OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 12
(1993)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 239]
| ||||||||
Anneke Adriaansen
| ||||||||
Slow motion factorEen van mijn uitgangspunten is dat een samenleving kan veranderen, maar dat de socialisatie meestal geen gelijke tred houdt met die veranderingen. Het valt te veronderstellen dat de socialisatie op Galibi, ruim twintig jaar geleden grotendeels was gebaseerd op kenmerken van de meer traditionele samenleving en dat momenteel de socialisatie in grote lijnen eveneens oudere kenmerken behouden heeft. De veranderingen op samenlevingsniveau vinden hier tamelijk gelijdelijk plaats en het proces van socialisa- | ||||||||
[pagina 240]
| ||||||||
tie voltrekt zich zoals gezegd meestal niet op bewust niveau. Met als vertrekpunt de beschikbare gegevens over de jaren zestig en zeventig, kunnen we ons afvragen of de eisen die het huidige Galibi stelt aan zijn bewoners adequaat worden opgevangen door socialisatieprincipes uit die eerdere periode. Kenmerken van nu zijn voor Galibi: een ruimere horizon, contact met meer uiteenlopende mensen, een grote trek van vooral jongeren naar elders onder andere ‘de stad’: Paramaribo. En ‘de stad’ wordt gekenmerkt (in vergelijking met Galibi) door een grotere differentiatie (ook in hiërarchische zin), snellere veranderingen, grote economische en politieke druk. Bovendien en misschien wel bovenal: etnische pluriformiteit. We vragen ons dus af of het in Galibi gesocialiseerde kind, of de jongvolwassene, bestand is tegen deze veranderingen. Is het bij hem of haar gevormde gedrag wel de juiste toerusting? We kunnen dit systematisch bekijken aan de hand van enkele aangeleerde typen gedrag (gedragssystemen). Bij de vraag naar de fundering van de gegevens moeten drie uitgangspunten onderscheiden worden. Allereerst de gegevens over de basis van de ‘traditonele’ socialisatie en samenleving van de Indianen op Galibi; vervolgens de gegevens over de huidige situatie/toekomst van deze Indianen en tenslotte een gedachten-exercitie die het verleden met het heden verbindt. Het eerste, meest omvattende uitgangspunt is gebaseerd op veldwerk in Galibi eind jaren zestig naar de socialisatie van kinderen met op de achtergrond het theoretische referentiekader van het zogenaamde Six Cultures Project (zie de literatuurlijst onder Whiling). Deze gegevens, waaronder schoolervaringen, zijn te vinden in de publikatie: Kinderen van Galibi. Het tweede referentiepunt: de Indianen van Galibi in het heden (op Galibi, in Paramaribo of elders), is gereconstrueerd uit diverse bronnen zoals mediaberichten en persoonlijke ervaringen/gesprekken van de auteur. Het verbindende element: de gedachten-exercitie over de vraag of het aangeleerde gedrag van de ‘traditionele’ samenleving ook de juiste toerusting vormt voor de huidige situatie, komt geheel voor rekening van de auteur. Het zou interessant zijn deze gedachtengang theoretisch verder uit te werken en te onderbouwen door empirisch onderzoek. | ||||||||
Schets van GalibiAllereerst een korte schels van Galibi - van ruim twintig jaar geleden - omdat, zoals reeds werd vermeld, socialisatie en kenmerken van de samenleving toen in ieder geval sterk op elkaar waren afgestemd en omdat wordt aangenomen dat bij veranderingen socialisatiekenmerken nog een tijdlang blijven bestaan. Voor de leesbaarheid vindt de beschrijving plaats in de tegenwoordige tijd alhoewel enige veranderingen zijn opgetreden. Galibi, wordt gekenmerkt door een geïsoleerde ligging aan de uiterste noordoostkust van Suriname aan de monding van de Marowijne. Galibi is alleen per boot bereikbaar. Eind jaren zestig, begin jaren zeventig woonden er ruim 500 mensen in de in elkaars verlengde, langs de rivier, liggende dorpen Langamankondre en Christiaankondre. De economie is selfsufficient en bestaat uit visserij, landbouw, wat jacht en het verzamelen van bijvoorbeeld bosprodukten en schildpadeieren. Een gedeelte van deze opbrengsten, meestal overschotten, wordt elders op een markt verkocht en resulteert in de beschikking over een - zij het willekeurig - geldinkomen. De cultuur is homogeen. Kenmerken zijn de Caraïbische taal en traditionele geloofsvoorstellingen die met en naast het Rooms-Katholicisme voorkomen. De sjamaan (puyaj) heeft een belangrijke rol in het onderhouden van contact met gees- | ||||||||
