OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 13
(1994)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 158]
| ||||||||||||||||||||||
S. Santokhi, J. Vos en J. den Heeten
| ||||||||||||||||||||||
De etniciteit van de onderzoekerDe in Den Haag wonende allochtonen van Surinaamse afkomst zijn in hoofdzaak van Hindoestaanse origine. De onderzoeker deelt dezelfde etniciteit. Dit had belangrijke gevolgen voor de aanpak en het verloop van het onderzoek. De eerste contactlegging met informanten verliep zonder problemen. De onderzoeker kende de organisatie van de gemeenschap en wist wie iets te vertellen had. Wanneer onderzoeker, informanten en respondenten tot dezelfde etnische groep behoren, vaart het onderzoek daar wel bij. Zo vergemakkelijkt bekendheid met de manier van contact leggen met de gemeenschap en kennis van een aantal netwerken de toegang tot de groep. Verder voorkomt de communicatie in de eigen taal van de respondent misverstanden. De kennis van de culturele codes leidt ertoe dat men gevoelige onderwerpen tijdig onderkent. Door bewust of onbewust het ‘wijgevoel’ bij de respondent te versterken wordt gemakkelijker een vertrouwensrelatie opgebouwd, terwijl ook familierelaties snel geanalyseerd en geplaatst kunnen worden. Tot slot blijkt in dit soort situaties een verhoogde motivatie en inzet bij de onderzoeker te ontstaan (Mungra 1990: 49-53). Problemen traden wel op bij het werven van illegale respondenten. Het optredende ‘wij-gevoel’ en de verwachte wederzijdse solidariteit speelden een nadelige rol. De inschatting van de illegaal hier verblijvende respondent is dat de onderzoeker zich solidair met hem zal betonen en zich zal inzetten om zijn positie te verbeteren. De onderzoeker kon aan deze verwachting niet voldoen. Dat belemmerde de werving van respondenten. Ook de angst dat de anonimiteit van de respondent niet zou zijn gewaarborgd, speelde een rol. De gedeelde etniciteit zorgde voor een extra negatief aspect: niet alleen de angst dat informatie doorgespeeld zou worden aan de autoriteiten maar ook aan leden uit de eigen groep, familieleden dan wel niet-familieleden. Eén respondent verklaarde bijvoorbeeld dat hij bewust niet aan alle familieleden vertelde dat hij illegaal in Nederland verbleef, uit angst dat bepaalde familieleden deze informatie zouden misbruiken. De culturele achtergrond van de Hindoestanen speelt op dit punt ook een rol. Men spant zich in om de familie-eer en -status zo hoog mogelijk te houden en hangt de vuile was niet buiten. Het | ||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| ||||||||||||||||||||||
zal meespelen dat aan de onderzoeker mogelijk bepaalde omstandigheden onthuld moeten worden die in strijd zijn met de culturele codes. Zo verzweeg een respondent dat hij in Suriname bewust gescheiden was en in Nederland een schijnhuwelijk had gearrangeerd om gelegaliseerd te worden. Dergelijke hindernissen tijdens het veldwerk zijn overwonnen door de protocollen met de informant te bespreken die voor de introductie heeft gezorgd. | ||||||||||||||||||||||
Methodische aanpak en validiteit van de dataIllegale allochtonen leven voortdurend in de angst door de politie opgepakt en het land uitgezet te worden. Dit verklaart ook waarom zij zich moeilijk laten benaderen voor een vraaggesprek over hun verblijf. Dit euvel is overwonnen door in het onderzoek veel tijd in te ruimen om vertrouwen te wekken. Voor de contactlegging zijn informanten ingeschakeld. De informanten zijn ook betrokken bij het afnemen van de interviews en de bespreking van de interviewprotocollen. In de contactlegging met illegalen hebben sleutelinformanten een beslissende rol gespeeld. Wanneer zij zelf de interviews zouden afnemen, kregen zij illegalen uit hun sociale netwerk wel zover om een interview af te geven. Gedurende het onderzoek zijn contacten onderhouden met elf informanten: (bestuurs)leden van sociaal-culturele verenigingen/stichtingen, maatschappelijk werkers en geestelijken (pandits). Met ieder zijn diverse gesprekken gevoerd. Het streefaantal van 35 interviews is bij de Hindoestaanse illegalen niet haalbaar gebleken, omdat zij in de onderzochte periode de legale status verkregen. Er zijn in totaal 22 protocollen van interviews met Hindoestanen opgemaakt. Slechts zeven van de geïnterviewden beschikten op het moment van het interview niet over een verblijfstitel. De vijftien