OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 11
(1992)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| ||||||||||
De centrale hut van het Karib kamp
| ||||||||||
CorneliskondreDe gegevens voor dit stuk hebben voornamelijk betrekking op de situatie zoals ik die in Corneliskondre heb waargenomen. Ik heb in de tweede helft 1988 een intensief veldonderzoek verricht in dat dorp. Corneliskondre ligt langs de Wayombo-rivier. Iedereen die wel eens met de ‘binnendoor’ van Paramaribo naar Nickerie is gevaren zal zich het aangezicht van het dorp herinneren. Midden in de nacht, na trage uren op de Coppename en twintig bochten op de Wayombo, wordt de gelaten nachtrust op het bootje onderbroken door de aankomst bij het dorp. In het diepe zwart van de | ||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||
natuurlijke nacht waarin enkel sterren leven, tekent zich het steigerlicht van het dorpje af. Vanaf de boot zie je de Bruynzeelwoning van de onderwijzer, het keurige kerkje met daarnaast de oude Hubertusschool op neuten. Op de steiger staan de verzamelde dorpsbewoners. Achter de koloniale façade bevinden zich de woonhutten van het dorp. Corneliskondre bestaat grotendeels uit twee rijen van huishoudelijke kampen. De eerste rij ligt, uitgestrekt over ongeveer een kilometer, aan de oever van de rivier. De tweede (parallelle) rij kampen ligt hierachter, ervan gescheiden door een smal paadje dat de bewoners aanduiden als hoofdstraat. De hoofdstraat verbindt alle dertien huishoudelijke kampen van het dorp met elkaar. | ||||||||||
Huishoudelijke kampenKarib-huishoudens zijn samengesteld. Dat wil zeggen dat verschillende kerngezinnen deel uitmaken van één huishouden. Een doorsnee-huishouden is samengesteld uit een ouderlijk paar met hun afhankelijke (kleine) kinderen, en de gezinnen van enkele van hun onafhankelijke (volwassen) kinderen met respectievelijke partners en eigen kroost. De gemiddelde grootte van een huishouden in Corneliskondre ligt rond de twaalf personen (groot en klein). Een huishouden woont samen in een kamp. Een kamp vormt zich rond de slaap- en woonhut van een ouderlijk paar. Huwbare kinderen gaan danwel bij de familie van hun partner wonen, danwel met de partner op het erf van de eigen oudersGa naar eindnoot3. Eerst logeren zij een periode in de woning van de ouders om uit te proberen of het samenleven bevalt. Is dit het geval dan bouwen zij een eigen slaaphut (sura) op het ouderlijk erf. Bij de geboorte van het eerste kind is het de gewoonte een apart hutje te bouwen zodat man en vrouw enige tijd apart kunnen leven. Zo'n hutje blijft daarna vaak dienst doen als kookplaats. Een kamp bestaat dientengevolge uit een centrale kookhut voor het hele huishouden (de auhto van het ouderlijk paar) met daarnaast verschillende slaaphutten (sura) en eventueel enkele kleinere kookhutjes voor de aparte gezinnen van de kinderen. In en om de auhto verricht men een groot deel van de gezamenlijke huishoudelijke werkzaamheden, met name de voedselbereiding. De auhto is de haard van de familie; de plaats waar men uitrust, converseert, klusjes opknapt en een groot deel van het eten nuttigt. Het is de plek waar de leden van de verschillende gezinnen elkaar ontmoeten. Bovendien is de auhto de ontvangstplaats voor gasten van andere huishoudens en de regelmatige kasiri osos (feesten), die onontbeerlijk zijn voor een huishouden in een Karib gemeenschap. | ||||||||||
Het Karib dorp als gemeenschapDe vormgeving van een auhto hangt samen met de samenstelling van het | ||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||
