OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 13
(1994)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 137]
| |||||||||||||||
Sigi Wolf
| |||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||
toegeschreven. Maar identiteit is ook afhankelijk van de sociale controle binnen de sociale structuur, waarvan de betrokken persoon deel uitmaakt. Voor zover er sprake is van structurele veranderingen in de sociale omgeving van een persoon kan dat een wisseling van identiteit tot gevolg hebben. Verandering van identiteit is altijd gedeeltelijk. De mens heeft nu eenmaal de neiging zijn vroegere identiteit te behouden en zich een nieuwe door de samenleving opgedrongen identiteit niet geheel eigen te maken (Goffman 1959: 112). Toegespitst op de vorming van de christelijke identiteit van Surinamers betekent dit dat geanalyseerd moet worden welke invloeden in de loop van de geschiedenis hebben bijgedragen tot de identiteitsvorming van christen Surinamers. De wijze waarop kerstening heeft plaastgevonden speelt daarbij een essentiële rol. De zending van de Evangelische Broedergemeente en de Rooms-Katholieke missie bepaalden de inhoud van het evangelische sleutelbegrip Gods Rijk dat centraal staat in elke religie. Bij evangelisatie of inculturatie gaat het, zoals Groome (1994: 125) formuleert ‘om een dialectische ontmoeting tussen christelijk geloof en een bepaalde cultuur, waarin de cultuur wordt bevestigd en uitgedaagd en omgevormd naar het godsrijk toe, en waarin het christelijk geloof evenzo wordt bevestigd, uitgedaagd en verrijkt door dit unieke staaltje van zijn realisering’. Het ‘godsrijk’ is een samenvattend symbool van de bedoelingen van God met de schepping. In de joods-christelijke traditie betekent dit: vrede en rechtvaardigheid, naastenliefde, heeldheid en volheid voor de hele mensheid, solidariteit met de marginalen. Als we spreken over het godsrijk dan hebben we het over een nieuwe verhouding van de mens tot God. In het Rijk Gods wordt God met zijn heil in de wereld geopenbaard. Schillebeeckx wijst erop dat het Rijk Gods vooral en in de eerste plaats een rijk is van mensen. Wat het godsrijk inhoudt, kunnen we slechts vermoeden via menselijke ervaringen van goedheid en gerechtigheid, van zin en liefde. We kunnen ook het godsrijk herkennen in ons verzet tegen situaties waarin mensen bedreigd en ontluisterd worden. In de de christelijke traditie krijgen deze ervaringen een eigen reliëf in de levensweg van Jezus: zijn boodschap, zijn persoonlijke voorgaan in de praxis van het Rijk Gods, die hij volhoudt tot in de dood. Concreet komt het hierop neer dat God Diegene is die door religieuze gemeenschappen wordt vereerd, beleden en gevierd (Schillebeeckx 1989: 84). Gods verlossende aanwezigheid is altijd al aanwezig geweest in elke cultuur, lang voor het christelijk geloof zich aankondigde. Dus reeds voor zendelingen en missionarissen arriveerden. Christenen kunnen dan ook niet claimen dat zij alleen leden van andere culturen op het juiste pad brengen omdat God alleen onder hen (christenen) aanwezig is en zij dus alleen de heilsweg tot een zinvol leven kunnen uitstippelen. De historiciteit van het christelijk geloof laat zien dat dit geloof contextueel gebonden is en dat de ontmoeting met andere culturen een verrijking en revitalisering van de christelijke traditie heeft betekend. De christelijke kerken in Suriname dachten daar in het begin van de 18e eeuw tot tot diep in de jaren vijftig van de twintigste eeuw anders over. Zij zagen niet in dat juist in deze ontmoeting van de Europese en de Afrikaanse cultuur de basis werd gelegd voor het christelijk identiteitsbesef van Surinamers. Er ontwikkelde zich een moreel besef waarmee men als christen overweg kon. De kennis over goed en kwaad in een agrarische omgeving, analoog aan het Oudtestamentische tijdperk waarin ook de meester-slaaf verhouding overheerste, kreeg vorm. Men leerde zich bezinnen op het persoonlijk handelen dat werd bepaald door de eschatologische oriëntatie op het Rijk Gods. De kennisproductie over goed en kwaad ging vooral over de wijze waarop deze waar- | |||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||
