| |
| |
| |
Orale traditie bij de Bosneger
André R.M. Pakosie
De Bosnegers vormen een volk dat geen schrijfcultuur heeft. Hun kennisoverdracht vindt mondeling plaats. Hun archieven bevinden zich in menselijke geheugens. Deze mensen doen al het mogelijke om goed te kunnen onthouden. Sommigen prepareren en gebruiken obiya ter verruiming van hun geheugen. Dat moet hen in staat stellen veel meer dan normaal van wat aan hen doorgegeven wordt, te onthouden, te bewaren om het in de juiste vorm weer te kunnen overdragen.
| |
Indeling van de orale traditie
De orale tradities van de bosnegers kunnen in de volgende categorieën worden ingedeeld (mamapikin, bee en lo zijn matrilineaire verwantschapsgroepen, die in de volgende paragraaf worden besproken):
1. | BAKA-KONI: alles aan bijzondere kennis die elke persoon of bee heeft en voor zichzelf en de zijnen reserveert en waar slechts daar waar nodig is, een beroep op gedaan wordt; |
2. | GAAN MAMA SANI: van de voorouders geërfde materiële en immateriële goederen. Hieronder vallen o.a. de goonpesi (de plaatsen die een lo, een bee of mamapikin ter beschikking heeft om kostgronden aan te leggen); de sonbo (visgaten); de obiya's en deesi (de kennis over de respectieve goden en over de kruiden en genezingsmethoden); en de kunu's (de vloeken die op de respectieve bee's rusten); |
3. | FOSITEN TOLI of GAANSAMA TOLI: de geschiedenis van de mamapikin, de bee, de lo of de stam; |
4. | MATO of ANAINSI TOLI of KONTU: sprookjes, Anainsi verhalen, waarbij een levensstijl in verhalen wordt overgedragen met aan het eind een antwoord op het waarom iets wel of niet gedaan mag worden. In de Anainsi verhalen schuilt dus een stukje opvoeding van het kind; |
5. | KIYA: opvoeding en vorming; |
6. | LELI: (leren). |
De overleveringen spelen zich op twee niveau's af: de overleveringen die matrilineair gebonden zijn en die welke niet matrilineair gebonden zijn. Tot de overleveringen die matrilineair gebonden zijn is het voor een bosneger die niet tot die ene matrilineaire groep behoort, moeilijk om toegang te krijgen. Aan een niet-Bosneger wordt helemaal geen toegang verschaft. Slechts in voor de archiefdrager zeer bijzondere gevallen kan de ene matrilineaire groep toegang verschaffen aan een bosneger die niet tot die groep behoort. In andere gevallen wordt een bosneger alleen toegelaten tot wat je zou kunnen noemen: Inleiding in de matrilineair gebonden tradities van een andere bee, mamapikin of lo. En ook alleen tot deze ‘inleiding’ hebben de bosnegers ‘vreemde’ onderzoekers toegang verschaft. Deze keren daarna naar huis terug met een blij gevoel, denkend dat de volle bagage aan informatie die zij bij zich hebben, de ‘ini bere’, de kernen van hun onderzoeksobject bevat.
| |
| |
| |
| |
Maar ik kan u zeggen dat een van de overleveringen die van ouders op kinderen worden overgedragen, het verhaal is van de listigheid waarmee ‘bakaa’ onze voorouders in hun slavenschepen wisten te krijgen, die hen voor eeuwig wegvoerden van hun land en hun families. Ook de rol die de creolen hebben gespeeld bij de achtervolgingen van de weggevluchte broeders en zusters behoort tot de orale overleveringen bij de Bosnegers. ‘Yu a mu fiya bakaa’ (vertrouw de bakaa niet) en ‘Bakaa na kau kaka, a gaandi a doo a lala a ini’ (de bakaa is te vergelijken met de drek van een koe, hij is droog van buiten en vers van binnen), zijn de voortdurende waarschuwingen die ouderen aan de jongeren geven. (‘Bakaa’ is de naam van bosnegers voor ‘vreemdelingen’. Alleen de indianen zijn voor hen geen ‘vreemden’; al eeuwen delen zij met hen vreedzaam het binnenland.)
De bosnegers beschouwen de matrilineair gebonden tradities als de ziel van de matrilineaire groepen. Het overdragen van de kern ervan aan ‘vreemden’ is hetzelfde als het overgeven van de ziel van een mamapikin, bee of lo in handen van de vreemden. Het is de ziel die de sterke en zwakke kant van een mens bepaalt. Als iemand de ziel van een ander in handen heeft, kan hij met die ander van alles doen. Dit is de filosofie die schuilt achter de gedragsregel dat de Bosnegers de kern van de matrilineair gebonden tradities niet prijs geven, niet in handen van andere stellen. Deze is voorbehouden aan de leden van de matrilineaire groep die daarvoor in aanmerking komen.
