeven voorstelling. De thema's van de voorstellingen zijn Indianenkampen, slavendansen, stadsgezichten en plantagegezichten. Schouten maakte de diorama's tussen 1810 en 1834. De meeste diorama's van Schouten, waarvan er nu 24 bekend zijn, zijn verspreid over Nederlandse musea. Een aantal is in particulier bezit. Eén diorama bevindt zich sinds kort (weer) in Suriname. De kasten werden als souvenir naar Europa meegenomen door reizigers en repatrianten. Schouten maakte de kasten in opdracht en ze waren niet goedkoop. Van twee diorama's is precies bekend wanneer en voor wie ze zijn gemaakt. In het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden bevinden zich twee kasten, met voorstellingen van een Caraïben- en een Arowakken-Indianenkamp die voor het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden van Koning Willem I zijn vervaardigd. Een jaar na deze opdracht, in 1828, ontving Schouten een gouden medaille van de Koning voor zijn gehele artistieke oeuvre.Ga naar eind5. | |||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||
Afbeelding 2: G. Schouten 1823 Manihot esculenta Crantz (collectie Surinaams Museum, foto Roy Tjin).
| |||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||
In het Lexicon Nederlandse Beeldende Kunstenaars 1750-1880 van P.A. Scheen komt Schouten niet voor. De diorama's werden eenvoudig niet als beeldende kunst, maar als etnografica of rariteiten beschouwd en de tekeningen waren in Nederlandse kunstenaarskringen onbekend. Schoutens betekenis voor de geschiedenis van de beeldende kunst in Suriname wordt wél geduid in publicaties van J. Voorhoeve, die zijn naam opnam in de Encyclopedie van Suriname (1977) en ook het bestaan vermeldde van de tekeningen van Schouten in het Surinaams Museum. Diorama's van Schouten werden beschreven door Goslings (1934), De Lorm (1943) en Van Luttervelt (1963). | |||||||||||||||||||||
TekeningenHet Surinaams Museum bezit 51 tekeningen van Gerrit Schouten, genummerd in twee series in de jaren 1823 en 1824. Het zijn waterverftekeningen van planten met bloemen en vruchten op een vast formaat. Iedere tekening is van een andere plantensoort. De algemene opzet is de weergave van een stengel of tak met daaraan bladeren, bloeiwijze, onrijpe en rijpe vruchten met ernaast een opengesneden vrucht waarin vruchtvlees en zaden te zien zijn. De signering links onderaan het blad luidt steeds G. Schouten fecit met het jaar 1823 of 1824. De plantennamen zijn in inkt midden onder het blad aangegeven in een ander handschrift dan dat van Schouten. Meestal staat de wetenschappelijke naam vermeld, een enkele keer ook de volksnaam. Alleen op de eerste tekening is de naam Bosch Kersen rechtsonder zeer klein geschreven in het handschrift van Schouten. Schouten gebruikte een dekkende waterverf die, ook na 175 jaar, niets aan kleur inboette. De tekeningen zijn prachtig van compositie en helder van kleur. Schouten tekende de cashew met de tere bloemen en de geel-rode schijnvrucht, de kalebas met de gladde donkergroene schil en de zachte rose-witte bloemen. De kusuwe die rode kleurstof voorbrengt en de katoen met het rooddooraderde blad en de witte vezels. Ook een cassavestengel met blad en stevige vruchten is afgebeeld. Evenals twee soorten markusa met blauw-witte passiebloemen (zie de afbeelding op pagina 4 van deze Oso). Schoutens weergave van verschillende oppervlakken en strukturen is meesterlijk. De vruchten zijn om in te bijten en de takken en bladeren zijn zo natuurgetrouw dat je er als insect op zou neerstrijken. De botanische tekeningen van Gerrit Schouten lijken geënt te zijn op het werk van Louise von Panhuys. Niet alleen de themathiek, ook techniek, stijl en compositie komen overeen. Het is mogelijk dat Schouten ‘die naauwelijks in het tekenen enig onderwijs heeft gekregen’ (Lammens 1982: 96), dit onderricht