anderen waren allen recent gelegaliseerd. Ook al beschikten vijftien geïnterviewde Hindoestanen op het moment van het interview over de legale verblijfsstatus, hun antwoorden hebben wij als valide beschouwd. De respondenten praatten over de ervaringen van een zeer recent verblijf als illegaal. De meeste illegalen waren bereid informatie aan de informant te geven, maar wilden onder geen beding de onderzoeker zelf spreken. De protocollen die door deze informanten werden opgemaakt zijn uitgebreid doorgesproken. De onderzoeker heeft niettemin ook zelf illegale respondenten geïnterviewd. Informanten hebben daarvoor de contacten gelegd en naderhand samen met de onderzoeker de interviewprotocollen doorgenomen. Het aantal van 22 interviews met (ex)-illegalen is aan de magere kant. Toch menen wij dat de validiteit van de data niet in gevaar komt. Gedurende het onderzoek hebben wij immers met elf informanten uitgebreide en steeds terugkerende gesprekken gevoerd. Deze informanten bezitten vanuit hun culturele achtergrond en maatschappelijke functie een gedegen kennis van de Hindoestaanse gemeenschap. Zij zelf hebben nog met 22 legale Hindoestanen gesproken die op geen enkel tijdstip een illegale status hadden. In zijn totaliteit zijn met 55 respondenten en informanten een kleine 100 gesprekken gevoerd. De interviewresultaten en mogelijke generalisaties zijn grondig met de informanten besproken. Naar ons idee is een voldoende basis gelegd om verantwoorde uitspraken te doen over de illegale Hindoestaanse bevolking in Den Haag. | ||||||||||||||||||||||
De migratie van Hindoestanen naar Suriname en NederlandAls gevolg van de afschaffing van de slavernij in Suriname in 1863 bestond er behoefte aan nieuwe arbeidskrachten om de plantagearbeid voort te zetten. Het lukte de Nederlandse overheid om Hindoestanen uit het | ||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| ||||||||||||||||||||||
toenmalige Brits-Indië op contractbasis naar Suriname te halen; dit gebeurde in de periode 1873 tot 1917. Een overgrote meerderheid van de Hindoestaanse contractmigranten bestond uit hindoes (80%) en het overige deel uit moslims (De Klerk 1953: 112). Uiteindelijk bleef twee-derde van de ruim 34 duizend contractmigranten na het uitdienen van het contract in Suriname achter. Deze groep maakte na een moeilijke aanvangsfase een snelle sociaal-economische groei door. De Hindoestanen vormen op dit moment de grootste etnische bevolkingsgroep in Suriname en zijn qua economische bedrijvigheid zeer actief. Na de Tweede Wereldoorlog begon Nederland om uiteenlopende redenen een grote aantrekkingskracht op de Surinaamse bevolking uit te oefenen. Voor de Hindoestanen geldt dat de migratie naar Nederland in de jaren zestig goed op gang kwam. Rond de onafhankelijkheid in 1975 bereikte de migratie een hausse. Over de migratie van Hindoestanen naar Nederland is veel literatuur beschikbaar. Hier wordt volstaan met een uiteenzetting van de grote lijnen. In de periode 1946 tot 1960 emigreerden tientallen Hindoestaanse studenten naar Nederland. Zij waren over het algemeen afkomstig uit bemiddelde Hindoestaanse families. In de loop van de jaren zestig behoorde de meerderheid van de migranten tot de middenklasse. Deze migrantengroep bestond vooral uit geschoolde arbeiders (vaklieden), administratief en onderwijzend personeel en verpleegsters (Langbroek & Muus 1991: 11). De onzekerheid van een baan in Suriname was een van de motieven voor de migratie. Studie bleef ook in deze fase een belangrijk migratiemotief. De groep afgestudeerden die naar Suriname remigreerde had een stimulerende uitwerking op met name jongeren die in grote getale naar Nederland migreerden om er te studeren. Tot eind jaren zestig kwamen de meeste migranten uit Paramaribo en de directe omgeving. Reubsaet e.a. wijzen erop dat eind jaren zestig zich een interessant fenomeen voordeed, namelijk dat de migratie steeds meer een zichzelf versterkend karakter kreeg. Een wezenlijk kenmerk hiervan is de vervolgmigratie. Naast gezinsleden vertrokken ook andere familieleden en kennissen naar Nederland. Begin jaren zeventig nam ook de rurale bevolking deel aan de migratiestroom. In deze fase bestond de migrantengroep hoofdzakelijk uit Hindoestanen. Tot 1973 waren evenwel meer creolen in Nederland woonachtig dan Hindoestanen. De periode 1973-1975 kan worden getypeerd als massa-migratie. Naast