OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 15
(1996)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 76]
| |||||||
D. van Hinte-Rustwijk & G. van Steenderen-Rustwijk
| |||||||
LevensloopGeorge Gerhardus Theodorus Rustwijk leefde van 1862 tot 1914. Toen hij nauwelijks twee jaar oud was, stierf zijn moeder, die in 1842 als kind gemanumitteerd was. Het is ons niet bekend door wie George Rustwijk en zijn zusje opgevoed werden en waar zij school gingen. Werden zij als wees opgevangen door de Lutherse Kerk waar hij van 1897 tot 1901 functies bekleedde in het kerkbestuur, maar vooral actief was als weesvoogd? Hierover is ons alsnog niets bekend. In 1887 trouwde George Rustwijk met Paulina Munsel. Zij kregen negen kinderen (zes zonen en drie dochters). Op hun huwelijksakte wordt zijn beroep vermeld als ‘schrijver’, maar hij voorzag in hun levensonderhoud eerder als schilder en tekenleraar onder andere door privé tekenles aan huis te geven. Van 1893 tot 1897 was Rustwijk verbonden aan de ‘Avondschool voor Handwerkslieden’ opgericht in 1888 door R.A.P.C. O'Ferrall. Hij was daar ‘onderwijzer lijn- en ornament teekenen en onderwijzer modelteekenen’ aan de werk- en constructiewinkel behorende bij deze school (Surinaamse Almanak 1894-1898). Hoe, wanneer en waar hij hiervoor een scholing heeft gevolgd is onduidelijk. In 1901 vestigde Rustwijk zich als fotograaf en opende een fotostudio: ‘Het Kroningsatelier’ aan de Waterkant naast de Lutherse Kerk (Leurs 1986: 8). Zijn atelier werd het trefpunt voor het ‘kunstminnend publiek’ in Paramaribo. Er werd gefotografeerd, geschilderd, geëxposeerd alsook gemusiceerd en gedeclameerd. Rustwijk ging in 1907 voor het eerst samen met een zoon op reis. Via Albina vertrokken zij naar Cayenne, waar zij negen maanden verbleven. Daarna ging hij alleen naar Brits Guyana. Zijn zoons hielden het atelier aan de Waterkant open. In zijn lezing ‘Het waarom’ gaf hij als reden voor deze reizen, onvrede met de situatie in het land. Ook vond hij dat hij geen erkenning kreeg voor zijn kunstenaarsschap. Het zou kunnen zijn dat hij werd gestimuleerd om te reizen vanwege zijn contacten met fotografen, die door het Caraïbisch gebied reisden en bij hun bezoek aan Paramaribo regelmatig gebruik maakten van zijn atelier.Ga naar eind1. Het bleef niet bij een eerste kennismaking; Rustwijk bezocht daarna regelmatig de buurlanden. Over zijn verblijf in Cayenne is ons niet veel bekend. Maar wij weten, dat hij zeer werd gewaardeerd in Georgetown. Daar opende hij in 1909 een atelier (‘New Town Studio’) en won prijzen met zijn schilderijen. Het schilderij de ‘The Kaietur Falls’ werd bekroond als boekomslag en hij oogstte roem met het schilderij ‘The Halley Comet’ (mei 1910).Ga naar eind2. G.G.T. was een bekende verschijning in het Paramaribo van rond de eeuwwisseling. Hij was populair als auteur van ‘luimige stukken, | |||||||
[pagina 77]
| |||||||
Portret van Rustwijk
| |||||||
[pagina 78]
| |||||||
meest alle naar ware gebeurtenissen’, zoals vermeld wordt op het titelblad van de dichtbundel ‘Matrozenrozen’. Deze gedichten en verhalen werden voorgedragen in het theater en op feestavonden bij de mensen thuis. Op theatergebied manifesteerde Rustwijk zich in de jaren negentig voornamelijk in Thalia.Ga naar eind3. In de loop der jaren verschoof zijn interesse en veranderden de thema's van zijn lezingen en gedichten. Schreef hij aanvankelijk ‘luimige’ gedichten en verhalen, met vaak een moralistische inslag, later werd de toon meer maatschappij-kritisch en soms zelfs bitter.Ga naar eind4. Zijn kritiek betrof vooral de slechte hygiënische toestanden onder de bevolking, die tot hoge kindersterfte leidden. In zijn opinie waren incompetent bestuur van de kolonie en onwetendheid bij de bevolking daar de oorzaak van. | |||||||
