| |
| |
| |
H. Labadie
Kromanti-woorden uit het gebied van de Aukaners anno 1944
In januari 1940 werd ik in Paramaribo voor het vervullen van mijn Nederlandse dienstplicht ingelijfd bij de zogenaamde schutterij. In mei werd Nederland bezet. In juli 1940 werd een militaire expeditie naar het Marowijne gebied uitgerust in verband met geruchten dat Duitse troepen via de grens met Brazilië Suriname wilden binnentrekken. Ik behoorde tot de 50 man plus twee sergeanten, die gewapend met karabijn en klewang en één ouderwets machinegeweer het vaderland zouden moeten verdedigen. Er waren geen Duitsers, gelukkig maar, anders had ik deze mededelingen nu niet kunnen doen. Wel trokken we door naar Drietabbetje, woonplaats van de granman, waar we enige tijd verbleven teneinde het Nederlandse gezag ter plaatse weer eens duidelijk te verstevigingen. Dit was mijn eerste kennismaking met de Aukaner bevolking van het Marowijne gebied.
Als bijkok in onze mobiele keuken kon ik mij tussen de maaltijden vrijelijk bewegen. Rondslenterend door Drietabbetje hoorde ik op een gegeven moment onregelmatig trommelen, dat op seinen leek. Nieuwsgierig geworden ging ik op het geluid af en trof een Aukaner van circa 30 jaar, die in z'n eentje voor zijn huis gezeten aan het trommelen was. Op mijn vraag wat de bedoeling was van het trommelen antwoordde hij, dat hij zijn vriend aan de andere kant van het dorp opriep om wat sopi bij hem te komen halen.Ga naar eind1.
Ik vertrouwde de uitleg niet. Uiteraard was het mij bekend, dat in Afrika berichten door middel van trommels konden worden overgebracht, maar ik betwijfelde of een aan de Tapanahony wonende Aukaner een dergelijk specifiek bericht zou kunnen doorgeven. Ik bleef dus enige tijd bij de man wachten en ja, na circa tien minuten verscheen de vriend met de mededeling: ‘Ik kom mijn sopi halen.’
Ik kon dus vaststellen, dat anno 1940, lang na het verbreken van de culturele banden met het Afrikaanse thuisland, het kennelijk geen bijzonderheid was, dat Aukaners nog per trommel berichten overbrachten en dat deze ook werden verstaan. De berichtgever en zijn vriend, jonge volwassenen, waren in Suriname geboren en hun kennis moest dus van generatie op generatie zijn doorgegeven.Ga naar eind2.
In de eerste maanden van 1944 maakte ik met mijn collega Malmberg een tweede, nu medische expeditie. De Aukaners hadden geklaagd in aantal achteruit te gaan en deze expeditie werd uitgerust om te onderzoeken wat de oorzaak hiervan kon zijn. In verband hiermee bezochten we in de loop van drie maanden alle dorpen en nederzettingen in het gebied van de Marowijne, Tapanahony en Lawa. De totale bevolking van dat gebied bedroeg in die tijd circa 2500 mensen. We bleven in elk dorp vier à vijf dagen. De resultaten van het onderzoek werden in twee rapporten vastgelegd.
In Sajè, waar we onderdak kregen in het huis van de zendeling van de Evangelische Broedergemeente, maakte ik kennis met een medicijnman, specialist in het behandelen van slangebeten. Het was een bijzonder aardige en mededeelzame man en ik vroeg hem hoe je met een trommel berichten kon seinen. Hij antwoordde, dat dat alleen kon in het Kromanti, hun oorspronkelijke taal, die volgens mijn zegsman iedereen nog kon spreken en verstaan maar alleen door medicijnmannen werd gebruikt bij bepaalde rituelen en bij het seinen met de trommel. Zo maakte ik eens
| |
| |
een bezweringsritueel mee. De in trance verkerende medicijnman had zich met pimba doti (witte kleiaarde) helemaal wit gemaakt. Aan zijn hals hingen diverse amuletten, in de ene hand had hij een soort kalebasratel en in de andere een pluimachtig instrument op een stok, waarmee hij zachte ritmische geluiden produceerde. Hij sprak van tijd tot tijd in een voor mij onverstaanbare taal, die door de omstanders echter wel begrepen en ook beantwoord werd. Men legde mij op mijn verzoek uit, dat dit Kromanti was. Ik kon er niet achter komen waar het over ging en het leek mij ook niet opportuun daar uitvoerig naar te informeren.