[pagina 241]
| ||||||||
ten: hij is tevens een genezer. De materiële cultuur is eenvoudig en efficiënt. Westerse goederen nemen al een plaats in: kleding, keukengerei, golfplaten daken (op eenvoudige huizen), buitenboordmotoren en radio's. De sociale structuur wordt gekenmerkt door het feit dat onder de bewoners nauwelijks een hiërarchie te bekennen valt. Het is een egalitaire samenleving. De belangrijkste status wordt ontleend aan leeftijd. Door de Landelijke Overheid zijn twee dorpsbesturen ingesteld die door sommigen (familieleden) worden ondersteund maar die als bestuur geen optimale invloed hebben. Het nederzettingspatroon wordt gevormd door een aantal van elkaar te onderscheiden (heel belangrijk) woongroepen die langs de rivier liggen. In de huizen wonen enkelvoudige gezinnen; man, vrouw en ongehuwde kinderen. Het onderlinge verband tussen die gezinnen in elke woongroep is de afstamming via de vrouwelijke lijn, de maternale verwantschap. Er woont dus een oudere stammoeder en er omheen wonen haar gehuwde dochters en kleindochters. Mannen (de partners van die vrouwen) komen van buiten de woongroep. Het geheel resulteert in een redelijk gunstige positie van vrouwen. Sociale activiteiten, dwz. die van het dagelijks leven, vinden voornamelijk binnen de grenzen van zo'n woongroep plaats. Grotere sociale evenementen worden ook door meer leden dan alleen van de woongroep bezocht. Het zijn de bijeenkomsten die worden gegeven na een grote gezamenlijke arbeidsactiviteit (bouwen van een huis), bijeenkomsten ter gelegenheid van overlijden, van het opheffen van rouw, van de initiatie van een meisje, communievieringen, Nieuwjaar etc.. De bijeenkomsten gaan gepaard met de consumptie van een zelfgemaakte licht alcoholische drank aangevuld met andere gekochte alcoholica. Verder wordt op zo'n feest gedanst en gezongen. Sinds 1925 heeft Galibi een dorpsschool, die echter minder goed geïntegreerd is in de gemeenschap. De voertaal is Nederlands, aangevuld met Sranan en Caraïbisch. De dorpen werden in de jaren zestig en zeventig regelmatig bezocht door een arts, de missie en enkele toeristen. Door de politieke onrust in Oost-Suriname sinds 1986 trad stagnatie in deze contacten op. Ook de voorheen regelmatige contacten van bewoners van Galibi met marktplaatsen als Albina en met Paramaribo werden belemmerd. Van een (selectief) aantal typen gedrag zal nu worden bekeken wat dit inhoudt, wat het (directe) verband met de samenleving op Galibi is, maar ook of dat gedrag functioneel is bij veranderde situaties. Dat laatste kan op verschillende niveaus plaatsvinden: op Galibi zelf, maar ook bij migratie van Galibibewoners naar elders. Achtereenvolgens zullen hier worden behandeld: hulpvaardigheid en sociaalvoelendheid; gehoorzaamheid en dominantie; prestatiegericht gedrag; zelfstandigheid; agresssief gedrag. | ||||||||
Hulpvaardig en sociaalvoelendHulpvaardigheid en sociaalvoelendheid zijn eigenlijk twee afzonderlijk te onderscheiden gedragstypen. Onder het eerste wordt verstaan het (spontaan) tegemoet komen aan de behoefte aan hulp bij anderen. Onder sociaalvoelendheid het vriendelijk reageren op andere mensen; vriendelijke interactie op zich zelf prettig vinden. Binnen de lokale woongroep, dus het te onderscheiden woongebied van de clusters gezinnen die door maternale verwantschap met elkaar verbonden zijn, wordt kinderen duidelijk hulpvaardigheid en sociaalvoelend gedrag aangeleerd. Vooral iets oudere kinderen, die de zorg hebben voor jongere broertjes en zusjes zijn zeer hulpvaardig en vriendelijk voor de aan hen toevertrouwden. Ook de jongeren uit de omringende huizen | ||||||||