De dichtbundel matrozenrozenDe dichtbundel ‘Matrozenrozen’ (Lat. naam: Hibiscus chinensis) heeft het volgende gedichtje als motto: 't Goede gedaan waar uw hart het gebiedt; Als inleiding schreef de uitgever, H. van Ommeren: ‘Met het uitgeven van dit bundeltje voldoen wij aan een laatsten wensch van de overledene, die helaas, het niet heeft mogen beleven dat zijn geesteskind het licht zag. “Matrozenrozen” is het genoemd naar de groote, roode Surinaamsche bloem, die, zonder veel schoonheid bekoort door haar eenvoud en ook wel als kleurstof wordt aangewend. Moge dit bundeltje evenzoo bekoren door zijn eenvoud en kleur brengen in grauwe uren’. De bundel is een verzameling van 26 korte en enkele zeer lange gedichten waarvan de meesten eerder gepubliceerd en/of voorgedragen waren. Hiervan noemen wij een vijftal. Het lied en de aanklacht van de oude kraai (p. 14-19). ‘Het lied en de aanklacht van de oude kraai’ heeft als ondertitel: Geschreven naar aanleiding van het af maken der kraaien. Voorgedragen op 23 Juli 1912 in Thalia. Rustwijk stelt sarcastisch dat de kraai tingifowru (Coragyps atratus), sranan voor aasgier, vroeger onbeperkte vrijheid genoot voordat de dierenbescherming bestond. De vogels waren per verordening beschermd daar zij de nuttige taak vervulden van het opruimen van krengen. In 1912 waren zij echter vogelvrij en werden afgeschoten omdat ‘zij de daken bevuilen’. Het sterftecijfer tengevolge van slecht drinkwater (regenwater), zogenaamd door bevuilde daken, was ondanks deze maatregel nog steeds niet gedaald. De belangrijke taak die deze vogels vervulden als straat- en grachtreiniging werd genegeerd. Het uitvoerige gedicht verhaalt verder dat de kraai een slecht mens was, na zijn dood gedoemd als kraai op aarde terug te keren. Een gestrafte mensenziel die moet boeten voor datgene wat hij heeft misdaan, moet leven van afval en krengen en daarbij nog het slachtoffer wordt van de ondankbare mens. Over de taak van de kraai: Zij heeft zoo straks 'n walgelijk maal op de straat geëindigd Katjes nut (p. 30). Het gedicht ‘katjes nut’ heeft als ondertitel: Naar 'n ware gebeurtenis kort geleden toen nog geen melkkeuring bestond - deze keuring is eerst ingevoerd in 1912. Op geestige wijze (maar in 43 strofen!) beschrijft Rustwijk hoe verontreiniging van de melk blijkt doordat zelfs de kat ze niet lustte. De melkboer (Baboe) roept op het laatst uit: Poli watra moes kan sie, | |||||||
[pagina 79]
| |||||||
Advertentie in de Nieuwe Surinaamsche Courant van januari 1898, waaruit blijkt dal Rustwijk in die tijd vooral als schilder en tekenleraar actief was en in ieder geval reeds in 1898 vanuit een ‘Atelier’ werkte.
| |||||||
[pagina 80]
| |||||||
(Als ik water erbij gedaan had zou men 't zien. God zou zoiets bestraffen).
Veeleischend (p. 35). In ‘Veeleischend’ pleit Rustwijk opnieuw met veel humor voor warenkeuring. Het brood van de bakker was verontreinigd en als de klanten klaagden werd hij woedend en riep uit: Een jonge muis in 't viercents brood Toespraak en bede (p. 44-47). ‘Toespraak en bede’ heeft als ondertitel: Tot de Krulloot van een plantage eigenaar die met alle te bereiken middelen getracht heeft dit monster te vernietigen. Het gedicht is een toespraak van een planter, die getracht heeft dit monster, de krullootGa naar eind5., te vernietigen, maar daarin niet is geslaagd. Zijn plantage is verwoest en hij zelf is tot armoede gebracht.