het grote contrast in welvaartspeil tussen Suriname en Nederland, tot dan het belangrijkste migratiemolief, speelden in deze fase ook politieke, emotionele en raciale factoren een rol. De massale migratie van Hindoestanen naar Nederland is onlosmakelijk verbonden met de onafhankelijkheid van Suriname in 1975. De door de Hindoestanen verloren verkiezingen in 1973, de wens van de nieuwe regering waarin Creolen en Javanen zitting hadden om Suriname spoedig onafhankelijk te maken, het haastige streven van de Nederlandse regering om de onafhankelijkheid te realiseren en de angst bij Hindoestanen voor onderdrukking door de Creoolse bevolking na de onafhankelijkheid, hebben een ware exodus teweeggebracht. De volgende cijfers zijn illustratief. Eind 1972 woonden er 51.000 Surinamers in Nederland, drie jaar later 110.000, terwijl Suriname zelf in 1971 385.000 inwoners telde.Ga naar eind2. Met de onafhankelijkheid in 1975 werd de migratie uit Suriname niet gestopt. In de periode 1975-1980 kwamen nog eens 35.000 Surinamers naar Nederland (Van Amersfoort 1987: 475, e.v.). Dit had te maken met het feit dat lot vijf jaar na de onafhankelijkheid, het personenverkeer tussen Suriname en Nederland vrij was. Na 1980 werd een visumplicht ingevoerd, zodat de migratie naar Nederland aanzienlijk terugliep. Gezien de migratiestroom in de periode 1975-1980, kan de | ||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| ||||||||||||||||||||||
fase van massa-migratie worden verruimd van 1973-1975 tot 1973-1980 (Van Amersfoort 1987). In de tachtiger jaren heeft de migratie uit Suriname een nieuwe dimensie gekregen. Na de ‘december-moorden’ in 1982 door het militaire bewind, volgde de asiel-migratie.Ga naar eind3. Het aantal Surinaamse asielzoekers bleef echter klein. In 1983 was dit aantal minder dan 1000. Toen duidelijk werd dat de situatie in Suriname zich (tijdelijk) normaliseerde, liepen de asielaanvragen in 1984 terug. Als gevolg van de binnenlandse strijd tussen het Nationale leger en het Junglecommando van Brunswijk, nam vanaf 1985 de asielmigratie toe en bereikte in 1987 een relatief nieuw hoogtepunt (ruim 1000), waarna deze in 1989 tot een te verwaarlozen niveau daalde (Langbroek & Muus 1991: 15). Met het aantreden van een burgerregering in 1989 was de democratie hersteld en van politiek asiel kon niet meer worden gesproken. Surinamers die naar Nederland vertrokken konden geen asiel meer aanvragen. Alle respondenten die voor dit onderzoek werden benaderd zijn in de periode 1985 tot medio 1992 naar Nederland gekomen, met een concentratie in de laatste vier jaren. Eén respondent kwam in 1985 naar Nederland en verbleef een periode illegaal, waarna politiek asiel werd aangevraagd. Met ingang van 1 april 1994 is de vreemdelingenwetgeving ingrijpend veranderd, waardoor er een geheel nieuwe situatie is ontstaan. Vreemdelingen die voor een langer verblijf dan drie maanden naar Nederland willen komen, dienen in het land van herkomst een Machtiging tot Voorlopig Verblijf (MVV) aan te vragen. Zij die illegaal of met een toeristenvisum het land binnenkomen, kunnen niet gelegaliseerd worden. Welke gevolgen deze nieuwe wetgeving voor het migratiegedrag van de Hindoestaanse bevolkingsgroep zal hebben, wat de sociale effecten zullen zijn en hoe het perspectief op legalisering zal uitpakken, zal de toekomst uitwijzen. | ||||||||||||||||||||||
Migratiemotieven van illegalenDe migratie van illegale Hindoestanen is samengevat te verklaren door push (afstotende) en pull (aantrekkende) factoren. Cruciaal is hierbij het grote verschil in welvaart, sociale zekerheid en politieke stabiliteit tussen Suriname en Nederland. Bekeken vanuit de Surinaamse situatie zijn dit ‘afstotende’ factoren die de basis voor migratiebereidheid leggen. Bekeken vanuit de situatie van het bestemmingsland (Nederland) zijn dit aantrekkingsfactoren. Deze aantrekkingskracht vanuit Nederland wordt versterkt door de aanwezigheid van een omvangrijk netwerk van familie en vrienden. Hun handelingen bestaan uit het (mee) financieren van de overtocht, bieden van onderdak en levensonderhoud en steun bij het zoeken naar werk en een levenspartner om het verblijf te legaliseren. Uit verklaringen van alle respondenten blijkt dat zij een weloverwogen besluit hebben genomen om naar Nederland te vertrekken. Van te voren werden handelingen bedacht om in Nederland gelegaliseerd te