[pagina 242]
| ||||||||
van de woongroep kunnen rekenen op hulp en vriendelijke tegemoetkoming; het zijn de neefjes en nichtjes. Vriendelijke interactie en hulpvaardig gedrag wordt ook tussen jonge kinderen onderling gestimuleerd. Belangrijk zijn in dit opzicht de speelgroepen van de woonlokaties die meestal bestaan uit kinderen van uiteenlopende leeftijd en sekse. Ook het aan het woongebied grenzende stukje waterkant (heel belangrijk in Galibi) is een plaats waar kinderen van zo'n woongebied zich onderling hulpvaardig en vriendelijk dienen te gedragen. De vraag kan vervolgens worden gesteld of deze kinderen dan hulpvaardig en open zijn tegenover iedereen die in hun nabijheid komt. Het antwoord is neen! Opvallend namelijk is dat dit gedrag alleen wordt getoond of wordt gestimuleerd ten opzichte van de leden van de genoemde woongroep. Het is sterk aanwezig binnen het enkelvoudige gezin en ten opzichte van de er omheen wonende gezinnen van grootouders, zusters, tantes/ooms, nichtjes/neefjes. Echter hoe verder men van z'n woongebied verwijderd is en hoe onbekender de personen of de groep zijn waar men mee in aanraking komt, des te zwakker het hulpvaardige gedrag is. Leden van een nabij gelegen aangrenzende woongroep worden bijvoorbeeld niet automatisch geholpen (bij het uitladen van vis uit een boot), zeker niet door de jongeren. De rol die de school speelt bij dit verschijnsel is aan de ene kant ondersteunend, namelijk door het stimuleren van daadwerkelijk hulpvaardig en sociaal gedrag. Kinderen worden geacht, ook al komen ze uit verschillende woongroepen, met elkaar op te trekken. (Meestal ziet men echter kinderen uit dezelfde woongroep bij elkaar klitten). Aan de andere kant doorkruist het schoolsysteem, dat op individueel werken (niet afkijken!) geschoeid is, hulpvaardig gedrag. Het onderwijzend personeel en de missie kenschetsen de kinderen van Galibi als verlegen en schuw. Hulpvaardig en sociaalvoelend gedrag binnen de eerder genoemde woongroep is echter van praktisch belang omdat de sociale interacties vooral binnen deze groep spelen. Bewoners van zo'n woongroep zijn ook in een aantal opzichten van elkaar afhankelijk: vrouwen (zusters, moeders, tantes, en grootmoeders) vormen werkeenheden als dat noodzakelijk is. Men past op elkaars kinderen, gaat samen naar een grondje, etc. Het hier beschreven gedrag binnen dat sociale systeem is functioneel en uitbreiding ervan naar een ruimere eenheid is met name voor kinderen eigenlijk als zodanig niet noodzakelijk. Kijken we nu naar wat sociale verandering voor Galibi met zich mee brengt dan is dat: verruiming van de horizon, het omgaan met anderen dan alleen de leden van de lokale woongroep. Het generaliseren van hulpvaardigheid en sociaalvoelendheid via een uitgebreider rollenrepertoire (dat ook selectie inhoudt) naar minder bekenden, onbekenden en zelfs naar niet-Indianen is soms noodzakelijk. Het gaat dan om gedrag op de dorpsschool, ten opzichte van bezoekers in Galibi en in situaties elders bijvoorbeeld in Paramaribo bij wonen, scholing en arbeid. | ||||||||
Gehoorzaamheid en dominantieGehoorzaamheid en dominantie zijn weer twee afzonderlijke gedragstypen: ze zijn echter in bepaalde opzichten elkaars spiegelbeeld. In Galibi is iemand in principe gehoorzaamheid verschuldigd aan een ander die in jaren ouder is. Een jong kind is strikte gehoorzaamheid verschuldigd aan ouders, maar moet ook dikwijls opdrachten uitvoeren voor oudere zusjes en broertjes of in de buurt wonende oudere verwanten. Evenals bij het beschreven gedragstype hulpvaar- | ||||||||
[pagina 243]
| ||||||||