Antwoord van de krulloot (p. 47-57). De voordracht ‘Antwoord van de krulloot’ beslaat uit verschillende gedichten.
a: ‘Het voorwoord’. In ‘Het voorwoord’ geeft de schrijver zijn opinie over de eventuele oorzaak en het ontstaan van de krullotenziekte. Hij vergelijkt de krulloot met een ‘booze reiziger, die spot met Arbeid, Wetenschapen Taal’. Maar, stelt hij, misschien is deze ramp wel ergens goed voor. Zal de krulloot geen nut hebben? b. ‘Waar ik woonde?’ Zeer lyrisch beschrijft de krulloot zijn ontstaan in de binnenlanden van Suriname waar ook de (Griekse) Goden woonden. Daar woont Flora, ook Pomona, wonen Cerès en Fortuin; c. ‘Hoe ik ben gekomen?’ Ook hier weer prachtige bloemrijke beschrijvingen van Surinaamse gebergten en rivieren. De laatste strofe luidt: Zoo ontspringt de Saramacca, waarmee ik gekomen ben, d. ‘De aanklacht’. Rustwijk voert nu de verschillende gewassen die in Suriname verbouwd worden als personages op (Suiker, Cacao) in gesprek met de Goden. In dit gesprek wordt de monocultuur veroordeeld. ‘Vrouwtje Cacao’ klaagt: Ik ben d'eenige die gezocht word e. ‘Wie ik ben en hoe ik aan den naam Krulloot ben gekomen’.
f. ‘Wanneer mijn waarde dan, wanneer gaat gij toch heen?’ Hier is weer de krulloot aan het woord die heel uitvoerig ontschrijft dat het zijn taak is om op de rijke mogelijkheden van Suriname te wijzen die door de monocultuur veronachtzaamd worden. Toch wordt gij nimmer wijs, toch mint gij niet de plant, g. ‘Het nut van proefstation en cultuurtuin’. | |||||||
[pagina 81]
| |||||||
h. 't ‘Waarom’ en 't ‘Hoe’ liet de planter koud door gemis aan wetenschappelijke voorlichting’. De krulloot zegt onder meer: Ja 't werk der planterskunst, vooral van de praktijk, | |||||||
Het ‘waarom’ beantwoordSuriname was in het begin van de eeuw in een diepe crisis terecht gekomen, mede door de malaise in de landbouw. De krullotenziekte en de bacovenkwestieGa naar eind6. brachten de planters aan de rand van het failliet. Ook de volksgezondheid liet te wensen over. Vooral de kindersterfte baarde zorg. Krachtens Koninklijk Besluit en na overleg met de gouverneur besloot het moederland een commissie te benoemen en naar Suriname af te vaardigen. Deze commissie werd in Nederland de Suriname-CommissieGa naar eind7. genoemd en in Suriname de Welvaartscommissie. De opdracht was: ‘... onderzoek in te stellen naar de economische en financiële toestand der kolonie en de regering van advies te dienen omtrent maatregelen welke ter verbetering daarvan behoren te worden genomen’ (De West 14 maart 1911). De commissieleden verbleven van 19 mei tot 27 juni 1911 in Suriname om zich persoonlijk op de hoogte te stellen van de situatie. Zij reisden door naar de districten en spraken met verschillende personen. Rustwijk nodigde de leden van de welvaartscommissie uit tot het bijwonen van een lezing, die speciaal tot hen gericht was, maar helaas, zij verschenen niet. Deze memorabele lezing werd als volgt aangekondigd: HET ‘WAAROM’ BEANTWOORD Beide keren trad hij op voor een uitverkochte zaal. De lezing verscheen later in druk met het motto op de voorpagina: De jeugd sterft daag'lijksch weg Het citaat: ‘De blindgeborene Luci is door zijne reizen ziende geworden’ (Luci = licht, p. 5) verklaart zijn pseudoniem. Deze voordracht van 64 bladzijden tekst, werd voorgedragen door de auteur zelf. Ook het decor was door hem verzorgd en bestond uit een Hydra, die Suriname in een wurggreep hield. Op elke arm van dit monster was het kwaad vermeld waaraan Suriname ten prooi viel. Het geheel was gelardeerd met muziek (orgel, strijkmuziek, koorzang), en moet uren geduurd hebben. Met retorische vragen in prachtige taal en verzen, maar ook met tabellen van sterftecijfers oefende Rustwijk kritiek uit op de gang van zaken in Suriname. Hij vergeleek de situatie in Suriname met die van de Franse en Engelse naburige kolonies, en in alle gevallen | |||||||