huishouden, maar ook met de demografische en politieke omstandigheden van het dorp waar dit huishouden deel van uitmaakt. Behalve als centrale hut van een huishouden doet de auhto namelijk dienst als verzamelplaats voor de grotere gemeenschap. Een Karib-gemeenschap is een, in de grond, tijdelijke clustering van een aantal huishoudens rond invloedrijke personen. Kloos (1971: 171/173) geeft voor Oost-Surinaamse Karib aan dat dorpen nauwelijks gefixeerd zijn rond gemeenschapsbelangen, collectieve voorzieningen of overkoepelende bestuursstructuren. Dorpen doen zich voor als tijdelijke constellaties van relatief autonome huishoudens. Tussen de verschillende huishoudens bestaat een zekere mate van arbeidsverdeling (hoewel onafhankelijkheid een belangrijke kulturele waarde is), georganiseerd volgens aanverwantschappelijke- en reciprociteits-relaties. Zo ook de organisatie van gemeenschapsbijeenkomsten. Ieder huishouden verzorgt eens in de zoveel tijd een paar uur muziek en drank voor de andere huishoudens. De duur van een bijeenkomst is afhankelijk van de hoeveelheid drank die het huishouden heeft bereid. Men blijft bij elkaar tot de huishoudelijke voorraad is uitgeput. Meestal werken verschillende huishoudens daarom samen. Op één dag bezoekt de gemeenschap dan achtereenvolgens verschillende huishoudelijke kampen. Bij dorpsfeesten, die meerdere dagen duren, wordt nagenoeg ieder kamp van het dorp bezocht. Als een dorp groeit duren de feesten dus langer! Voor een huishouden is de auhto dus, behalve centrum van huishoudelijke activiteiten, ook ontvangstruimte voor de rest van het dorp. Dit betekent dat we in de auhto weinig privé-zaken zullen vinden. Aangezien diefstal de Karib niet vreemd is, worden waardevolle dingen veilig opgeborgen in de afgesloten sura. | ||||||||||
ConstructieEen doorsnee-auhto is negen tot twaalf meter lang en vijf meter breed. Het is een rechthoekige ruimte waarlangs aan de lange zijden iedere drie meter posten (wakapu) staan van ongeveer 1.70m hoogteGa naar eindnoot4. Hierop steunt het dak. Er zijn geen wanden en er is geen bodembedekking. Op de wakapu ligt in de lengte een gording (apoponaka), meestal uit één stuk. Op de apoponaka steunen de suraban: dwarsbalken tussen twee tegenoverliggende posten. Eveneens vormen de apoponaka steun voor het spantwerk. De spanten (iretyry) lopen van weerszijde in ongeveer een hoek van 45 graden omhoog naar de centrale nokbalk (iretano). Deze moet zich volgens Pythagoras dus op een hoogte van tussen de vier en vierenhalve meter bevinden. In de andere richting lopen de spanten buiten de apoponaka nog door tot ongeveer een meter boven de grond. De totale reikwijdte van het dak bedraagt derhalve bijna zesenhalve meter. Parallel aan de spanten liggen elke veertig centimeter draagstokken (ijajare) om de dakbedekking aan te bevestigen. De meeste auhto zijn bedekt met bladeren van de pinapalm (wasejare), maar tasi (woijare) komt | ||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||
evengoed vaak voorGa naar eindnoot5. Voor een gewone auhto van negen meter lang worden ongeveer 1200 pinatakken gebruikt. Die zoekt men in het bos. De beste periode hiervoor is de korte droge tijd. De bladeren worden in bossen van 24 gedroogd. Na een paar weken zijn ze droog genoeg om gespleten te worden. Ze worden dan, met de bladeren naar één kant, in bundels van zes gebonden, zodat een twee meter lange ‘bladerkam’ ontstaat. Deze wordt horizontaal op de draagstokken van het dak gebonden met strengen die zijn gemaakt van geschilde en gespleten walimbo-bast. Een dak bestaat uit drie delen: de twee zijdes en de nokbedekking. De bladeren liggen, dakpansgewijs, van onder naar boven, zodat de hogere bladeren de lagere grotendeels bedekken. Aan de nokbedekking wordt speciale aandacht geschonken, omdat zij het meeste te verduren heeft van wind en regen. Bovendien houdt zij met haar gewicht de lagere bladeren op hun plaats en houdt het dak dientengevolge waterdicht. Tot slot wordt vaak een van de korte zijdes van de hut boven de dwarsbalk afgedicht tegen regen en zon: vier of vijf draagstokken worden in de top op ongeveer een halve meter van het uiteinde van de nokbalk bevestigd, en onderaan om de meter op de buitenste suraban. Het zo ontstane waaiervormige rek wordt op dezelfde manier als hierboven beschreven met bladeren bedekt. Aan de randen en in de nok laat men een opening