digheid en sociaalvoelendheid geldt ook hier dat het aangeleerde gedrag het sterkst aanwezig is binnen de lokale verwantschapsgroep. Bij oudere kinderen of (jongvolwassenen ziet men ook wel ontduiking van dit gehoorzaamheidsprincipe. De betreffende personen onttrekken zich aan het gezichtsveld van de opdrachtgever en verdwijnen bijvoorbeeld naar de waterkant. Onder dominantie wordt hier verstaan het trachten gedrag van anderen te beheersen om anderen te laten doen wat men wenst. Het gedrag treedt duidelijk naar voren in socialisatiesituaties. Vrouwen en meisjes ontwikkelen dan dit gedrag omdat zij voortdurend bezig zijn met hun kinderen en jongere broertjes, zusjes en andere jonge verwanten. Bij mannen en jongens, die zich overigens op Galibi ook met socialisatie bezighouden, is deze socialisatierol zwakker ontwikkeld en mannen worden in die rol zeker niet meer gehoorzaamd dan vrouwen en meisjes. Echter, dominant gedrag treedt in andere sectoren van de samenleving niet of slechts in geringe mate en dan meestal incidenteel naar voren. Dominant gedrag wordt ook niet zomaar geaccepteerd. In de economie wordt bij sommige vistechnieken leiderschap verwacht evenals bij het klaren van een gemeenschappelijk karwei. Maar sterk dominant leiderschap wekt wrevel en de neiging bestaat zich daaraan te onttrekken. Een bazig dorpsbestuur wordt niet geaccepteerd, of eerder nog genegeerd en ontweken. Voor de Indianen van Galibi bestaat, zeker in gedachten, altijd nog de mogelijkheid om elders te gaan wonen, te verdwijnen. Interessant is dat op religieus gebied een sjamaan in de omgang met zijn geesten heel voorzichtig en voorkomend te werk gaat en een indruk van afdwingen zal vermijden. Op de dorpsschool is het duidelijk dat het gehoorzaamheidsprincipe niet altijd wordt opgevolgd. Wanneer in de ogen van het kind (of ouders) de eisen te streng zijn of een straf te ver gaat, verdwijnt het kind al of niet onopgemerkt naar huis. Een gedragssysteem dat gekenmerkt wordt door (enigszins beperkte) gehoorzaamheid, geringe dominantie en zelfs afkeer daarvan, past in een sociaal homogene samenleving die egalitair is ingesteld en geen sterke hiërarchie kent. In de economie worden veel taken individueel uitgevoerd, soms gezamenlijk met enkele verwanten in een losse structuur. En hoewel er in de geestenwereld zeker geesten bestaan, zoals de watergeest, met wie wel degelijk rekening gehouden moet worden, gaat er in de ogen van de Indiaan op Galibi zelden dominant, dwingend gedrag van deze geesten uit. Wanneer we vervolgens weer kijken naar veranderingen voor Galibi en zijn inwoners, dan kan geconstateerd worden dat met het verruimen van de horizon ook de regels die nageleefd moeten worden toenemen en dat met meer personen rekening moet worden gehouden. Ook zullen individuen ten behoeve van bepaalde functies dominant gedrag moeten leren ontwikkelen of op moeten volgen. Dit komt voor in Galibi, bijvoorbeeld in het geval van het dorpsbestuur en bij de pogingen in coöperatief economisch verband samen te werken. Maar ook in Paramaribo in werksituaties of bij pogingen mede-Indianen op één lijn te krijgen voor politieke doeleinden. Bij integratie in grotere verbanden wordt letterlijk en figuurlijk de ruimte geringer zich te onttrekken aan regels en bindende contacten met personen. | ||||||||
Prestatie-gerichtheidOnder prestatie-gerichtheid wordt gedrag verstaan dat bestaat uit het beoordelen van eigen en andermans gedrag volgens standaarden van perfectie. Er wordt naar gestreefd op die schaal van perfectheid een zo hoog mogelijke plaats te verwerven. In het algemeen ligt in dit gedrag ook een zekere | ||||||||
[pagina 244]
| ||||||||