kreeg van Von Panhuys. De botanische tekeningen van Gerrit Schouten lijken geënt te zijn op het werk van Louise Panhuys. Niet alleen de thematiek, ook techniek, stijl en compositie komen overeen. Het is mogelijk dat Schouten ‘die naauwelijks in het tekenen enig onderwijs heeft gekregen’ (Lammens 1982: 96), dit onderricht kreeg van Von Panhuys. Louise von Panhuys tekende in Suriname in de jaren 1811-1813 en 1816 toen zij samen met haar man Willem Benjamin van Panhuys in Suriname was.Ga naar eind6. Met haar botanische studies zette zij het werk van Merian, die meer dan honderd jaar eerder in Suriname werkte, voort. Wordt er in de tekeningen van Merian veel symboliek verondersteld, bij Von Panhuys en Schouten is dat aspect afwezig. De tekeningen van Schouten in het Surinaams Museum zijn ontstaan in 1823 en 1824 dus jaren na het vertrek van Von Panhuys. Er zijn tekeningen van Schouten bekend vanaf het jaar 1818. Behalve de collectie in Suriname worden er tekeningen van zijn hand bewaard in Nederlandse en Britse verzamelingen. De meeste tekeningen zijn plantenstudies, een aantal bladen zijn dierstudies. Omdat de | |||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||
Afbeelding 3: N. Box ‘Pl. Adrichem 26 October 1837’ (collectie Surinaams Museum, foto Roy Tjin).
| |||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||
bladen steeds in serie zijn vervaardigd, is het aannemelijk dat ook de tekeningen van Schouten, net als de diorama's, in opdracht zijn gemaakt. | |||||||||||||||||||||
Nicolaas BoxBox was geen beroepskunstenaar. Hij was koopman en administrateur van verschillende plantages. Naarmate hij langer in Suriname woonde werd zijn maatschappelijke positie belangrijker. Nicolaas Box werd geboren in Amsterdam op 5 november 1785. Hij was het negende van de elf kinderen van Nicolaas Wilhelmus Box en Anna Aurelia Wilhelmina de la Rive. Zij huwden op 19 november 1769 in Amsterdam.Ga naar eind7. De jongste zoon Hans Willem de la Rive Box kreeg in Nederland enige bekendheid als schilder. Ook Nicolaas' oudste zuster Magdalena werd kunstenares (Scheen 1969). Het is niet bekend of zij een opleiding volgden in de tekenkunst. In elk geval lijkt artisticiteit in het gezin aangemoedigd te zijn. Box vertrok in 1822, op 35-jarige leeftijd, uit Amsterdam naar Suriname en woonde er tot zijn dood in 1864. In 1827 en in 1863 ging hij voor enige tijd terug naar Nederland.Ga naar eind8. Na terugkomst van de eerste reis werd Box administrateur van verschillende plantages. In 1828 en 1829 was hij samen met L. Schmidtmer administrateur van de suikerplantage d'Eendragt. Vanaf 1831 was Box administrateur van de koffie- en katoen- producerende plantage Adrichem, aan de monding van de Warapakreek. Dil deed hij samen met verschillende mede-administrateurs. In 1840 werd hij administrateur van de Plantage Moed en Kommer (Almanakken 1828-1857). In de wijkregisters van Paramaribo staat Box vermeld als koopman. In het jaar 1857 komen we zijn naam tegen als handelaar in slavengoederen en -voedsel (Oostindie 1989: 497). Het was niet ongebruikelijk om deze functies te combineren. Nicolaas Box had veel maatschappelijke functies. In de Surinaamse Almanak, waarvan hij redactielid was, wordt hij genoemd als heemraad, bestuurder van plantagedistricten buiten Paramaribo. Verder was hij diaken van de Hervormde gemeente, lid van het gemeentebestuur, eerste wethouder en lid van de commissie tot aanmoediging en ondersteuning van de gewapende dienst in de Nederlanden. In 1839 werd hij tijdelijk lid van Koloniale Raad, het adviserend college van de gouverneur. Box wordt, evenals zijn broer en zuster, vermeld in het kunstenaarslexicon van Scheen. Ook in de literatuur over Surinaamse beeldende kunst wordt zijn naam genoemd, zijn werk echter niet beschreven. Ten Kate noemt in zijn overzicht uit 1913 de tekeningen van Box. Kalff (1922) noemt de tekenaars Box en Winkels in één zin. In de Encyclopedie van Suriname (1977) wordt Box' werk kort aangeduid sub voce ‘beeldende kunst’. | |||||||||||||||||||||