vrij om te voorkomen dat de wind het hele rek naar binnen duwt. De bouw van een huis is een mannenaangelegenheid. Het is gebruikelijk de hulp ervoor in te roepen van mannen uit andere huishoudens. Het verzamelen, drogen en vlechten van het dakmateriaal is een tijdrovende bezigheid. Met behulp van twintig tot vijfentwintig hulpkrachten echter is het werk in een paar ochtenden geklaard. Een tegenprestatie in de vorm van een drinkfeest hoort daar natuurlijk wel bij. En terwijl de heer des huizes tevreden door zijn nieuwe huis wandelt, staat het vrouwelijke deel van zijn huishouden te zweten. Zij zijn het namelijk die de benodigde drank voor het feest moeten bereiden. Een groot deel van die geëchte arbeid vindt plaats in een speciale hoek van de auhto, rond de kassaveboot. Aan de hand van enkele vaste elementen uit de inrichting van een auhto zal ik in de volgende paragraafjes een beeld geven van de dagelijkse bezigheden in de hut. | ||||||||||
De kassavebootIedere auhto is ingericht met een speciale hoek voor de bereiding van voedsel, en met name de verwerking van kassave-knollen (kiere) tot kassave-brood (arepa). Veel huishoudens zijn weliswaar voorzien van één of meer aparte kookhutjes, toch zal in de auhto nooit een kassaveboot (kumynykan) ontbreken. De kumynykan is een langwerpige kom van anderhalve meter lang en veertig centimeter breed. Ze is rond van onderen en de voor- en achterkant zijn open, zodat er eigenlijk meer sprake is van | ||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||
een kassave-goot, dan van een kassave-boot. Ze is gemaakt van een uitgeholde boomstam, die, net als bij de vervaardiging van korjalen, in de breedte wordt opengedrongen door verhitting. Sommige kumynykan zijn van oude korjalen gemaakt: de boten worden van hun voor- en achterplecht ontdaan, zodra ze niet langer als vervoermiddel dienst kunnen doen. Het overgebleven middenstuk staat op twee verbonden schragen op ± 85 centimeter hoogte om dienst te doen in de keukenGa naar eindnoot6. De kumynykan gebruikt men voor het raspen van kassave. Hiertoe gebruiken de vrouwen (want kassavebereiding is voorbehouden aan vrouwen) een blikken rasp op een houten plank. Deze wordt schuin in de kassaveboot gelegd, aan de voorkant steunend op de rand, in het midden op de bodem van de kom. Zo raspen zij op buikhoogte. Vaak doen ze dat met tweeën tegelijk (moeder en (schoon)dochter), schuin tegenover elkaar met ieder een eigen rasp. De geschrapte kassaveknollen worden tot pulp geraspt. In de kumynykan komt een grote hoeveelheid kassavepulp (sunae) te liggen; genoeg voor tien tot vijftien broden, oftewel een week voedsel voor het gehele huishouden. Na het raspen wordt de pulp geperst om haar van het giftige blauwzuur te ontdoen. Dit doet men met een matapi; een welbekend artefact voor zelfs de meest touristische bezoeker van Suriname. Het is een anderhalve meter lange slang, gevlochten van repen walimbo-bast. Van onder is de slang afgesloten, van boven loopt hij enigzins trechtervormig. Aan beide uiteinden is een lus vervaardigd: bovenaan de kop (jupupo) en onderaan het gat (atore). In de hut is een speciale constructie voor het gebruik van de matapi. Naast een van de posten staat een even lange paal. De twee palen zijn onder en boven verbonden door twee dwarsstokken. De bovenste steekt een stuk de hut in. Men noemt deze matasapai (de matapi-haak). Hieraan hangt de met kassave-pulp gevulde matapi. Onderaan steekt men een lange stok (apone) door het gat en klemt deze onder de laagste dwarsstok, zodat daar een scharnierpunt ontstaat. Door aan het andere uiteinde van de apone kracht naar beneden uit te oefenen (liefst door erop te gaan zitten), wordt de matapi in de lengte uitgerekt en daardoor dunner van doorsnede. Hierdoor raakt de pulp samengedrukt. Het giftige vocht (kasiripo) komt door het vlechtwerk naar buiten en sijpelt langs de slurf in een eronder geplaatste kom. De kassave is nu samengeperst in droge cylindervormige blokken (kierepu), die men zolang in de kassaveboot bewaart. Later slaan de vrouwen die in een stampkom (mata) met een zware stamper (akotano) tot poeder (kiere unapo). Dit poeder schudden zij vervolgens eerst door een grove en dan door een fijne zeef (manari), waarna een fijn meel (kiere sunae) overblijft. Dit strooit men, zonder enige verdere toevoeging, op een hete bakplaat (tuma). Deze, 60 centimeter in doorsnede, ligt laag bij de grond op enkele grote stenen, vlak boven een op houtspanen gestookt vuur. In een kwartier bakt het meel hier aan tot de uiteindelijke harde pannekoekvormige broden | ||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||
(arepa). Alvorens deze te eten leggen Karib huisvrouwen hun broden nog te drogen in de zon. Een veel gebruikte plaats hiervoor is de onderste rand van het dak, maar ook leggen zij de broden vaak op de al eerder genoemd sura voor huishoudelijke spulletjes naast het huis. Na een half uurtje zijn de broden goed uitgedroogd en kunnen ze worden opgeslagen tot consumptie. Behalve stapelvoedsel (heel lekker met Mme Janettes en zout!) vormen de broden de basis voor kasiri; de fermentatiedrank die bij feesten genuttigd wordt. Hiertoe worden zij gedrenkt en gesopt in een grote hoeveelheid water. Hier voegt men enkele smaakmakers en gisting-bevorderende ingrediënten aan toe. Na een dag is de drank op de goede sterkte om gedronken te worden. De kassaveboot staat normaliter langs de lange zijde van de hut bij een van de twee uiteinden. Stampkom, schalen, de matapi-standaard en de kookplaat staan in de buurt ervan. Aan deze kant van de hut zullen zich zelden mannen bevinden. De sociale ruimte der geslachten is bij de Karib duidelijk gescheiden. Zelden zal men mannen en vrouwen gemengd in een ruimte aantreffen. In de Auhto bevinden vrouwen zich bij voorkeur in de buurt van de kassaveboot en vuurplaat. Mannen, zeker in gezelschap van | ||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||
elkaar, zijn het liefst aan de andere kant van de hut. Als zij gereedschappen of werktuigen in de auhto bewaren, zullen ze die bij voorkeur daar opbergen. | ||||||||||
De tafelOpvallend genoeg kent het Kalihna geen woord voor tafel. Het is blijkbaar een tamelijk recent geïntroduceerd element in Karib huishoudens. De meeste huishoudelijke werkzaamheden worden dan ook op de vloer uitgevoerd. Een tafel zou hierbij vaak behoorlijk onpraktisch zijn omdat men vaak handen en voeten gebruikt. Bij het vlechten bijvoorbeeld, zit men op een laag bankje (apone) van nog geen 15 centimeter hoog. De te gebruiken strengen legt men kruislings voor zich op de grond. Men houdt ze dan met beide voeten links en rechts vast, zodat ze niet verschuiven wanneer men ze met de handen onder en boven elkaar steekt. Zou een Karib dit op tafel willen doen, dan zou hij (want vlechten is een mannenaangelegenheid) op tafel moeten gaan zitten! Ook vrouwelijke arbeid speelt zich grotendeels op de vloer af. Zowel het stampen en zeven als het bakken gebeurt op de grond, waarbij de laatste twee handelingen gehurkt gebeuren. Alleen het raspen gebeurt op buikhoogte, maar dat is nog altijd lager dan slaaphoogte (zie volgende paragraaf)Ga naar eindnoot7. Weven, bijvoorbeeld, doen de vrouwen in hurkzit tussen twee stokken die vertikaal in de grond zijn gezet. Kostbare, of kwetsbare goederen (elektrische apparatuur, foto-albums) worden wel eens op tafel gezet. Bij gelegenheid van een feest gebruikt men de tafel om spoelwater op te zetten, zodat de honden er niet van drinken. Tafels worden ook gebruikt om een gesprek een formeel karakter te geven: Als men aan tafel gaat zitten is dat een speciale gebeurtenis. Over het algemeen staat de tafel van een Karib-huishouden, met de bijbehorende stoelen, aan de mannelijke kant van de hut. | ||||||||||