competitie besloten, hoewel het er niet toe beperkt is. In Galibi is echter socialisatie in dit gedrag, het aanleren en stimuleren ervan dus, nauwelijks aanwezig. Het is goed als een kind de taken die het opgedragen krijgt uitvoert: het hoeft echter niet te streven naar perfectie. Het vergelijken met andere kinderen door de opvoeders komt slechts een enkele maal voor, bijvoorbeeld op een feest: een lastig of onrustig kind wordt gewezen op een ander kind dat zich op dat moment rustig gedraagt. Competitie onder kinderen, bijvoorbeeld in de (heterogeen samengestelde) speelgroep komt niet voor. Hoogstens wordt aan de waterkant onderling gestoeid en hier kan een kiem van competitie in schuilen. Traditionele spelletjes waarin een competitie-element verweven zit, werden niet aangetroffen. Bij (traditionele) spelletjes gaat het meer om individuele prestaties/vaardigheden en plezier van individuen naast elkaar. Op de dorpsschool echter worden kinderen wel met elkaar vergeleken (rapportcijfers) en worden zij aangespoord betere prestaties te leveren. De pogingen slaan niet echt aan, slechts bij enkelen. Een geringe nadruk op prestatiegerichtheid en het bijna afwezig zijn van competitie past ook weer in de samenleving van Galibi. De egalitaire instelling, het geringe op elkaar betrokken zijn behalve binnen de lokale woongroep, de homogene materiële cultuur (iedereen heeft ongeveer hetzelfde aan goederen of geld) houden daar mede verband mee. Er is wel sprake, in sommige gevallen, van individuele bekwaamheid en pogingen daar individueel nog verbetering in aan te brengen. Vrouwen bakken potten, maar de één is beter en kunstzinniger dan de ander. Hetzelfde geldt voor mannen die vlechtwerk verrichten of voor trommelaars en zangers. En voor de vertellers van verhalen! Maar er wordt niet fanatiek naar gestreefd de verschillen met de anderen nog groter te maken. Deze geringe nadruk op het perfectioneren van prestaties zal de leden van de op dit punt wat doorgedraaide westerse samenleving misschien als muziek in de oren klinken. Helaas is het echter ook zo dat de geringe prestastiegerichtheid op Galibi in zijn huidige vorm, het mensen uit Galibi zeker niet zal vergemakkelijken zich staande te houden in een stedelijker samenleving zoals bijvoorbeeld in Paramaribo, in het schoolsysteem, op de arbeidsmarkt. Het lijkt aan te bevelen voor de kinderen in Galibi enige reële prestatiegerichtheid te verwerven. | ||||||||
Agressief gedragAgressie is gedrag dat bestaat uit het kwetsen en pijn doen van anderen of het doen van iets dat leidt tot het kwetsen van anderen. Het gekwetst zijn kan in fysieke zin gebeuren maar ook in sociale zin zoals bij: beledigen, plagen, of het opzettelijk uitlokken van irritatie. Agressie in bovenstaande zin wordt bij jonge kinderen in Galibi in zekere mate getolereerd. Wordt het kind ouder, dan dient in ieder geval fysieke agressie bij hem onderdrukt te worden. Negeren, afleiden, wegsturen zijn technieken die gebruikt worden om de agressie te reguleren. Als het kind een jongvolwassene is geworden, blijkt deze redelijk in staat zijn agressie te onderdrukken. Maar ook voor dit aangeleerde gedrag geldt dat het het sterkst is binnen de eigen lokale verwantschapsgroep en steeds zwakker wordt in een voor de betrokkene minder bekende omgeving zoals op het schoolplein of buiten Galibi. Gok onder invloed van alcohol, bijvoorbeeld op feesten, wil de agressie nog wel eens losbarsten en een uitweg vinden in een vechtpartij. (Fysieke) agressie in Galibi wordt moreel afgekeurd, zeker tussen verwanten onderling en men slaagt er redelijk in het gedrag te | ||||||||
[pagina 245]
| ||||||||
reguleren. Dit is onder andere mogelijk omdat er uitwijkmogelijkheden zijn bijvoorbeeld in geografische zin. Wanneer een vete zou ontstaan tussen personen of families is het in principe nog mogelijk ergens anders te gaan wonen, zelfs al is het maar voor een tijdje in een viskamp. Bij bepaalde veranderingen en ontwikkelingen wordt het ontwijken van personen echter minder gemakkelijk. Het is zelfs bijna onmogelijk als mensen dicht bij elkaar in Paramaribo wonen, of als er een conflict ontstaat binnen een onderwijs- of werksituatie. Het zou daarom beter zijn als er andere agressie-regulerende technieken werden geintroduceerd zoals het leren onderhandelen bij conflicten. | ||||||||