TekeningenIn het Surinaams Museum worden 89 tekeningen van Box bewaard. Er zijn 62 gesigneerde en 27 ongesigneerde bladen. De gedateerde bladen zijn gemaakt in de jaren 1823-1839. De ongedateerde bladen zijn schetsmatiger van karakter. Box werkte met inkt en lichte aquareltinten over een opzet in grafiet. De Surinaamse tekeningen van Nicolaas Box komen voort uit de traditie van de Nederlandse landschapstekenkunst, meer specifiek de Amsterdamse. Box arriveerde op 35-jarige leeftijd in Suriname waar voor zover bekend het grootste deel van zijn tekenwerk is ontstaan. Ook in de jaren voor zijn emigratie, was hij bezig met tekenen en etsen net als zijn broer en zuster. In zijn woonplaats Amsterdam zal hij zeker de ontwikkelingen op het gebied van de landschapstekenkunst hebben gevolgd. Een groep Amsterdamse tekenaars, waartoe Gerrit Lamberts, Pieter George Westenberg en Gerrit Jan Michaëlis behoor- | |||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||
Afbeelding 4: N. Box ‘Negerwoningen op Berg en Dal Ao 1824’ (collectie Surinaams Museum, foto Roy Tjin).
| |||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||
den, vernieuwde in de eerste decennia van de negentiende eeuw de landschapstekenstijl. Kenmerkend voor hun werk is de voorkeur voor ritmische horizontalen en verticalen en het gebruik van lichte aquareltinten. Box is beïnvloed door deze manier van tekenen. Zijn landschappen zijn geduldig opgebouwd en vrij gedetailleerd. Een tere lijnvoering en zachte tinten in een verstild beeld zijn een constante in Box' tekenwerk. Eenmaal in Suriname tekende hij vooral plantagegezichten. Hij heeft door de jaren heen veel gereisd met zijn tekenmaterialen bij de hand. Box tekende op veel plantages. Hij signeerde het grootste deel van zijn werk en maakte vaak aantekening van plaats en datum van ontstaan. In het jaar 1828, na terugkomst van zijn reis naar Nederland, tekende Box op de plantage Leverpool & Charlottenburg, op de Jodensavanne, op de houtgronden Berlijn, Vier Kinderen, l'Inquietude, Koningsbergen, Meyaartshoop en Onoribo. Ook de jaren 1832 en 1833 zijn productieve jaren. Box bezocht de plantage Nijd en Spijt, de plantage Poelwijk en de Post Belair in Perica, de plantage Merveille, de plantage Levonia in Matapica en de houtgronden Onoribo in Para en Wilhelmina Catharina Fredrika in Saramacca. Op al die plaatsen maakte hij een of meer tekeningen van het landschap. De thema's zijn eenvoudig. De gekozen gezichtspunten op de verschillende plantages zijn niet de meest kenmerkende plaatsen van die bezittingen. De gebouwen en fabrieken zijn niet prominent afgebeeld. Vaak zou men niet weten waar de tekening is gemaakt als Box het niet had vermeld. Stukjes natuur, vaak met een boom of enkele runderen zijn zijn weergave van een plek. Waar de mens het landschap vormgaf, geeft Box niet prominent de rijke plantershuizen weer, maar juist een waterput of een slavenhut. Mensen komen op deze bladen nauwelijks voor. De landschappen zijn verstild en weids. Hier en daar staat een hutje, een huis of een monumentale boom. De tekeningen vormen een ingetogen beeldverslag van zijn reizen door de kolonie. | |||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||
Clazien Medendorp, geboren in 1962, studeerde aan de Hogeschool voor de Kunsten in Kampen, woonde vijf jaar in Suriname en werkte van 1992 tot 1995 in het Surinaams Museum. Ze beschreef en documenteerde de collectie beeldende kunst en stelde in 1994 een tentoonstelling samen van de tekeningen van Winkels. Momenteel werkt zij aan de voorbereiding van de tentoonstelling van tekeningen van Schouten en Box. |
|