Het seinen met de trommel, legde mijn zegsman verder uit, werd niet alleen gebruikt voor het overbrengen van berichten op afstand, maar ook voor het leiden van de dans. Bij de dansfeesten bestaat het slagwerkensemble uit drie trommen. De eerste (de kleinste) dient voor het basisritme, op de tweede wordt het specifieke dansritme geslagen (bij de gewone dansfeesten awasa of grankoi), de derde dient onder meer voor het geven van aanwijzingen aan de dansers (bijvoorbeeld ‘Kwakoe kom dansen’ of ‘Kwakoe haal Selina in de kring’). Hoe het Kromanti door middel van een trommel kon worden overgebracht, heb ik toen niet vernomen, maar pas vele jaren later geleerd uit de grammofoonplaat Talking Drums of the Lokele Tribe of the Upper Congo..Ga naar eind3. Mijn belangstelling voor het Kromanti was gewekt en ik heb gedurende mijn verblijf in Sajè elke avond enige uren met de medicijnman doorgebracht, zittend op het steigertje voor het huis van de zendeling terwijl hij woorden en hele zinnen in het Kromanti zei, die door mij met zijn vertaling in het Aukaner-Surinaams werden opgeschreven.
Twintig jaar later, in 1964, logeerde de anesthesiste collega Essed bij ons in Den Haag. Op een avond bracht ze een Ghanese kennis mee, een historicus, die in Europa was om onderzoek te doen naar de plaatsen van herkomst van de Amerikaanse slaven. Ik vertelde hem over het Kromanti, dat ik aan de Tapanahony had opgetekend en las het hem voor. Tot mijn verbazing kon hij vrijwel alles vlot verstaan en vertalen. Taal en uitspraak waren volgens hem kenmerkend voor het Ewe.Ga naar eind4. De vertaling van de zinnen door de medicijnman was naar zijn zeggen geen letterlijke vertaling, maar betrof de overdrachtelijke betekenis. Men maakte in Ghana bij het spreken namelijk veelvuldig gebruik van bepaalde gezegdes (zoals odo's in Suriname) en het merendeel van de opgeschreven zinnen betrof dergelijke gezegdes. Voor hem was de zin Okokelo fantan abunsunki otadjima wel bijzonder belangrijk. De medicijnman had opgegeven: ‘Op een dag zijn we weer terug’, maar de letterlijke vertaling luidde: ‘De haan op Fantan laat weten dat we weer terugzijn’. M'fantan was een fort op een eiland in de monding van de Ghanarivier van waaruit slaven naar Amerika werden verscheept. Met deze zin werd dus duidelijk aangegeven, wat de plaats van herkomst van deze Kromanti sprekende mensen was.
De historicus beloofde spoedig weer terug te komen, zodat we alles konden vertalen en op papier konden zetten. Hij vertrok echter al snel naar Londen en ik heb hem niet meer terug gezien. Ondanks alle naspeuringen (onder andere bij de Ghanese ambassade in Brussel en bij de Ghanese gemeenschap in de Bijlmermeer) is het mij daarna niet meer gelukt een Ghanees te vinden die Ewe verstond. Het materiaal is hierna geruime tijd blijven liggen. Toen ik het kortgeleden weer oppakte, bleek over het Kromanti inmiddels het een en ander te zijn gepubliceerd.
In 1952 werd door Jean Hurault als een zijlijn van zijn antropologisch onderzoek in Cayenne (Frans Guyana) een woordenlijst opgesteld van het Aluku Tongo, de taal van de Boni's. Dit materiaal, waarvan zich een kopie in het Koninklijk Instituut voor de Tropen bevond, werd met toestemming van de auteur in 1983 door Norval Smith gepubliceerd als Amsterdam Creole Studies VI Spe-
| |
| |
cial issue. Het manuscript bevat behalve de bovengenoemde woordenlijst nog een korte beschrijving plus een woordenlijst van Papa Tongo, en een eveneens korte beschrijving plus woordenlijst van ‘la langue secrète Kumenti,’ een taal, die volgens de auteur aan Saramaka, Boni's en Aukaners bekend is, zij het met belangrijke variaties per stam. Hoewel weinig Boni's het goed kenden, werd het toch door iedereen min of meer verstaan.
De medische expeditie in Gran Dray aan de Lawa in 1944. Rechts op de foto, tussen de twee witte vlaggen, de auteur van het artikel.