[pagina 82]
| |||||||
[pagina 83]
| |||||||
was de toestand in Suriname aanmerkelijk slechter dan in de buurlanden. Hij leverde niet alleen kritiek maar kwam ook met suggesties hoe de toestand te verbeteren. In zijn conclusie wees hij erop, dat de commissie eigenlijk speciaal gekomen was om een oplossing te zoeken voor de problemen rond de malaise in de landbouw. Er zou ongetwijfeld een oplossing gevonden worden, stelde hij, voor de grote en hopelijk ook voor de kleine landbouw. Maar de hygiënische nood die al eeuwen heerste, die verdiende onder de aandacht gebracht te worden. Vooral het waterprobleem moest opgelost worden. Goed drinkwater voor de bevolking en het voorkomen van wateroverlast op de landerijen was noodzakelijk. De waterproblematiek verwoordde hij als volgt: 't Is daar te veel 't is hier te min De lezing eindigt met een toekomst beeld voor Suriname met een variant op de woorden van Jutta:Ga naar eind9. En rustig krast de Rave op den ouden poisontree Deze lezing werd in de kranten in Suriname (De Surinamer, De West, Suriname, Onze West, Surinaamsche Bode), alsook in de koloniale pers in Nederland, uitvoerig en over het algemeen zeer positief besproken. Het Koloniaal Weekblad ‘Oost & West’, uitgegeven in Den Haag, wijdde een groot artikel aan de lezing (Koloniaal weekblad Oost & West, 1911). Daarin werd de auteur als volgt beschreven: ‘De heer Rustwijk is een zeer bekende figuur in Suriname, een man van artistieken aanleg, die zich met succes op velerlei gebied heeft bewogen; hij is schilder, teekenleeraar, fotograaf; in zijn ledige uren dichter. Ook op de planken heeft hij zijn sporen verdiend en meermalen heeft hij van een dankbare bevolking lof ingeoogst als leider van kinderoperettes. In den waren zin des woords is hij een selfmade man met al de deugden en gebreken van deze supérieure menschensoort’. Was men het in grote lijnen eens met de kritiek van Rustwijk op de hygiënische wantoestanden in het land, tegen de presentatie van deze lezing (‘de eigenaardige vorm’) had men bezwaar. Nog steeds is, volgens ‘Oost en West’, de rode draad die door het geheel loopt, de vergelijking van de drie Guyana's op het gebied van hygiëne, welke niet in het voordeel van Nederlands Guyana uitvalt. ‘Oost & West’ onderschreef de kritiek van Rustwijk en de aanbevelingen die hij gaf ter verbetering van deze situatie. Er zou krachtig ingegrepen moeten worden door de gouverneur die voldoende financiële middelen ter beschikking zou moeten hebben om de plannen te realiseren. | |||||||
50 Jaar emancipatieIn 1912 zat Rustwijk in het bestuur van het herdenkingscomité ‘50 jaar Emancipatie’. Op 12 mei 1912 hield hij een grote lezing ‘An Invitation to a Feast’ in het gebouw van de Hernhutter Voorzorg. Deze lezing werd op veler verzoek herhaald. Het doel van de lezing was om degenen, die tegen de viering van dit jubileum waren, te overtuigen van de waarde en het belang van deze gebeurtenis. Hij stelde dat vrijheid het hoogste goed was, een geschenk van God, door mensen misbruikt. In een allegorie vergeleek hij de vrijheid met een boom in het bos die verschillend gekleurde bladeren en vruchten had, maar toch een eenheid was. Met voorbeelden uit de bijbel, de Romeinse tijd en de Nieuwe Wereld, toonde Rustwijk aan dat slavernij een verschijnsel was, dat door de eeuwen heen en wereldwijd voor- | |||||||
[pagina 84]
| |||||||
kwam. In Suriname heeft de slavernij niet alleen langer geduurd dan in welke kolonie in het westen ook, maar werd daarna ook nog gevolgd door het mensonterend Staatstoezicht, waarbij de mensen nog steeds niet vrij waren.