De suraban.Over de dwarsbalken (suraban) in de hut liggen hier en daar, in de lengterichting, lange planken. Meestal liggen er een paar naast elkaar, zodat een soort vlondertje (suraGa naar eindnoot8) ontstaat. Men duidt dit gedeelte van het huis in het Kalihna aan met ireputy ondary, hetgeen de ruimte onder de nok betekent. Hier bergt men alle zaken op die tegen kinderen, beesten, wind en water moeten worden beschermd. Dit kunnen huishoudelijke spullen zijn als kleding, manden en zeven, maar grotendeels betreft het hier werktuigen: bijl, vijl, houwer, eventueel hamer, zaag, schaar en mes, hengels en netten. Opvallend daarbij is dat dit merendeels mannelijke attributen zijn. De voornaamste vrouwelijke werktuigen worden lager in de hut bewaard. Enerzijds omdat die spullen minder kwets- of kostbaar zijn, anderzijds omdat een groot deel van de vrouwelijke werkzaamheden zich | ||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||
in en om de hut afspelen. Hun werktuigen staan dus klaar voor gebruik. De mannelijke attributen daarentegen worden voornamelijk buitenshuis gebruikt. In de auhto liggen zij opgeslagen. De suraban worden ook gebruikt voor de bevestiging van hangmatten. De Karib kennen hangmatten (nimoku) in allerlei maten en vormen en van vele verschillende materialen. De nimoku is een van de belangrijkste bezittingen van een volwassen Karib. Een goed geweven hangmat gaat levenslang mee. Traditioneel draagt de jonge vrouw van een nieuw koppel zorg voor de fabricage hiervan. Zij wordt hier vanaf haar initiatie tot vrouw, na haar eerste menstruatie, op voorbereid: Een vrouw moet kassave-brood kunnen bakken en katoen kunnen spinnen. De meeste gezinnen beschikken over een aparte gesloten slaaphut waar de nimoku voor de nacht hangen. Wanneer echter een van de kinderen het bed (de mat) gaat delen met een vaste levenspartner, dan is het normaal dat deze in de auhto gaan slapen. Ook wanneer er gasten zijn, of teveel kinderen voor in de sura, wordt de auhto als slaaphut gebruikt. De nimoku worden dan meestal tussen twee suraban gehangen. Voor de nacht worden zij tamelijk strak gespannen om rustiger te liggen. De hangmat komt dientengevolge op anderhalve meter boven de grond te hangen. Men slaapt dus hoog in de hut, vrij van zand- en hondevlooien, uit de wind. Een Karib staat niet op uit bed, zoals wij, hij of zij daalt neer. Overdag worden nimoku gebruikt als gemakkelijke stoel. Hiertoe worden ze slap opgehangen aan lange koorden, vlak boven de grond. Op deze manier doen zij dienst als het Karib-fauteuil. Vooral gedurende de heetste uren van de dag, uitrustend van de ochtendarbeid in de frisse beschutting van het pina-dak, doen de Karib graag een tukje in een lui opgehangen nimoku. Hierbij schommelen ze zichzelf (zij schommelen van links naar rechts en niet, zoals wij, van voot naar achter) door zich met een overhangend lichaamsdeel zachtjes af te zetten tegen een willekeurig weerstand biedend voorwerp. | ||||||||||
AfsluitingWe hebben gezien dat de auhto zowel in de lengterichting als in de hoogte duidelijk verdeeld is in verschillende sferen. De hut is longitudinaal verdeeld in een mannelijk en een vrouwelijk deel. Aan de ene kant vinden we vrouwelijke arbeidsmiddelen: kassaveboot, matapi, stampkom en vuurplaats. Aan mannelijke zijde vinden we mannelijke gereedschappen voor houtbewerking, jacht en visserij. Deze verdeling draagt (heel letterlijk) een geslachtelijk perspectief in zich: Vrouwen bezien de Auhto vanuit een andere hoek dan mannen. Hun voor-achter coördinatie zal dan ook het spiegelbeeld van elkaar zijn. Wat voor mannen de voorkant van de hut is (de korte zijde waarlangs zij de hut binnenkomen) is voor vrouwen de achterkant (zij komen aan de andere kant binnen). Altitudinaal is de hut verdeeld in een actief en een passief gedeelte. De | ||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||