De taal zou een uitgebreide woordenschat hebben, waarvan slechts een zeer klein deel kon worden achterhaald. Hoewel het grootste deel van het vocabulaire van duidelijk Afrikaanse oorsprong was, bevatte het ook Caraibische woorden en woorden uit het Sranan. Hurault signaleerde, dat voor sommige begrippen twee woorden bestaan: een normale en een diepe. De woordenlijst van in totaal 108 woorden bevat circa vijftien woorden, die ook in mijn woordenlijst voorkomen. Het materiaal betreffende het Papa en het Kumenti werd in 1982 door Mark Sebba bewerkt, die in Twi-, Fanti- en Ewe-woordenboeken systematisch heeft gezocht naar woorden die op die van de lijst leken. Sebba kon uit het totaal van 108 woorden slechts van zeven à acht het Afrikaanse equivalent vinden. In een appendix noteerde hij, ‘For the benefit of anyone who would like to attempt an analy- | |
| |
sis’, nog acht door Ba Alexi uitgesproken Kromanti zinnen (met de vertaling in het Sranan en Engels), door hem overgenomen van tapes die door Voorhoeve en Van Renselaar in de late jaren vijftig waren opgenomen. Het materiaal van Hurault werd met de analyse van Sebba door Norval Smith in 1983 opnieuw bestudeerd. Smith kon nog eens negentien woorden van Afrikaanse oorsprong aan die van Sebba toevoegen, waarmee het totaal op 25 kwam, te weten Twi 16,5, Baule 2,5 en Ewe 6. Mijns inziens een vrij mager resultaat. Norval Smith pleit dan ook voor verdergaand onderzoek naar de woordenschat van de African Culture Languages van Suriname. Onderstaand materiaal komt hieraan tegemoet.
| |
Woordenlijst
ablabio |
= |
goedendag |
abotabla |
= |
tabak |
abrofo |
= |
bakra = blanke |
abrofo adjamsimidasi tjofi afofia fu onu bleki |
= |
blanke graag wat tabak om te roken |
adja |
= |
vuur |
adjamsimidasi |
= |
tanji tanji = alsjeblieft |
adjao |
= |
groet |
adjasu bèrè |
= |
takru ede = slecht hoofd |
afankuma |
= |
yu jere san mi takki = je hoort wat ik zeg |
afladu |
= |
lobi sama = geliefd iemand |
afladunu plasi fu binpinni |
= |
het gebied van de granman |
aflambleeuw |
= |
wees voorzichtig |
aflan |
= |
houwer |
afofia |
= |
tabak |
ajimpè |
= |
spijker |
akankantua |
= |
bakra = blanke |
akèswa |
= |
ei |
akrowa of akruwa siri |
= |
aleysi-rijst |
amainsa |
= |
pasi = weg |
amainsawo |
= |
dede kondre pasi = de weg naar het dodenrijk |
anka |
= |
zitten |
ankáma |
= |
aks |
antramani |
= |
kleren |
asiga lulu |
= |
de naam van de hond, die aan de dede pasi staat |
atèkèlè kutiki |
= |
pari = pagaai |
atjua |
= |
hond |
badja badja |
= |
vlug |
benziè |
= |
pimba (= witte klei-aarde), dieper gesproken |
bimbla, akluma numa |
= |
sribi bun, un sa miti bakka wan yuru = slaap lekker, we zullen elkaar weer eens ontmoeten |
bingali |
= |
sipi = boot |
binpinni maunsu |
= |
granman = opperhoofd |
blèku |
= |
rond |
| |
| |
blodiè of bodiè |
= |
banaan |
bolali pinpintwadjani |
= |
djadja gado = de djadja god |
bongoni |
= |
den go ponsu liba den mu pot den srefi bun = als je de rivier gaat ‘ponsu’, moet je goed gaan staanGa naar eind5. |
bubalali |
= |
daguwe buba = schede |
bunsu |
= |
water |
dambla kuku fu ondro bunsu kumani |
= |
m'e dongo bakka = ik ga de rivier weer af |
danifo |
= |
huis |
duan fran |
= |
boot |
dundula moflè blinkuma |
= |
neti kon m'e gwe = het is nacht, ik ga weg |
fu boi boi ankra plasi |
= |
om naar huis te gaan |
fu onu amlèku |
= |
vrouw |
fu onu bleki |
= |
voor mij te drinkenGa naar eind6. |
fu sumani fu onu soklo |
= |
medicijn (= sumani) maken |
gimmisi agintua |
= |
fransi sipi = frans schip |
ibi ablomani ablotando |
= |
na gran soema = het is een belangrijk persoon |
i dompoto iglima itando ifafa djua afako |
= |
i de gran suma kaba j'a poi seke moro = hij is al een belangrijk persoon, je kunt niet meer aan hem schuddenGa naar eind7. |
insa |
= |
sopi = drank |
kaklawa |
= |
op |
kèdèampo |
= |
gado = god |
kokoti baibati osanti akwa osan kwana wajari |
= |
grandi kon = er is een belangrijk persoon gekomen |