den werden ervaren en zowel slaven als meesters stimuleerden tot een bepaalde levenshouding. In de christelijke theologie is er alleen dan sprake van christelijke identiteit indien die identiteit is gegrondvest op het christendom. Niet het feit of christen Surinamers verschillende inzichten hebben over hun identiteit is belangrijk, maar het bestaan van een in de christelijke religie gewortelde gemeenschappelijke consensus die door Surinamers op een specifieke wijze wordt ervaren, is doorslaggevend. Om het totstand komen van die gemeenschappelijke consensus vast te stellen dient gekeken te worden naar de wijze waarop de christelijke religie, krachtbron en voedingsbodem van het ethisch besef, zich heeft geworteld bij de Surinamers. Belangrijke factor in dit proces is de invloed van het onderschatte religieus dubbelsysteem van christendom en de Afro-Surinaamse religie: de Winti-religie. | |||||||||||||||
DubbelsysteemSuriname maakte in de 17e eeuw kennis met de Europese cultuur en het christendom. Engelse kolonisatoren brachten de anglicaanse godsdienst mee. Daarna kwamen de Zeeuwen met het reformatorisch christendom. In het begin van de 18e eeuw mochten de lutherse gemeente en de evangelische broedergemeente activiteiten ontplooien. Na de Franse tijd mocht ook de katholieke kerk missioneren. Het jodendom dat met de ashkenasische en sefaridische israelieten zijn entree deed, vestigde zich eerst op Jodensavanne en trok later naar Paramaribo. Onder invloed van de negerbeweging in Amerika ontstonden aan het eind van de 19e eeuw nieuwe christelijke gemeenten in Paramaribo. In de jaren veertig groeide het aantal christelijke gemeenten. Naast de traditionele gemeenten ontstonden gemeenten als de Zevendaagse adventisten en Pinksterzending. Het christendom hield, naast het hindoeïsme en de islam dat werd meegebracht door Aziatische immigranten, een dominante positie op de markt van godsdiensten. Met de komst van zending en missie begon de ‘pacificatie’ van de inheemse bevolking en de inmiddels in Suriname aangekomen slaven. In deze periode speelden vooral de superioriteits gevoelens van de blanken ten opzichte van de zwarte mens een belangrijke rol (Van Raalte 1989: 40). Het gevolg was dat vermeende negatieve eigenschappen van creolen en bosnegers werden toegeschreven aan de Afro-Surinaamse religie die als afgoderij werd beschouwd. Men meende dit te kunnen bestrijden door onder meer heiligdommen en religieuze voorwerpen te vernietigen. Uit de berichtgeving van de zendelingen blijkt dat zij de Afro-Surinaamse godsdienst van de slaven zagen als in tegenspraak met het christelijk geloof. Hun religie werd getypeerd als afgodendienst en bijgeloof. Volgens van Raalte (1989: 37) werd de visie van de zendelingen op de Afro-surinaamse godsdienst enerzijds bepaald door hun overtuiging in de heilzame betekenis van het lijden van Christus en anderzijds door de kennismaking met het leven en de godsdienst van mensen tot wie zij uitgezonden waren. De katholieke missie had evenmin waardering voor de religieuze wereld van de slaven. De missionaris redemptorist Petrus Donders, die onder bosnegers en indianen werkte, schreef omstreeks 1880 ‘dat de religie afgodisch was en dat de mensen nog in duisternis van dood en verderf leefden. ‘Alleen de toetreding tot de katholieke kerk en de aanname van de blijde boodschap konden de mensen redden van het eeuwige’ (Vernooij 1993: 3).Ga naar eind2. Na de Tweede Wereldoorlog komt met de verandering van de staatkundige verhoudingen tussen Suriname en Nederland, en een zich snel ontwikkelend nationalisme en cultureel bewustzijn een kentering in de houding jegens de Winti-religie. Er onstaat een herbezinning en een vernieuwing van de visie op deze godsdienst. In 1971 worden de wettelijke | |||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||
verboden op Winti bijeenkomsten afgeschaft.Ga naar eind3. Alhoewel nog steeds kritische vragen worden gesteld over de Afro-surinaamse religie en cultuur groeit er langzaam acceptatie van en theologische reflectie op de Winti-religie. Volgens Jones heeft de Surinaamse neger zijn Afrikaans erfgoed niet alleen bewaard, maar ook functioneel gemaakt voor zijn bestaan in de harde maatschappij van slavernij, leegte, uitzichtloosheid, ziekte en boze geesten. Over de religie van slaven en bosnegers schrijft hij: ‘De religieuze wereld van de neger werd niet op haar juiste waarde geschat en daarom ook niet als zodanig op missionaire ontmoeting betrokken. Goed beschouwd is het daarom dan ook niet gekomen tot een echte confrontatie van de Bijbelse Boodschap met deze religieuze wereld van de