worden. Familieleden speelden ook een inspirerende rol om de stap naar Nederland te nemen. Sommige respondenten verklaarden dat zij op instigatie van familieleden hier naar toe zijn gekomen. De algemene indruk is dat Surinamers, in dit geval Hindoestanen, goed op de hoogte zijn van de wegen die zij in Suriname en Nederland moeten bewandelen om kans te maken op een permanent verblijf. De bereidheid van de in Nederland verblijvende familieleden als garantsteller op te treden en voor opvang en begeleiding te zorgen, vormde één van de noodzakelijke voorwaarden om als illegaal kans te maken op legalisatie. Voor de meeste illegalen zijn de sociaal-economische situatie van Suriname en het weinige vertrouwen in de toekomst de hoofdmotieven om het land te verlaten. Niet alleen personen die een slechte sociaal-economische | ||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| ||||||||||||||||||||||
positie hadden -bijvoorbeeld werklozen, mensen die niet in vast dienstverband werkten, zieken, gehandicapten etc.- zijn Suriname ontvlucht. Ook personen met hoge maatschappelijke functies en zelfstandigen met goed lopende bedrijven zijn naar Nederland vertrokken. Het ging in hun afweging niet zozeer om de slechte sociaal-economische positie van het moment, maar om de situatie in de toekomst die negatief werd ingeschat. De angst voor de toekomst wordt ingegeven door de slechte economische omstandigheden, vriendjespolitiek, criminaliteit, gebrekkige sociale- en medische voorzieningen, beperkte onderwijsmogelijkheden en de instabiele politieke verhoudingen. De negatieve inschatting van de toekomst wordt ook bepaald door de constante dreiging dat de militairen ieder moment de macht naar zich toe zullen trekken. Ook nu Suriname een burgerregering heeft, heerst deze angst. Het zou zelfs zo zijn dat de militairen nog steeds hun oude tegenstanders intimideren. Hoewel de angst voor de militairen voor maar enkele illegalen de directe aanleiding was om naar Nederland te vertrekken, kunnen wij deze in betekenis niet onderschatten. Deze angst wordt door vele Surinamers gedeeld en als levensbedreigend ervaren. De wederzijdse animositeit tussen Hindoestanen en Creolen wordt door geen enkele respondent als migratiemotief aangedragen. In de angst voor de toekomst spelen dus raciale overwegingen geen rol, dit in tegenstelling tot de jaren zeventig. In 1975 interviewde Bovenkerk verschillende Surinaamse respondenten die als hoofdmotief relatieproblemen opgaven. Hij plaatst deze onder individuele migratiemotieven. Dit motief komt ook in onze interviews naar voren. Zo had de echtgenote van één respondent een buitenechtelijke relatie. Dit gaf spanningen in het gezin. Om de ontspoorde relatie te redden, besloot hij naar Nederland te vertrekken. Hij liet een goed lopend bedrijf achter. Een andere respondente had al een aantal jaren huwelijksproblemen. Zij besloot met haar twee kinderen naar Nederland te vertrekken. Het studiemotief overheersend bij Hindoestanen tot in de jaren zestig, kwam niet geprononceerd naar voren. Twee respondenten wilden wel gaan studeren voor een verblijfsvergunning, als het op een andere manier niet zou lukken gelegaliseerd te worden. Hun studiemotief leek daarmee meet ingegeven door opportunisme. | ||||||||||||||||||||||
Het sociale netwerk: opvang door familieMigratie heeft als schaduwzijde dat families worden ontwricht. De meeste Hindoestaanse respondenten hebben bijvoorbeeld de helft van hun familie in Suriname wonen. Het gaat hierbij niet uitsluitend om relaties in de sfeer van ooms, tantes, neven en nichten. Leden uit hetzelfde gezin wonen verdeeld over het thuisland en Nederland. De eersten zoeken een manier om naar Nederland te komen. De familiestructuur binnen de Hindoestaanse gemeenschap is zeer hecht te noemen. Persoonlijke relaties spelen een belangrijke rol bij de opvang en begeleiding van illegalen. De familie is bereid heel ver te gaan in het aanbieden van hulp. De meeste respondenten zijn door familieleden in Nederland opgevangen en begeleid. Van de Surinaamse respondenten woonde een grote meerderheid in bij familieleden. Dat spoort met de reeds beschreven bijzondere rol van de familie bij deze bevolkingsgroep. De legaal in Nederland verblijvende familieleden weten dat zij als garantsteller, voor de duur van vele jaren verantwoordelijkheid dragen voor alle te maken onkosten. Hoewel dit een enorme druk met zich meebrengt, wordt hier bewust voor gekozen. Over het algemeen verlopen de contacten tussen het immigrerende familielid en de garantsteller en familieleden goed. Er zijn | ||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| ||||||||||||||||||||||