‘Waarom schaamt U zich om de emancipatie te vieren? Omdat Uw grootmoeder slaaf was en U niet? Omdat U vrijgeboren bent? Omdat Uw moeder geen Afrikaan is, omdat het U allemaal niets schelen kan. Kent U dan de geschriften niet van schrijvers zoals Wolbers, Stedman, Teenstra en Otto Tank? Zij beschreven de verschrikkingen in Suriname tijdens de slaventijd en stelden die aan de kaak.’ Op het einde van zijn toespraak stelde hij onder meer: ‘Ik vraag U deze dag te vieren in afwachting van betere tijden - met liefde voor Uw ras en kleur! De waarlijk ontwikkelde, beschaafde en intelligente man of vrouw zal zich nooit schamen voor zijn/haar kleur, en zal nooit op een ander neerkijken.... Ik roep U op en nodig U uit: Suriname wil een feest voor de zoons en dochters van 1863! Niet omdat U afstamt van slaven, niet omdat Uw moeder vrijgeboren is of vrij gemaakt was door een certificaat! maar omdat het vijftig jaar geleden is dat het Christendom overwonnen heeft ten behoeve van Uw in Suriname onwettig mishandelde voorouders uit Afrika en de vrijheid die de emancipatie bracht aan hen en U.’
Deze citaten komen uit Emancipation Jubilee in Surinam, een in het Engels gesteld boekwerkje waarin de lezing van G.G.T. besproken werd. Rustwijk staat niet op de officiële groepsfoto van het Comité. De viering zelf kon hij helaas niet bijwonen daar hij toen al ziek was. | |||||||
NawoordOp 17 juli overleed G.G.T. Rustwijk in het Militair Hospitaal te Paramaribo. Te zijner nagedachtenis verschenen twee gedichten in De West op 21 juli 1914. Het eerste in het Engels van E.A. van Rossum (‘To the Memory of Rustwijk’) en het tweede was geplaatst in de rubriek ‘Van Emanuels bord’ (‘Afscheidswoord aan Rustwijk’). De eerste strofe van het laatste gedicht luidt: Een echte Muzenzoon Nog jaren na zijn dood werden Rustwijks gedichten voorgedragen op feesten en partijen. Af en toe waren er verwijzingen naar Rustwijk maar allengs verzonk hij in de vergetelheid. | |||||||
[pagina 85]
| |||||||
Literatuur
| |||||||
[pagina 86]
| |||||||
D.E.G. van Hinte-Rustwijk werd geboren te Alkmaar (district Commewijne) in Suriname. Na de Algemene Middelbare School (AMS) in Paramaribo voltooid te hebben, studeerde zij sociologie in Utrecht (1956-1962). Daarna woonde zij in Nigeria, Frankrijk, Canada en de Verenigde Staten. Momenteel woont zij in Frankrijk en Amsterdam. G.H. van Steenderen-Rustwijk werd geboren in Nickerie (district Nickerie) in Suriname. Zij voltooide de St. Louise-school te Paramaribo en werkte enige jaren in Paramaribo. Sinds 1955 woont zij in Nederland. De auteurs zijn kleindochters van G.G.T. Rustwijk en werken momenteel aan een studie over het culturele leven in Paramaribo rond de eeuwwisseling. |
|