neger’ (Jones 1981: 55). De katholieke kerk in Suriname heeft veel meer dan andere christelijke kerkgenootschappen de waarde van de Winti religie onderkend. Liturgische elementen uit deze religie zijn dan ook aangewend in de eredienst (Vernooij 1974: 160 e.v.). In een uitgave ter gelegenheid van 25 jaar pastoraal in het bisdom Paramaribo pleit Karel Choennie ervoor dat de kerk zich zal opwerpen als verdediger en beschermer van de plaatselijke cultuur. De oecumene van de komende jaren zal de andere godsdiensten moeten wijzen op hun rijkdom en moeten aansporen te leven naar hun diepste overtuiging. Een houding van hoogachting en waardering ligt meer in de lijn van het Evangelie dan concurrentie en strijd (Choennie 1993: 16). De theologische bezinning over de Winti-religie staat nu meer dan vroeger in het teken van de waarden van deze religie voor de Surinaamse identiteit. Men realiseert zich dat de tijd voorbij is dat alleen wat uit het buitenland komt, goed is. De theologische doordenking richt zich vooral op het zelfverstaan van de weg naar zelfbevrijding waardoor de mens meer mens wordt overeenkomstig het historisch heilsplan dat God in Jezus de Christus met hem voor heeft. Het is hetzelfde heilsplan dat de bisschoppen van Latijns-Amerika op hun vierde vergadering in oktober 1992 in Santo Domingo hebben aanvaard ter herinnering aan de komst van Columbus in Amerika in 1492: Nieuwe Evangelisatie. Dit betekent menselijke waardigheid en christelijke cultuur. Met nieuwe evangelisatie doelen de bisschoppen op een ‘tweede evangelisatie’ na de eerste evangelisatie, die met de komst van Columbus vanuit Europa op het Amerikaanse vaste land begon. Een roep om bevrijding en heil die in de dynamiek van de Boodschap van Christus besloten ligt. Maar het betekent ook, in de opvattingen van de Latijnsamerikaanse bisschoppen dat men er vanuit moet gaan dat er al veel evangelische waarden zitten in de eigen cultuur, het erfgoed der vaderen. | |||||||||||||||
EeuwigheidsperspectiefHet ligt voor de hand dat het normbesef van de christelijke Surinamer hoofdzakelijk werd bepaald door het stelsel van zeden en normen aangedragen door missie en zending in de evangelische boodschap. Bij dit morele handelen gaat het niet om een eigen normen- en waardenstelsel maar om een eigen wijze waarop christenen met die normen en waarden omgaan. Gemakkelijk wordt over het hoofd gezien dat de historische figuur Jezus van Nazareth geen nieuwe wetten introduceerde maar oude wetten doorgaf vanuit zijn profetische roeping. Die wetten hadden betrekking op liefde, saamhorigheid, solidariteit, opoffering en bevrijding. De ethiek van het evangelie, die de identiteit van het christendom bepaalt, ligt in het verlengde van de joodse wet. Die wet op haar beurt weerspiegelt wat ruimschoots voor de Openbaring aan heil leefde. Homeros introduceerde al in de 9e eeuw voor Christus in zijn heldendicht Ilias om de figuur van koning Agamemnon heen het begrip agathos. Dit staat voor goed zijn, | |||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||
voor roeping: datgene doen wat de samenleving van je verwacht. Als we spreken over christelijke identiteit dan gaat het niet alleen om het gedrag conform ethische regels. Het gaat niet alleen om deugden, zoals we die kennen uit de deugdenleer van Thomas van Aquino, of om de autonome wil, of verlossing. Ook beperkt christelijke identiteit zich niet tot een serie morele opdrachten (zoals verwoord in de Tien Woorden), die door de eeuwen heen grote invloed hadden op de westerse moraal, waarbij waarden als verantwoordelijkheid, trouw, respect en naastenliefde werden benoemd als christelijke waarden bij uitstek. Bij de christelijke identiteit gaat het vooral om de houding en het gedrag die laten zien dat in onze werkelijkheid een goddelijke kracht verborgen ligt, bestemd voor iedereen die zich daar voor open stelt. Indien dat niet aanwezig is, is er sprake van een ethische anomalie (Schillebeeckx 1990: 259-275). Juist in het eeuwigheidsperspectief schuilen het wezen en de kracht van de christelijke identiteit. Dit ethisch moment is overigens geen christelijk patent of eigenschap. Ook in de Islam, Hindoeïsme, Taoïsme en Boeddhisme treft men dit aan. De christelijke identiteit van Surinamers, gezien vanuit het eeuwigheidsperspectief, kan niet worden losgekoppeld van het dubbele religieuze systeem waarin veel Surinamers hun