kokoti baibati, otima |
= |
ede man = hoofdman |
kon ga mi dani, dani kèlè kèlè |
= |
laten we naar huis gaan, m'n huis is goed |
kutuku |
= |
buik |
kwantaki |
= |
bro fu ati = ademhaling |
lingiè o lingiè a mu lingiè plaka plaka |
= |
een hydrocèle blijft nooit vooraan maar achteraan, bika oen go nati = anders worden we nat |
mama amawo tjantjala |
= |
a mama de meki a katun y'e kari mama akuwa bobè danda = de moeder, die de katoen (=amawo) maakt heet mama akuwa bobè danda |
mamiè |
= |
eten |
mamsa tiki |
= |
riet |
manboi onu kaklawa |
= |
ik heb niet meer |
manfu abobai |
= |
oorlogsboot |
mangri bèrè bèblèbè |
= |
angri kiri mi tumesi = ik heb erge honger |
mi anka jè dani |
= |
ik zit in je huis |
mi kutuku flinkuma |
= |
mi bere furu = m'n buik is vol |
moflè blinkuma |
= |
mi ben kon dja ma mi gwe = ik was hier maar ben weg gegaan |
musunku mudjima |
= |
regen |
| |
| |
nabli kumudja |
= |
kaba no du = hou op, niet doen |
obijawo |
= |
wat ik heb is voor mij alleen |
obingèlè |
= |
broko brata = gebroken fles |
obogini |
= |
plaats waar je alles gooit dat slecht is, vuilnishoop |
okokelo baniba |
= |
de haan kraait |
okokelo fantan abunsunki otadjima |
= |
un doro wan jari = eens komen we weer aan |
okokelo o sampani, okokelo jinwa, okokelo nani |
= |
de baashaan kraait en dan kraaien alle anderen d.w.z.: als de baas iets heeft gezegd moeten de ondergeschikten gehoorzamen |
okolinpin |
= |
maka = hangmat |
okontonklèmu |
= |
oud geweer aan het rusten, afgedankt, oud geworden |
okrobosi |
= |
steen |
okumasi okumasi binpinni okumasi afako |
= |
i pur njamsi futu i pot a èdè bakka = letterlijk: als je de voet (de knol) van de yams opgraaft moet je het hoofd (de bladerrozet) weer terugplanten overdrachtelijk: le roi est mort vive le roi |
okun kèlè kèlè |
= |
a dede pi = hij is morsdood |
oniktijè kètèkè nintijè |
= |
dee opo kaba: pè a man dè kon mèk' un sji mi = het is al dag, waar is de man, laten we elkaar onder ogen komen = wie durft op te komen |
ontonu |
= |
geweer |
onu srimba fu onu danni fu onu mamiè |
= |
ik ga weg, naar huis om te eten |
opoku |
= |
a kaba = het is op |
opoku binpinni |
= |
granman taki a tan so = granman heeft gesproken en zo blijft het |
osi dani minteeni klabi |
= |
m'e go na hoso = ik ga naar huis |
osiumaba |
= |
un miti bakka = we ontmoeten elkaar weer |
osunomaki na osunodja |
= |
un si wan dey baka = we zullen elkaar weer eens zien |
osunu kumu onu asi tuma fu a tan tuntun |
= |
--- drank (verdere betekenis niet bekend) |
otinfu diamwa pinpintwadjani |
= |
djebri gado = de djebri god |
otji otji doi |
= |
a so mi njonji ma mi luku busi = ik ben wel klein maar ik overzie het bos |
otoklo |
= |
vuur |
pasinsi |
= |
cassave |
pimba |
= |
ojèlè |
plasi |
= |
kondre = land |
sèmèntwasi |
= |
boto (?) |
sèpètu obinbala |
= |
je bent niet in staat te gaan, di mi go dan ju teki a smeri a smeri fu mi = toen ik ging heb je m'n geur genomen (sèpètu = zaad) |
sèwènu |
= |
zeeboot |
| |
| |
simponu |
= |
antwoord op de groet adjao |
tata ablèfoe bani koti bani baluwa |
= |
a habi wan tutu de a bro = hij heeft een hoorn waarop hij blaast |
tata abloki mi hankra a ju danifo fo onu tlokli |
= |
mi kon na ju hoso (= ik ben naar je huis gekomen) om met je te spreken |
tata ablomani oblamaki |
= |
odio = gegroet |
tata aïngè |
= |
man van kesai |
tata dèbèdèbè wo |
= |
lange houwer |
tata dèfu |
= |
de man die de Kromantie helpt |
tata jakki |
= |
na a tutu man f'bonni = het is de hoornblazer van bonni |
tata kintu fu Puketi |
= |
vader kintu van Puketi |
ti abina ba tutu bari dan moflè blinkuma |
= |
te gado wanni dan mi sa gwe = als god het wil zal ik gaan |
tjofie |
= |
een beetje |
ukusai kukubántiyè |
= |
m'e go na opo = ik ga de rivier op |
wan oklobosi oblatonton fo oblágini |
= |
er is een rots in zee vast, hoe het water ook mag zijn = rotsvast (oklobosi = steen, oblatonton = met de naam) |
|
Hierbij nog enkele woorden uit de dagelijkse spreektaal: |