echter ook voorvallen bekend waarbij de relatie problematisch is, of dat de garantsteller zich niets aantrekt van de gedane belofte. Het illegale familielid is verzekerd van bijna onuitputtelijke steun van zijn familie en vrienden. Naast het bieden van onderdak en levensonderhoud, fungeren zij als intermediairs om werk te vinden en een geschikte huwelijkspartner om het verblijf te legaliseren. Respondenten verwoorden ook hun dankbaarheid aan familieleden voor de geboden hulp. De meesten vinden echter dat hun afhankelijkheidspositie psychische druk op hen legt en voelen zich bezwaard op de beurs van een ander te moeten leven. Dit tast hun spontaniteit en bewegingsruimte aan. | ||||||||||||||||||||||
Wonen, werken en welzijnAangezien illegalen grotendeels bij familieleden intrekken, was te verwachten dat zij voornamelijk in de Haagse wijken wonen met een concentratie van cultuurgenoten (SGBO 1991, bijlage 1.7). De woonsituatie van de illegalen wordt onder andere bepaald door de inkomenspositie van de legaal gehuisvesten en de buurt waarin de laatsten wonen. De woonomstandigheden van de respondenten zijn zeer wisselend. Er zijn illegalen die een eigen slaapgelegenheid hebben, anderen moeten een kamer met huisgenoten delen. Verhuiswensen worden vaak verwoord, maar onmiddellijk gekoppeld aan legalisatie. Meer dan de helft van alle respondenten had een werkkring in Suriname. De meesten hadden een vaste baan in beroepen met een laag prestige. In Nederland heeft vrijwel iedere illegaal ooit een periode gewerkt. Het is echter maar weinig illegalen gelukt een stabiele arbeidsrelatie op te bouwen. Het merendeel werkte zwart in uiteenlopende beroepssectoren: tuinbouw, slachterijen, tropische winkels, de Rotterdamse havens en schoonmaakbedrijven. Over het algemeen zijn dit geen banen om langdurig en volledig in het levensonderhoud te voorzien. In gevallen waarin het niet lukt daar zelf in te voorzien, zijn het familieleden die hulp bieden. Het aantal witwerkers is zeer beperkt. Uit verklaringen van twee respondenten blijkt dat zij tijdens de illegaliteitsperiode op gepubliceerde vacatures hebben gereageerd. Zij werden opgeroepen voor een sollicitatiegesprek. Tijdens dit gesprek hebben de respondenten hun illegaliteit niet verzwegen. Voor de werkgevers was dit geen beletsel hen aan te nemen. Beide respondenten kregen een baan in het onderwijs en vielen terug op het beroep dat zij in Suriname al hadden uitgeoefend. Het gaat om respondenten met een hoge opleiding en in Suriname een hoge maatschappelijke status. Uit verklaringen van respondenten kan worden opgemaakt dat ziekenfondsen niet nagaan of een verzekerde illegaal in Nederland verblijft. Er zijn ook respondenten die zich zonder problemen particulier laten verzekeren. Respondenten die een schijnhuwelijk zijn aangegaan, konden worden meeverzekerd op het nummer van de surrogaat-partner. Voor de Nederlandse wet verblijven zij hier legaal en kunnen ook een beroep doen op medische voorzieningen. De meerderheid van de respondenten is in het geheel niet verzekerd. Geen van de respondenten heeft aandoeningen opgelopen waardoor zij in ziekenhuizen verpleegd moest worden. Bij simpele aandoeningen worden eerst geneesmiddelen bij de apotheek of drogisterij gehaald. Bij complexe aandoeningen wordt de ziekenfondskaart van een familielid of kennis meegenomen. Een informant vertelde dat het voorkomt dat legale verzekerden naar de dokter gaan en de klachten van de illegaal vertellen, waarna een recept wordt uitgeschreven. Dezelfde informant vermeldde ook dat er verschillende praktizerende Surinaamse artsen zijn die via het sociale netwerk benaderd worden voor medische hulp. Geen van de respondenten is echter op deze manier in contact getreden met een arts. Er zijn onder | ||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| ||||||||||||||||||||||