ZelfstandigheidZelfstandigheid is gedrag dat iemand verricht ten bate van zichzelf om in eigen behoeften en wensen te voorzien, onafhankelijk zijn van anderen. Zelfstandigheid wordt in Galibi hoog gewaardeerd. Kinderen worden al heel vroeg hiertoe gestimuleerd: zelf de omgeving verkennen, zelf voedsel pakken, zorgen voor zichzelf. Met name na de geboorte van een volgend broertje of zusje wordt een kind stringenter gedwongen voor zich zelf te zorgen en in ieder geval niet meer in hoge mate van zijn moeder afhankelijk te zijn. Een ouder zusje of broertje treedt in een aantal opzichten in haar plaats. Er dreigt echter een nadeel bij te grote zelfstandigheid. Een kind kan bijvoorbeeld dingen doen die boven zijn macht liggen of gevaar voor hem opleveren. Zo mag een jong kind eigenlijk niet alleen langs de waterkant naar een viskampje lopen. Maar bij goede afloop is er verholen trots te bemerken bij de ouderen en het kind wordt niet gestraft. Ook op de dorpsschool kan te grote zelfstandigheid een nadeel zijn. Een kind uit Galibi heeft de neiging op school niet om hulp te vragen of om uitleg van de leerstof: het blijft in zijn eentje doormodderen. Het niet om hulp vragen is disfunctioneel in dit schoolsysteem. Zelfstandigheid is in Galibi om zich te kunnen handhaven een belangrijke eigenschap. Het is nodig in de traditionele economie, in de zorg van de vrouw voor haar gezin, in het omgaan met leden van de wereld der geesten. Individualiteit is functioneel. Zelfs binnen de afgeperktheid van het enkelvoudig gezin en daarnaast van de lokale verwantschapsgroep. Met de overige groepen van Galibi zijn de banden losser. Zelfstandig gedrag is ook belangrijk bij sociale verandering, het maakt individuen minder kwetsbaar. Echter te ver doorgeschoten zelfstandigheid, kan een belemmering vormen voor gewenste integratie zowel binnen Galibi als daarbuiten in ruimere verbanden. | ||||||||
SamenvattingWe hebben gekeken naar onderdelen van het socialisatieproces op Galibi zoals dat in de ‘traditonele socialisatie’ zo'n twintig jaar geleden gebeurde. Het leven op Galibi stond nog toen voornamelijk in het teken van een samenleving die wel contacten had met de buitenwereld maar in feite tamelijk autonoom kon functioneren. Het gedrag dat kinderen in zo'n samenleving werd geleerd beantwoordde nog aan de eisen op samenlevingsniveau. Momenteel is Galibi meer betrokken op de buitenwereld, bijvoorbeeld omdat veel meer mensen (jongeren), onder andere vanwege de politieke onrust in Oost-Suriname, naar Paramaribo zijn vertrokken. Hoe redden zij zich daar? Is het gedrag dat zij hebben geleerd in Galibi (of op dit moment aan hun kinderen leren) adequaat om zich in Paramaribo te kunnen handhaven? Terzijde moeten we hierbij opmerken dat het | ||||||||
[pagina 246]
| ||||||||
onderling contact in Paramaribo en de wens om contact te houden met Galibi, gelukkig aanwezig lijkt. We hebben van enkele traditionele typen gedrag bekeken in hoeverre deze tegemoet komen aan de eisen van een veranderend Galibi of van een stedelijke cultuur in Paramaribo die gekenmerkt wordt door etnische pluriformiteit, snellere verandering, meer individualisering en die bovendien onder politieke en economische druk staat. Dan lijkt de aangeleerde zelfstandigheid van pas te komen, met de kanttekening dat een doorgeschoten, te grote zelfstandigheid disfunctioneel kan zijn omdat dit eventueel benodigde samenwerking belemmert. Ingetoomde agressie zou eveneens van nut kunnen zijn, ware het niet dat de mogelijkheid bestaat dat dit aangeleerde gedrag buiten Galibi faalt, omdat het eigenlijk alleen maar werd aangeleerd ten opzichte van de lokale woongroep of iets grotere kring. Verder zullen voor het oplossen van conflicten andere technieken moeten worden aangeleerd omdat het negeren of ontwijken van conflicten en personen, in een stedelijke leefomgeving, op het werk of op school, ook geen echte oplossing biedt voor het conflict. ‘Verdwijnen’ is er bovendien