|
fang |
= |
wit, gebruikt als versterking van witi, a witi fang = het is zeer witGa naar eind8. |
nanamu |
= |
voorouders |
pika |
= |
zwart, gebruikt als versterking van braka. a braka piká = het is zeer zwart |
singa |
= |
trekken |
tjobo |
= |
vuil, viesGa naar eind9. |
| |
| |
| |
Verantwoording:
Gaarne zeg ik hierbij dank aan mijn vriend Ruud Zwolschen, die de literatuur voor mij heeft nageplozen en de relevante publikaties heeft gevonden.
| |
Literatuur
Hurault, J., 1983
Elements de vocabulaire de la langue Boni (Aluku Tongo). Amsterdam: Creole Studies VI-Special Issue. Publication no. 39 of the Institute for General Linguistics. University of Amsterdam, October. |
Muntslag, F.H.J. & Ch.H. Eersel, 1966
Tembe, Surinaamse houtsnijkunst. |
Ramdas, A., 1993
‘Schnapps.’ NRC-Handelsblad: 2 oktober 1993. |
Schuchardt, H., 1914
Die Sprache der Saramakkaneger in Surinam. Amsterdam: Muller. |
Sebba, M., 1982
‘A Note on Two Secret Languages of Surinam.’ In: Norval Smith (ed.), Amsterdam Creole Studies IV: 38-43. |
Smith N., 1983
A Further Note on Two Secret Languages of Surinam. Publikatie no. 36 van het Instituut voor Algemene Taalwetenschap, Universiteit van Amsterdam: 47-51. |
Tracy H. & the reverend W. Ford
Music of Africa. Sens no. 4. Congodrums. Description and Demonstration of the Talking Drums of the Lokele Tribe of the Upper Congo. Decca LF 1169. |
H. Labadie is longarts. Hij werd in 1920 in Suriname geboren. Op negenjarige leeftijd vertrok hij naar Nederland. Van 1939 tot 1946 woonde hij opnieuw in Suriname en studeerde daar aan de Geneeskundige School.
|
-
eind1.
-
Sopi, sterke drank, waarschijnlijk tafia, rietsuikerbrandewijn, werd voorzover mij bekend, door de Aukaners niet voor consumptie gebruikt maar om te plengen ten einde de moeder van de grond of het huis gunstig te stemmen (Zie voor het gebruik van Hollandse jenever (Henkes' Schnapps) als plengoffer door hedendaagse Ghanezen het artikel van Anil Ramdas in de NRC van 2 oktober 1993.) Ik ken maar één gelegenheid waarbij toondertijd alcoholhoudende drank werd gebruikt en dat is het tukà- of dodenritueel. Als een Aukaner stierf, werd zijn lijk, in doeken gewikkeld op een plank achter in het speciaal hiervoor gebruikte, aan de voorkant helemaal open dodenhuis even buiten het dorp gelegd. Aan hoofd- en voeteneind werd de plank geschraagd door twee circa 30 à 40 cm. hoge steunen. Onder de plank werd een groot komvormig voorwerp geplaatst om het lijkenvocht op te vangen. Ik had gehoord, dat de naaste familieleden zich met dit vocht moesten overgieten. Mijn voorroeier Ba Praka had zeer kortgeknipt haar, hetgeen erop wees, dat hij in de rouw was en ik vroeg hem of dit verhaal juist was. Hij bevestigde het en voegde eraan toe, dat ook hij dat had moeten doen. Ik zei, dat dat toch wel erg vies moest zijn. Hij lachte en zei: ‘Ja natuurlijk maar je smeert je tevoren helemaal met olie in, zodat het gewoon van je af loopt.’ Het lijk hoort zeven
dagen zo te blijven liggen. Ik heb dit op Sajè meegemaakt. Hier woonde op een paar honderd meter van het dorp een zendeling van de Evangelische Broedergemeente in een klein houten huis, waarnaast hij zelf een klein kerkje had gebouwd. Hij vertelde ons al tien jaar op Sajè te zijn en in die periode elf bekeerlingen te hebben gemaakt. Eén van hen was nu kortgeleden overleden. Als Christen zou de man binnen één à twee dagen moeten worden begraven, maar zijn familie en vrienden verzetten zich hevig hiertegen. Na twee dagen kibbelen werd overeengekomen, dat een dorpsdelegatie naar Drietabbetje zou gaan om het oordeel van de granman te vragen. Op de derde dag reisde de delegatie per korjaal af. Eén dag heen, één dag overleg met de granman en één dag terug. De granman was van oordeel dat een Christen ook op Christelijke wijze diende te worden begraven. Dus werd de volgende dag de doodskist gemaakt en kon de overledene volgens Aukaner traditie op de zevende dag worden begraven.