de Hindoestaanse respondenten geen voorbeelden aangetroffen van het gebruik van regelingen uit de sociale zekerheid (WW, WAO, ABW etc.). De algemene indruk van de dagbesteding is dat illegalen zeer sterk op de ontvangende familie en haar vriendenkring zijn georiënteerd en opgenomen worden in hun dagelijkse bezigheden. De dagbesteding van werkloze illegalen wordt bepaald door huishoudelijke activiteiten, boodschappen doen en koken. De culturele en sociale activiteiten beperken zich vooral tot het kijken naar Hindoestaanse videofilms, luisteren naar de Hindoestaanse radio op de kabel, bijwonen van bruiloften, hangen op de markt en in tropische winkels, etc. De dagbesteding van werklozen is nogal eenzijdig. Werkenden vinden dat werk structuur brengt in hun leven. Zij leiden ook een meer gevarieerd leven. | ||||||||||||||||||||||
IntegratieIllegalen onderhouden vrijwel uitsluitend contacten met allochtonen. Dit geldt in het bijzonder voor werklozen. Werkenden onderhouden, zij het functioneel, meer contacten met autochtonen. Voor velen geldt dat zolang de toekomst onzeker is, integratie niet actueel is. Over de integratie van Hindoestanen in de Nederlandse samenleving onderschrijft Mungra min of meer het model van Levine en Nayar. De laatsten concluderen dat als de economische kansen van de etnische groep goed zijn, er assimilatie of integratie met de dominante groep zal plaatsvinden. Zijn de kansen slecht, dan zal ‘heroriëntatie’ op de eigen cultuur plaatsvinden. De traditionele gezinnen die economisch slecht ingepast zijn, neigen ertoe zich te heroriënteren op de eigen cultuur.Ga naar eind4. Ook de opleiding speelt een belangrijke rol. Hoe beter de opleiding hoe makkelijker men op een gelijkwaardig niveau met leden van de dominante groep omgaat. Voor traditionele gezinnen geldt dus dat zij minder geintegreerd zijn in de Nederlandse samenleving. Het integratiebewustzijn van Hindoestaanse illegalen kan het beste worden vergeleken met traditionele (legale) gezinnen. De meeste illegale respondenten delen essentiële kenmerken met het traditionele gezin: zij hebben namelijk een lage opleiding en een zwakke economische positie. Het toekomstperspectief wordt bepaald door de kans op legalisatie. Zolang hierop geen uitzicht bestaat, wordt rekening gehouden met terugkeer naar Suriname. Legale Hindoestanen zijn wel verzekerd van een inkomen op het minimum niveau (dat is een cruciaal verschil) en wonen ook veel langer in Nederland, waardoor de mogelijkheden kennis op te doen van de Nederlandse samenleving groter waren en zullen zijn. Zij integreren - hoewel heel bescheiden - mede vanwege hun kinderen die dagelijks omgaan met autochtonen. Illegale Hindoestanen participeren nog weinig in de Nederlandse samenleving. Slechts de werkenden hebben meer formele contacten met autochtonen. De overige formele contacten beperken zich tot boodschappen doen en doktersbezoek. | ||||||||||||||||||||||
Legalisering en toekomstperspectiefHet toekomstperspectief en de tevredenheid met het leven van illegalen worden bepaald door het vooruitzicht op legalisatie. In de onderzochte periode werd dit vooruitzicht positief ingeschat. Zoals aangegeven is de regelgeving verscherpt. Welke gevolgen dit zal hebben voor de kansen op legalisering en het toekomstperspectief is vooralsnog moeilijk in te schatten. De categorie illegale Surinamers (Hindoestanen) die zich in Nederland wilde vestigen had in de onderzochte periode hiertoe beperkte mogelijkheden. Toch lukt het illegale Hindoestanen in Den Haag om binnen een zeer kort tijdsbestek gelegaliseerd te worden, on- | ||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| ||||||||||||||||||||||
danks het heldere uitgangspunt van de vreemdelingenwetgeving dat iedere illegaal moet worden uitgezet. In de interviews met Hindoestanen zijn wij op dit, naar ons oordeel, opzienbarende feit ingegaan. De volgende factoren spelen een rol. Allereerst weel bijna iedere illegale Surinamer welke opties hij heeft om in Nederland te kunnen verblijven. Als hij dat zelf niet weet, dan is er wel iemand in het sociale netwerk hiervan op de hoogte. Daar komt bij dat er tal van praktizerende Surinaamse juristen zijn, die via het sociale netwerk benaderd kunnen worden om de gebruikelijke rechtswegen te bewandelen. Daarnaast kunnen Hindoestanen terugvallen op een omvangrijk sociaal netwerk bestaande uit vooral familieleden. De familieband is hecht en de wederzijdse hulpbereidheid groot. De hechte familieband vindt zijn oorsprong in de ‘extended family-structure’Ga naar eind5. die door de migranten vanuit India naar Suriname werd meegenomen. Hoewel deze grootgezinstructuur nauwelijks