religieuze ervaring beleven. In hun christelijke levenshouding hebben zij veel religieuze momenten uit de Afro-Surinaamse religie geïncorporeerd. Schreiter wijst, evenals Schillebeeckx, erop hoe belangrijk het voor het theologiseren is om te luisteren naar de plaatselijke cultuur. In de visie van Schreiter is de fundamentele doelstelling van het theologisch denken dat christenen in het licht van hun eigen omstandigheden over het evangelie zullen nadenken. Dit kan er toe leiden dat een nieuw soort christelijke identiteit naar voren komt die weinig van doen heeft men het traditionele denken van het historische christendom. In deze nieuwe soort christelijke identiteit gaat het om drie bijzonder gevoelige zaken: context, methode en geschiedenis. De context heeft betrekking op analyse van de verhouding tussen macht en onrecht, de methode eist een grote verantwoordelijkheid van de gemeenschap hij het vorm geven van een theologisch antwoord. De geschiedenis verwijst naar dubbelzinnige opvattingen over racistische, economische, seksuele en ideologische overheersing (Schreiter 1984: 14). Rekening houden met de plaatselijke cultuur betekent ook rekening houden met de krachten die aan de identiteit vorm geven zoals lokale religieuze ervaringen. De christelijke traditie is daar een goed voorbeeld van. Die is in feite een samengaan van een reeks lokale cultuurgebonden theologieën die nauw met elkaar verweven zijn. Godsdienst is niet alleen een levensbeschouwing, maar ook en vooral een manier van leven. In het godsdienstig dubbelsysteem zoals we dat bij veel christelijke Surinamers aantreffen zijn dan ook religieuze ervaringen mogelijk die in het christendom niet voorkomen of gethematiseerd kunnen worden, en toch een verrijking kunnen betekenen voor christenen. In de religieuze ervaringen treffen we veel van genade doortrokken elementen aan zoals de Schepper die bevrijder is tegen onheil, de permanente strijd tussen leven en dood. De universaliteit van het heil zoals de christelijke godsdienst ons voorhoudt, is in wezen een aanbod van heil van Godswege aan alle mensen. Hesdie Zamuel anticipeert op deze gedachte in zijn dissertatie over Johannes King, profeet en apostel van het Surinaaamse bosland. King probeerde de bijbelse waarheden van bevrijding en verlossing te concretiseren binnen de godsdienstige en culturele werkelijkheid van zijn omgeving (Zamuel 1994: 110). Bij King bestond een grote waardering van het eigene dat door de voorouders uit Afrika werd meegenomen. Al het traditionele dat voor het leven van enkeling en gemeen- | |||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||
schap heilzaam is, werd door hem positief gewaardeerd. De Afro-Surinaamse religie laat de doorwerking van het heil van Godswege zien in haar verbondenheid, de mystieke verbinding, sacraliteit en ook de participatie met de oergrond van het bestaan. In Degene die vereerd, beleden en gevierd wordt in de praktijk van de Afro-Surinaamse religie, zien we een genadevol samenzijn met God. De mens beleeft existentieel zijn bestaan als een ontmoeting met God en ervaart op deze wijze de volheid die het Rijk Gods hem biedt. Is dat ook niet de diepere gedachte die verborgen ligt in het boek Leviticus 26:12: ‘Ik zal uw God zijn en gij mijn volk?’ Het religieuze dubbelsysteem van christendom en de Afro-Surinaamse religie toont aan hoe waardevol het particuliere van beide godsdiensten is, en hoe ze elkaar kunnen aanvullen. Uiteindelijk is de centrale boodschap van het Evangelie de metanoia: verandering, levensvernieuwing van mensen door ontmoeting, een nieuwe bevrijdende relatie van de mens tot God. De christelijke idenliteit krijgt op deze wijze een extra dimensie, namelijk een die God met zijn alles doordringende aanwezigheid en zijn universeel heil laat zien. | |||||||||||||||