nauwelijks mogelijk. Twee gedragstypen die in Galibi niet werden gestimuleerd of aangeleerd, maar eerder werden afgeremd zijn dominantie en prestatiegerichtheid. Toch zou het nuttig zijn als kinderen uit Galibi iets van dit gedrag konden oppakken omdat het past en soms noodzakelijk is in een meer gestructureerde sociale omgeving en in een geindividualiseerde stedelijke leefwereld waar competitie een belangrijke rol speelt. Tenslotte het hulpvaardig en sociaalvoelend gedrag. Van Indianenkinderen op Galibi wordt dikwijls gezegd dat ze verlegen en teruggetrokken zijn. Het geval wil echter dat zij binnen de hen bekende woongroep zeker hulpvaardig en sociaalvoelend gedrag tonen, maar dat de socialisatie van dat gedrag eigenlijk niet is gericht op groepen of personen daarbuiten. Het zou kinderen en volwassenen ten goede komen als ze zich in voor hen onbekende situaties en ten opzichte van onbekende mensen, als dat nodig is, meer open en sociaal actief zouden kunnen gedragen. Ook het feit dat in de jaren zestig en zeventig een aantal kinderen van Galibi het op de een of andere manier niet haalde in bijvoorbeeld internaatssituaties in Paramaribo, waarna deze kinderen werden geplaatst in niet-Indiaanse stadsgezinnen en daarmee bloot stonden aan de nadelen van het ‘kweekjessysteem’, zou mede kunnen liggen aan de hierboven genoemde discrepanties tussen hun op Galibi gerichte socialisatie en de eisen waarmee ze werden geconfronteerd in de wereld daarbuiten. | ||||||||
SlotopmerkingHet zou interessant zijn als de verschillende gedragstypen met hun specifieke kenmerken zoals ze op Galibi in het socialisatiesysteem werden gevonden ook bij andere Indianengroepen in Suriname te onderscheiden zouden zijn. Hiernaar zou echter gezocht moeten worden. Vooralsnog bestaan er slechts veronderstellingen en speculaties. Immers, Caraïben, Arowakken, Trio, Wayana en Akuryo verkeren in uiteenlopende situaties: hun geschiedenis en de eisen die de groepen stellen aan hun leden zijn verschillend. De meeste groepen Indianen in Suriname zijn bovendien onderling weer te onderscheiden door de mate waarin ze contacten hebben met, of geïntegreerd zijn in, de gehele Surinaamse samenleving. Daarmee is het ook weer moeilijker geworden gemeenschappelijkheid in gedrag te achterhalen en uitspraken te doen over: grote zelfstandigheid, (beperkt) sociaalvoelend gedrag, afkeer van dominantie, eenzijdige | ||||||||
[pagina 247]
| ||||||||
manier van omgaan niet agressie en conflicten, geringe prestatie- en competitiegerichtheid. Het directe nut van het signaleren van gemeenschappelijk te onderscheiden gedragskenmerken voor Surinaamse Indianen zou kunnen bestaan uit het leveren van een bijdrage aan het gemeenschappelijk gevoel van eigenwaarde dat met name in Paramaribo, onder invloed van de etnisch pluriforme samenleving, noodzakelijk wordt. Het op één lijn brengen van de verschillende culturele en politieke Indianenorganisaties in Suriname lijkt namelijk een moeilijke zaak vooral als de gemeenschappelijkheid gezocht moet worden in de abstractere formuleringen van de overkoepelende Indianenorganisaties van de ‘Beide Amerika's’: verbondenheid met de natuur/grondrechten, object van schending van mensenrechten en ernstige statusproblematiek. Hoewel onder andere de symbolische waarde van dit referentiekader niet te onderschatten valt, zouden ook concrete voorbeelden van overeenkomsten tussen de Surinaamse indianen, bijvoorbeeld wat betreft normen en waarden van het socialisatiepatroon, van belang kunnen zijn bij het zoeken naar een duidelijk omlijnde culturele identiteit. Last but not least: sommige traditionele gedragingen, zoals bleek uit de beschrijving van de socialisatie op Galibi, vormen regelrecht drempels als het gaat om samenwerking in ruimer verband. Het is belangrijk dat deze obstakels (die niet alleen bij Indiaanse Surinamers hoeven voor te komen) onderkend worden. | ||||||||
Literatuur
|
|