meer voorkomt, is nog wel sprake van wederzijdse steun. Een referent die een illegaal familielid opvangt, zal al het mogelijke doen deze onderneming te laten slagen. Hiervoor wordt het hele sociale netwerk ingeschakeld. Verder is de ‘extended family-structure’ bijzonder nuttig waar het gaat om huwelijksarrangementen. Een zeer belangrijke culturele omstandigheid is dat bij Hindoestanen in Nederland nog steeds gearrangeerde huwelijken voorkomen. Het hele sociale netwerk wordt ingeschakeld om een geschikte huwelijkspartner te vinden. Naast familieleden, vrienden en kennissen wordt vooral de geestelijke, de pandit, hierbij betrokken. Ook illegalen wenden zich tot geestelijken om een huwelijk te arrangeren. Uit verklaringen van een pandit is gebleken dat er in Nederland legaal verblijvende mannen en vrouwen zijn die niet bij voorbaat een huwelijk met illegalen uitsluiten. Bij het zoeken naar een levenspartner is de illegale status niet bepalend, maar vooral de persoonlijke kenmerken en reputatie, de goede naam van de familie en eventueel de stem van de pandit. Zijn gezag is nog steeds groot en families die via hem een huwelijksaanzoek doen, zullen zijn adviezen zwaar mee laten wegen. Ook al is er sprake van een arrangement, in de praktijk ontstaan vooral huwelijken die serieus zijn en standhouden. De druk om te trouwen is vanwege legalisering erg groot. Huwelijken die mogelijk op lange termijn gesloten zouden worden, vonden versneld plaats. Onder illegalen komt het geregeld voor dat binnen enkele maanden een serieus huwelijk tot stand komt. Het is mede om deze reden niet vreemd dat zij binnen een kort tijdsbestek een geschikte partner vonden. Voorbeelden van schijnhuwelijken hebben wij ook aangetroffen. Er waren intermediairs actief die dergelijke arrangementen verzorgden. | ||||||||||||||||||||||
Contrasterende perspectievenDe resultaten van het onderzoek naar illegaal verblijf van Hindoestaanse Surinamers laten zich in grote lijnen als volgt weergeven:
Deze conclusies tonen een spanning tussen maatschappelijke werkelijkheid en voorgestaan beleid. Het beleidsperspectief van de overheid ten aanzien van illegaal verblijf is immers helder: voldoet men niet aan de regels, dan moet men worden uitgezet. Een onverkorte handhaving van dit illegalenbeleid leidt echter tot een bestuurlijk dilemma. Hoe omvangrijk moet het controle- en opsporingsapparaat zijn om dit beleid uit te voeren? Ten aanzien van de Surinaamse bevolkingsgroep | ||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| ||||||||||||||||||||||
springt een dergelijk beleid bovendien uit de toon. Surinaamse illegaliteit was in de onderzochte periode een schaars maatschappelijk fenomeen. De respondenten waren dikwijls binnen korte tijd na aankomst in Nederland via een huwelijk gelegaliseerd. Als illegaal werden zij niet herkend, zij beheersen de Nederlandse taal en hadden vergeleken met andere illegalen een relatief goede uitgaanspositie op de arbeidsmarkt. Ook bezorgden zij de Nederlandse samenleving geen overlast. | ||||||||||||||||||||||
Samenvatting en conclusiesDit artikel is gebaseerd op een onderzoek dat in 1992 werd gedaan naar de migratie, het wonen, het werken en het welzijn van illegale Hindoestanen. Ondertussen is de vreemdelingenwetgeving ingrijpend veranderd. De gepresenteerde onderzoeksresultaten dienen in het licht van de ‘oude’ wetgeving begrepen te worden. Wat de gevolgen van de verscherpte regelgeving zullen zijn, is vooralsnog een open vraag. De migratie van illegale Surinamers is te verklaren door push en pull factoren: het verschil in welvaart, sociale zekerheid en politieke stabiliteit vormen de voorwaarden van migratiebereidheid. Vanuit Nederland bekeken zijn dit pull factoren. Een aanvullende pull factor is de aanwezigheid van een sociaal netwerk van familie en vrienden in Nederland. De familiestructuur is hecht en de onderlinge band uit zich in een grote mate van solidariteit en steun in noodsituaties. Wij hebben beschreven hoe de in Nederland verblijvende familieleden een belangrijke inspirerende factor zijn in het besluit van illegalen zich in Nederland te vestigen. Financiële hulp wordt verleend wanneer illegalen geen werk en geen inkomen meer hebben. Het is maar weinig illegalen gelukt een stabiele arbeidsrelatie op te bouwen. Uit het onderzoek komt een duidelijk beeld naar voren van afhankelijkheid van familie en