bovenste helft van het huis staat in het teken van rust, de onderste helft in het teken van activiteit. Vrouwelijke arbeidsmiddelen bevinden zich in de onderste helft van de hut, mannelijke in de bovenste. De mannelijke arbeidsmiddelen zijn dan ook hoofdzakelijk bedoeld voor gebruik buiten de hut. Wanneer zij zich in de auhto bevinden, dan zijn zij opgeslagen tot later tijdstip. De vrouwelijke werktuigen, daarentegen, staan gebruiksklaar en dus: onderin de hut. Combineren we deze twee verdelingen dan komen we tot de lengtedoorsnede van een auhto zoals op de afbeelding staat aangegeven. In Outline of a Theory of Practice (1977) noemt Pierre Bourdieu het ‘sociaal geïnformeerde lichaam’ als drager van een bepaalde levenswijze (habitus). Hij beschouwt het lichaam, met haar geometrische coördinaten (voor-achter, links-rechts, boven-onder), als eerste middel voor de omgang van de mens met zijn omgeving. De mens ordent zijn (haar) omgeving in zijn omgang ermee. In de praktische handelingen raakt het lichaam doortrokken van de orde die heerst in de sociale ruimte waarin het zich beweegt. Een orde die op zichzelf weer teweeg wordt gebracht door het handelen van de mens. Dit is een prachtige wisselwerking (dialectiek) tussen betekenaar en betekende: De mens vormt zijn omgeving naar zijn lichaam (hij zet bijvoorbeeld alles binnen handbereik) en het lichaam vormt zich op haar beurt naar de omgeving (men krijgt zitvlees en rugklachten). Specifieke levenswijzen (habitem, culturen, ‘lijfstijlen’) hebben zo hun eigen omgangsvormen met de omgeving. Bourdieu stelt dat een analyse | ||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||
van symbolisch handelen altijd gepaard moet gaan met de bestudering van de praktische ordening van tijd en ruimte. Het is in de dagelijkse gang van zaken dat mensen, als maatschappelijk subject, doordrongen raken met schema's op basis waarvan zij orde aanbrengen in hun waarnemen en handelen. ...technical or ritual practices are determined by the material conditions of existence (...) as treated in practice by agents endowed with schemes of perception of a determinate sort, which are themselves determined, negatively at least, by the material conditions of existenceGa naar eindnoot9 (Bourdieu 1977: 116). In dit artikel was te zien dat de praktische ruimtelijke indeling van de Karib auhto een horizontale indeling naar geslacht kent (man-vrouw) en een vertikale naar toestand (actief-passief). Dit zou van dienst kunnen zijn bij de analyse van symbolische ordeningen en daarmee samenhangende rituele praktijken van de Karib. De Karib zeggen bijvoorbeeld dat de zon van onder naar boven gaat. Het oosten (undy) is de onderkant van de hemel, het Westen (aretyry) de bovenkant. Dit is volledig in overeenstemming met de hoog-laag verdeling die wij voor de auhto hebben gezien. Activiteit (de dag) speelt zich laag bij de grond af, rust (de nacht) hoog. Evenzo is het begrijpelijk dat de pyjai-man (de sjamaan) bij het opwekken van zijn hulpgeesten, de maraka niet voor zich schudt, maar boven zich. Daar immers rusten de geesten. Meisjes worden bij hun initiatie tot vrouw met hun hoofd en handen omlaag geduwd in een grote aardewerken pot (prapi) met op de bodem grote zwarte juku-mieren die hen leren bedrijvig te zijn. Zo zijn er nog vele voorbeelden te noemen. Dat krijgt echter pas werkelijk zin wanneer de hoog-laag, en voor-achter indelingen in een gedegen verband worden geplaatst met andere roosters van betekenisgeving. Want natuurlijk zijn er veel meer opposities dan alleen deze werkzaam in complexe, symbolische ordeningen, bijvoorbeeld kleuronderscheidingen en tijdsindelingen. Deze moeten in de eerste plaats worden bestudeerd als onderdeel van de praktische omgang van de Karib met hun omgeving om daarbinnen hun waarde en onderlinge betekenis-verhouding te leren kennen. In dit artikel heb ik slechts een eerste, voorzichtige, poging willen doen om de zin te laten zien van een dergelijke materiële semiotiek. Tegelijkertijd heb ik geprobeerd een inkijkje te geven in de dagelijkse gang van zaken in een Karib-leefgemeenschap en vooral in het voor de Karib zo belangrijke huishoudelijk leven en de plaats die het huis daarin heeft. | ||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||
Literatuur
|
|