SecularisatieHet proces van religieuze verandering, beter bekend als secularisatie, doet ook zijn invloed gelden op de beleving van de christelijke identiteit. De afbrokkeling van de kerkbetrokkenheid vindt ook onder Surinamers plaats. Mensen treden uit de kerk, kinderen zie je, wat betreft de katholieken, vrijwel alleen als ze gedoopt worden en bij de eerste communie. Steeds minder christelijk gedoopten nemen deel aan vieringen of aan de bestuurlijke activiteiten van parochie of gemeente. Participatie van Surinaams kader aan kerkelijke organisaties is vrijwel nihil. Betekent dit ook een verdamping van de christelijke identiteit? Ik denk van niet. De universaliteit van het christelijk denken beperkt zich niet tot kerkleden. Dat geldt ook voor de beleving van de christelijke identiteit. Juist bij de individuele mens die zich ‘losmaakt’ van de kerk zien we een sterke drang naar het zoeken van de zin in het leven. Men geeft zelf een doel aan het bestaan of de levensbeschouwing. Vaak zijn het dan de moderne waarden van deze tijd zoals op het gebied van relaties, gezinsleven, materieel gerichtheid, individualisering, democratisering en vrijheid. Bij Surinamers gebeurt dat ook. Mijn ervaring als pastoraal medewerker in de Amsterdamse Bijlmer, waar zich de grootste concentratie Surinamers bevindt, leert dat deze zoektocht geschiedt met grote trouw aan de evangelische tradities met inkleuring vanuit Surinaamse culturele tradities en religieuze ervaringen. Christelijke identiteit is in wezen radicale secularisatie. Dit betekent bevrijding van het christendom uit de duizend jaren oude last van leeropvattingen over moreel juist gedrag. Leeropvattingen die ervan uitgaan dat de mens fundamenteel onbekwaam is zichzelf te ordenenen. Als gevolg van de modernisering van de wereld, waardoor de mens zich meer naar binnen richt (immanentie), ontdekt het individu zijn eigen waarde in de huidige levensomstandigheden. Secularisering is niet alleen een kwestie van de kerkdeur de rug toekeren. Het is ook zoals Dekker vaststelt (Dekker 1993: 129-181) een intensief veranderingsproces van het karakter van de levensbeschouwing. Er ontstaan nieuwe vormen van levensbeschouwing die gekenmerkt worden door een verschuiving van transcendentie naar immanentie, en van georganiseerde naar minder door kerkelijke instituties vastgelegde religiositeit en levenbeschouwlijkheid. Hierbij valt te denken aan groepen en bewegingen met een duidelijke spirituele gerichtheid. Het veranderend godsgeloof schenkt meer vrijheid. Dat is nu juist de ultieme vorm | |||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||
van bevrijding, het geluk dat de evangelische boodschap voorhoudt: vrij zijn van de erflast van schuldgevoelens. De trektocht van christelijke Surinamers door het leven, ingekaderd in trouw aan de evangelische tradities en de eigen Surinaamse religieuze ervaringen, leidt tot een levenshouding die we terugvinden in de Vroegchristelijke gemeenten: solidariteit, elkaar bemoedigen om zaken te hespreken die het dagelijks leven raken, een permanent zoeken naar verbetering van het eigen bestaan. De christelijke identificatie laat zich niet meten in statistieken, noch in de toeloop naar de kerken. Ze is alleen af te leiden in de sociaal maatschappelijke inzet. Surinamers staan gereed elkaar in familieverband, in de vriendenkring, in de buurt te helpen. Opvang, steun, ziekenbezoek, ondersteuning bij sterfgevallen staan hoog in het vaandel in het sociale gedrag. In de gezondheidszorg en thuiszorg hebben Surinaamse vrouwen met hun onbaatzuchtige behulpzaamheid, liefdevolle houding en warmte een reputatie opgebouwd die groot respect afdwingt en hen een voorkeurspositie geeft. De grootscheepse hulp in de vorm van voedselpaketten of geld aan familie in het noodlijdende geboorteland, kunnen weinig emigrantengroepen evenaren. Voor zwakkeren (gehandicapten, ondervoede kinderen, zieken) in de Surinaamse samenleving lopen talrijke acties. De vrijwillige particuliere hulp in de vorm van gelden goederenstroom naar Suriname wordt per jaar geschat op ruim f 40 miljoen. Dat zijn allemaal zaken die veel persoonlijke offers vragen en waarover men vaak maar al te licht denkt. Surinamers ontwikkelden een eigen zelfbeleving en zelfexpressie die als vastheid wordt ervaren, versterkt door eerbied voor het verleden en een evangelische betrokkenheid. Hulpbetoon en maatschappelijke verantwoordelijkheid staan hierbij steviger verankerd dan in de officiële kerkelijke leer en de letter van de wet. Een christelijke identiteit conform de profetische roeping die ieder mens in zich draagt: autonoom handelen waarin de bevrijdende en solidaire God centraal staat. | |||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||
Sigi Wolf studeert theologie aan de Universiteit van Amsterdam en de Katholieke Theologische Universiteit in Utrecht. Hij is pastoraal medewerker en lid van het parochiebestuur van de R.K. Parochie De Graankorrel, Amsterdam-Zuidoost. |
|