vrienden. Illegalen die niet in hun eigen inkomen kunnen voorzien, leiden een onzeker bestaan. Hindoestanen voelen zich bezwaard om langdurig een beroep op familieleden te moeten doen, hoewel deze hulp bijna altijd verzekerd is. Solidariteit en onderlinge steun staan soms onder druk. Er zijn familieleden genoemd die niet aan hun verantwoordelijkheid hebben voldaan. Illegale Hindoestanen onderhouden vrijwel alleen contacten met allochtonen en tonen nauwelijks enige interesse om met autochtonen contacten te leggen. De beschikbare tijd wordt besteed aan familiecontacten. Van een integratiebewustzijn is nauwelijks sprake. De werkenden hebben meer formele, doch bescheiden, contacten met autochtonen. Bijna zonder uitzondering werden illegalen beheerst door de vraag hoe zij in het bezit van een geldige verblijfstitel kunnen komen. De tevredenheid met het leven en het toekomstperspectief werden bepaald door de kans op legalisatie. Uiteindelijk lukte het de meeste Hindoestanen vrij snel aan een legale status te komen, zodat gezegd kan worden dat Surinaamse illegalen ‘blijvers’ zijn. Huwelijk was in de onderzochte periode de meest eenvoudige wijze om zichzelf een legale toegang tot Nederland te verschaffen. Daarvoor moesten illegalen in contact komen met een geschikte partner die bereid was een huwelijk aan te gaan. Dat de aanstaande partner een legale verblijfsstatus in Nederland heeft, is een belangrijk punt in de beoordeling van die geschiktheid. Bij het zoeken naar een huwelijkspartner spelen de familie, het sociale netwerk en pandits een belangrijke rol. Illegalen zijn ook goed op de hoogte van de Nederlandse wetgeving en kennen hun juridische opties. Anders blijkt wel iemand in het sociale netwerk te benaderen voor rechtsbijstand; er zijn tal van praktiserende Surinaamse juristen. Hierdoor hebben Surinamers een voorsprong op bijvoorbeeld Turken en Marokkanen. Het rijk stelt zich onverkort op het stand- | ||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| ||||||||||||||||||||||
punt dat illegalen hier niet mogen wonen en werken. De regelgeving is helder: voldoet men niet aan de regels, dan moet men worden uitgezet. Dat beleid werd echter volstrekt onvoldoende in de praktijk uitgevoerd. Een onverkorte handhaving van bestaande regelgeving zou betekenen dat een aanzienlijk actiever opsporingsbeleid moet worden ontwikkeld en iedere aangehouden illegaal moet worden uitgezet. Naar ons oordeel dient Surinamers niets meer in de weg te worden gelegd wanneer zij zich hier willen vestigen. Surinaamse illegaliteit kent een recente historie en bleek al een schaars maatschappelijk fenomeen. De respondenten werden dikwijls binnen korte tijd na aankomst in Nederland via een huwelijk gelegaliseerd. Als illegaal werden zij niet herkend, zij beheersen de Nederlandse taal en hebben vergeleken met andere illegalen een relatief goede uitgaanspositie op de arbeidsmarkt. De Nederlandse samenleving heeft van hen geen overlast, zo is gebleken. Onze aanbeveling ten aanzien van illegale Surinamers is geen repressief beleid te voeren, ergo hen niets in de weg te leggen als zij zich hier willen vestigen. Een nuancering van deze aanbeveling kan zijn om Surinamers de status van EG-onderdaan te verlenen. Kortom, de nieuwe wetgeving moeten we niet te hard laten gelden voor Surinamers. | ||||||||||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| ||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| ||||||||||||||||||||||
Surrendra Santokhi (1960) studeerde MO geschiedens en staatsinrichting (Den Haag) en economische en sociale geschiedenis (Utrecht). Hij werkt als beleidsonderzoeker bij de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten (voorheen Gemeentelijke Sociale Dienst) in Den Haag. Jan Vos (1950) studeerde rechten en sociologie (Leiden), promoveerde in 1991 (Utrecht) in de sociale wetenschappen en werkt als beleidsonderzoeker bij de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten in Den Haag. Als post-doc is hij verbonden aan de onderzoeksschool Arbeid, Welzijn en Sociaal-economisch Bestuur (AWSB) te Utrecht. Job den Heeten (1967) studeerde sociale geografie (Amsterdam), werkte als beleidsonderzoeker bij de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten van Den Haag en is nu als onderzoeker verbonden aan het onderzoeks- en adviesbureau (SGBO) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. |
|