Het dodenhuis bevond zich tussen het huis van de zendeling, waar wij onderdak hadden gevonden en het dorp en ik moest er op weg naar en van mijn werk elke dag langs. Na enkele dagen stonk het heel erg en krioelde het van de vliegen. Elke avond verzamelden de inwoners van Sajè zich op het pleintje voor het dodenhuis. Met een primitieve houten handpers werd ter plaatse suikkerriet uitgeperst dat men liet gisten. Dat gegiste sap, dat aan de aanwezigen werd uitgereikt moet flink wat alcohol hebben bevat want halverwege de avond waren enkele mensen al duidelijk aangeschoten.
In tegenstelling tot awasa en grankoi, de twee dansritmes die bij feesten worden gebruikt waarbij één of meerdere mensen in het midden dansen terwijl de anderen er omheen staan te zingen, danst hij het tukà iedereen in een grote kring achter elkaar. Om de zoveel tijd gaat één van de aanwezigen aan de voorzijde van het dodenhuis op de vloer zitten, de trommels zwijgen en de man begint een verhaal over de spin anansi. Dit vertellen van anansi tori's wordt bij de Aukaners alleen bij het dodenritueel gedaan en heet tak matò (matò zeggen).
Op gezette tijden wordt de spreker onderbroken door één van de aanwezigen, die roept: ‘Daar was ik bij en toen gebeurde er dit’ of ‘Daar was ik bij en toen werd er dit gezongen,’ waarna de onderbreker zijn deel van het verhaal vertelt of een lied zingt. Het dansen, rietsuikersap drinken en het tak matò gaan zo de hele avond door tot tegen middernacht iemand naar binnen naar de dode roept: ‘Abondai, we hebben nu genoeg voor jou gedanst, nu een beetje voor onszelf’, waarop terstond awasa wordt geslagen en het feest nog enige tijd doorgaat.
Op de zevende dag werd de overledene op een eilandje in de rivier begraven. De kist werd per korjaal onder tukà-getrommel daar naartoe vervoerd, begeleid door de korjalen met de begrafenisgangers. Op het eiland gekomen, bleek er al een graf te zijn gedolven van ongeveer twee meter bij tachtig centimeter en anderhalve meter diep. De kist werd hierin neergelaten. De opening van het graf werd in de breedte met circa twee meter lange stammetjes afgedekt en daarna bedekt met de opgedolven aarde, waardoor een grafheuvel ontstond.
-
eind2.
- De oudste mij bekende inwoner van het Marowijnegebied in 1944 was de toenmalige Paramakaanse granman, een duidelijk zeer oude man, die mij vertelde, dat hij als jongen van circa 10-12 jaar als slaaf in Suriname was aangekomen. Hij moest, toen hij dat vertelde, dus op z'n minst 91 jaar oud geweest zijn. Hoe gemakkelijk overigens door orale overlevering uit de tweede hand een grote tijdsspanne kan worden overbrugd, blijkt uit het volgende. Toen ik ongeveer twintig jaar was, leerde ik van mijn grootmoeder een liedje, dat zij in haar jeugd van haar grootmoeder had geleerd. Mijn grootmoeder werd in 1872 geboren. Als ik mijn kleinkinderen dit liedje nu leer, wordt in 1995 met slechts één tussenpersoon informatie uit 1890 overgebracht. Dit geldt wat de Aukaners betreft uiteraard voor zeer veel intellectuele verworvenheden, zoals taal, religie, het bouwen van huizen, het vervaardigen van boten, etc. Voor voedsel gaat dit echter niet of in veel mindere mate op. De Aukaners mogen uit overlevering dan wel weten wat een volwaardige voeding inhoudt, maar het is de vraag of ze alle ingrediënten in de Surinaamse bossen terug hebben kunnen vinden en of ze gedurende hun slavenperiode tijd en gelegenheid hebben gehad zich een ander patroon van voeding en de daaruit voortkomende teelt van andere gewassen eigen te maken. Het lijkt mij, dat dit niet het geval is. Uit mijn eigen onderzoek naar de voedingstoestand van Aukaner kinderen bleek bijvoorbeeld dat in de groep van 2-15 jaar 70% duidelijke verschijnselen van avitaminose had, voornamelijk van vitamine A en
B2, maar ook van vitamine D (13%), hetgeen veroorzaakt werd door het eenzijdige en zeer onuitgebalanceerde diëet met een overmaat aan koolhydraten. Vlees was in de tijd dat ik er was vrijwel niet beschikbaar in verband met het gebrek aan jachthonden. Deze jachthonden kochten de Aukaners namelijk van de Trio Indianen, die ze op hun beurt weer kochten van de Saloema's, een indianenstam in Brazilië, bekend om hun kunde in het africhten van honden voor één soort wild. Trio's en Saloema's leefden echter al lange tijd in onmin, waardoor de levering van Saloema-honden niet meer mogelijk was. De Trio's hadden de Aukaners buitendien verboden gebruik te maken van hun bospaden naar het Saloema-gebied. Door deze economische blokkade werden niet alleen de Saloema's getroffen maar in ergere mate de Aukaners, die niet geleerd hadden zonder honden te jagen. Als er geld was, konden zij in de Chinese toko's zoutvlees, droge vis en bakkeljauw kopen, maar dat geld ontbrak meestal. Als bron van dierlijke eiwitten bleef de visvangst over.
Plantaardige eiwitten zoals de in Suriname in een grote variëteit voorkomende en gemakkelijk te verbouwen peulvruchten waren onbekend. De voeding bestond hoofdzakelijk uit rijst (indien voorradig driemaal per dag), cassave als cassavebrood of kwak (cassavesap met veel suiker), bananen en soms wat aardvruchten. Als groente werd alleen oker gegeten in de vorm van een soep, waarin de rijst gedoopt werd. Geen bladgroente, terwijl in elk dorp een overmaat aan het zeer vitamine A-rijke tayerblad en ook wel postelein werd aangetroffen. Verder waren ze dol op suikerriet, dat in grote kwanta werd verorberd. Opvallend is, dat in het lijstje met Kromanti woorden precies de hierbovengenoemde hoofdbestandddelen van de voeding voorkomen: cassave, banaan, rijst, suikerriet en ook ei. We moeten hieruit, denk ik, concluderen, dat de Aukaners als displaced persons en afgesloten van nieuwe informatiebronnen alleen dat verbouwden en aten wat zij uit hun land van oorsprong kenden, waardoor ze niet optimaal aan hun nieuwe omgeving waren aangepast.
-
eind3.
- Hoe het seinen met de trommel in zijn werk gaat, wordt uitgelegd in de langspeelplaat Talking Drums of the Lokele Tribe of the Upper Congo van H. Tracy en W. Ford. Taal omzetten in trommeltekens kan alleen met toontalen, zoals de meeste Afrikaanse talen. In een toontaal hebben de lettergrepen van het woord of een hoge of een lage toon. Als de toonhoogte verandert, verandert ook de betekenis van het woord. Eén woord kan op deze wijze drie verschillende betekenissen hebben. In het Lokele betekent het woord lisaka bij een toonhoogte verdeling laag laag laag: moeras, bij een verdeling laag laag hoog: belofte en bij een verdeling laag hoog hoog: vergif. Een trommel heeft ook twee toonhoogten, laag als je in het midden van het vel slaat en hoog als je op de rand van het vel staat. Bij de spleettrommen is de ene spleetrand dunner (lage toon) en de andere dikker (hoge toon). Op deze manier kan de klank van een woord met de trommel worden nagebootst.
Er bestaan uiteraard meerdere woorden met dezelfde toonvolgorde. Om hieraan tegemoet te komen vormt elk woord het begin van een voor dat woord specifieke drumsentence. Voorbeeld: in het Twents hebben de woorden vader en moeder beide dezelfde toonverschillen: laag-hoog. Ter onderscheid zouden de volgende drumsentences kunnen worden gebruikt: moeder kookt het eten, vader hakt hout. Ook namen kunnen op deze manier worden onderscheiden. Iedereen heeft zo zijn eigen drumname. Het seinen van één zin betekent dus het seinen van evenveel sentences als er woorden in die zin zijn, maar de plaat laat horen dat dat bijzonder snel gaat. De Europese talen zijn geen toontalen. Alleen het Zweeds en het Noors kennen een hoog-laag en laag-hoog accent maar die zijn afhankelijk van het soort woorden en van de plaats van de klemtoon.
-
eind4.
- De Ewe behoren met 12% tot één van de zeven belangrijkste ethnische groepen van het huidige Ghana. De grootste zijn de Akan 52% en de Mossi 16%. Het aantal gesproken talen is aanzienlijk groter, in totaal meer dan 50. De belangrijkste zijn het Akan 44% en het Ewe 13%. In het buurland Togo wordt door 22% van de bevolking Ewe-gbe gesproken. In het andere buurland, Ivoorkust, wordt geen Ewe gesproken. Daar is Baule de belangrijkste taal.
-
eind5.
- Ponsu liba = het afzetten van een ondiepe rivierarm met takken, terwijl op enige afstand stroomopwaarts op een platte steen stengels van de liaan Neku (Lonchocarpus Neku of Lonchocarpus Latifolius) worden uitgeklopt en in het water uitgespoeld. Het neku-gif verdooft en doodt de langskomende vissen zeer snel, waardoor ze boven komen drijven. De dorpsgenoten staan voor de afzetting in het water en kunnen de vissen met manden opscheppen. Er kunnen op deze wijze grote hoeveelheden vis worden gevangen, die op de daken van de hutten worden gedroogd. In tegenstelling tot de oerali (het pijlgif curare) van de Oayana indianen, dat in de maag wordt afgebroken, is neku ook voor de mens zeer giftig. (In verband hiermee dan ook de Kromanti waarschuwing). Mijn voorroeier Ba Praka vertelde, dat het in de vorm van een gifbeker ook werd gebruikt als suicide-middel en dat dit binnen de Aukaner rechtspraak ook als zwaarste straf kon worden opgelegd (if yu kiri wan sama = als je iemand gedood had).
-
eind6.
- De Aukaners waren dol op tabak. We hadden op onze expeditie dan ook een grote stapel gedroogde tabaksbladeren bij ons. Ze rookten echter niet, maar snoven. Een stukje van zo'n blad werd fijn gesnipperd en met wat as (als ik me niet vergis van een palmtop) in een klein blikken (peper)busje gedaan. Voor gebruik werd wat water bij het mengsel gedaan, geroerd, waarna het met de duim in het busje in de holte van de andere hand weer werd uitgedrukt en opgesnoven. Elke Aukaner had zo'n busje in een hoekje van zijn boot. Het snuiven gebeurde meestal niet vaker dan eenmaal per dag. Het woord bleki heeft zeer waarschijnlijk hierop betrekking en moet dus meer worden opgevat als snuiven dan als drinken.
-
eind7.
- De a is een a-privativum (ontkennende a), bij de Aukaners vrijwel alleen gebruikt in combinatie met Poi: kunnen. Een in die tijd veel gezongen Aukaner liedje luidde als volgt:
Ai ba dongo, ai ba dongo,
Ai ba dongo, mi a poi bai sowtu moro-èèè
Ga alsjeblieft de rivier af (met de bedoeling geld te verdienen), want ik kan geen zout meer kopen. De laatste èè achter moro hoort enige tijd te worden aangehouden met vibrerende stem.
-
eind8.
- Dit woord komt al voor in het Saramakaans-Duits woordenboek van Schumann uit 1778, opgenomen in Die Sprache der Saramakkaneger in Surinam door Hugo Schuchardt (Amsterdam 1914): ‘famm famm famm durch und durch, ganz und gar; s. auch teh dorro. (F kennt es nur als Verstärkungswort für “weiss”; a witti fan (ook soms) a witti fan fan fan)’.
-
eind9.
- Eén van de houtsnijwerk patronen van de Aukaners, vaak aangebracht op houten vaatwerk, heet tjobo-uma (vieze vrouw). Het bestaat uit parallelle schuine smalle gleufjes doorsneden door andere parallelle schuine smalle gleufjes. Op de kruispunten kan zich gemakkelijk wat vuil verzamelen. Als dat zo is kan de man zijn vrouw uitschelden: ‘tjobo oema, jij maakt het vaatwerk niet goed schoon.’ Voor een afbeelding van dit patroon zie Tembe van Muntslag & Eersel (1966: 46).
|