Vreemden (onderzoekers, antropologen) kwamen met allerlei methoden om de bosnegers zover te krijgen hun toegang te verschaffen tot de kern van de erfenis, tot hun geheimen. Stel eens dat zij zouden zijn toegelaten, dan zouden het geen geheimen meer zijn. Want wanneer deze mensen (enkele goede onderzoekers uitgezonderd) terug zijn in hun land, dan leggen ze alle ethische normen terzijde en publiceren maar raak alles wat hun was toevertrouwd, ook al zou hun (bij wijze van proef) gezegd zijn dat delen van de informatie geheimen waren. De geheimen zouden niet langer meer geheimen zijn. De matrilineaire groepen zouden zonder ‘ziel’ komen te staan. Daarom geeft de Bosneger zijn matrilineair gebonden overleveringen nooit prijs, hij verkoopt zijn ziel niet.
| |
Maatschappelijk bestel van de bosnegersamenleving
Het maatschappelijk bestel van de bosnegersamenlevingen is matriarchaal. Er heerst een rechtstoestand waarbij kinderen in de vrouwelijke lijn berekend worden en erven. De verwantschapsgroepen zijn:
1. | MAMAPIKIN.
De mamapikin wordt gevormd door personen die een gemeenschappelijke oma (van moederszijde) hebben (zie tekening). |
2. | BEE.
De bee wordt gevormd door personen of meerdere mamapikin die een gemeenschappelijke Gaan Mama fu bee (stammoeder van de familie) hebben (zie tekening). De bee wordt vernoemd naar de Gaan Mama van welke deze mensen afstammen, bijvoorbeeld de Afo AKUBA-bee, een bee in de Pinasilo. Soms wordt de bee ook aangeduid met de naam van een zoon of broer of andere mannelijke verwant van de stammoeder, die een leidende rol heeft vervuld tijdens of na de Lowe-ten (de vlucht naar de bossen), bijvoorbeeld de Gaanda SAIKUMA-bee, een andere aanduiding van de Afo AKUBA-bee. En het kwam ook voor dat sommige van de stammoeders die onder eenzelfde lo terecht kwamen, (vroeger) toch wel op een of andere manier matrilineaire verwantschapsbetrekkingen met elkaar hadden; hetzij dat zij in Afrika tot eenzelfde stam hadden behoord, hetzij dat ze zelfs zusters van elkaar
|
| |
| |
| waren, bijvoorbeeld Afo Dido, Afo Paansa en Afo Gainsa Konfo, alle drie stammoeders in de Pinasi-lo. Hoewel personen die afstammen van elk van deze stammoeders zich zullen aanduiden met de naam van de respectieve stammoeder, zullen zij, wanneer ze zich als geheel willen aanduiden, ook identificeren met de naam van de mannelijke persoon, behorende tot de gemeenschappelijke Afrikaanse matrilineaire verwanten, die een leidende rol had vervuld, bijvoorbeeld Gaanda AGIDI KADETI-bee. De aanduiding ‘Agidi Kadeti-bee’ omsluit hier de nakomelingen van deze drie stammoeders samen. Ofschoon de bee's geen namen hebben gekregen waaruit kan blijken tot welke deze bee's of Gaan Mama in Afrika hebben behoord, is deze formatie toch het meest informatie-biedende bij het traceren van de matrilineaire verwantschapsbetrekkingen van groepen met als land van herkomst Afrika. |
3. | LO.
De lo bestaat uit een aantal bee's, die samen een sociale eenheid vormen. De formatie van de lo heeft zoveel mogelijk plaatsgevonden op grond van afkomst uit eenzelfde plantage of van verschillende plantages die aan dezelfde eigenaar toebehoorden. Ook slaven van eigenaars die op een of andere manier een sociale band hadden, werden in de lo opgenoinen. Als hoofd van een lo trad op die leider van een bee die de meeste leiderschapskwaliteiten bezat. Deze leiders, die vroeger Opusii of Adawon werden genoemd, heten vanaf de tijd dat de stammenformatie een feit werd, Kabiten. De Aukaners bijvoorbeeld bestaan uit veertien lo's. Dat betekent dat, vóórdat de stamformatie een feit werd, er veertien gelijkwaardige hoofden waren. Later, toen de groepen een eenheid hadden gevormd, zich georganiseerd hadden in een NASI (natie), zoals zij zelf de stammen noemen, hebben ze afgesproken dat een van de lo edeman (lo-leiders) de primus inter pares wordt, leider van de gehele nasi, de stam. Aan deze leider van de stam werden onder andere de titels gegeven van BENPENI MAUNSU (hij die alle lasten draagt, de allerhoogste priester), KUSU-MANPA (hij die alle oplossinqen in zich draagt), KONDEE-MASAA (heerser van het stamgebied) en GAANMAN (de allergrootste). |
4. | NASI.
De nasi wordt gevormd door een aantal lo's die besloten hebben als een eenheid op te treden. Een nasi wordt geleid door een Gaanman. De Gaanman wordt bijgestaan door de Kabiten's, de andere leiders van de verschillende lo's waaruit de stam bestaat. De kabiten's worden geassisteerd door de basiya's. |
De functie van basiya kan ook bekleed worden door vrouwen. Het is echter de enige bestuurlijke functie in de bosnegersamenlevingen die ook door vrouwen bekleed kan worden. Ofschoon in de matriarchale samenleving de vrouw uit de matrilineaire lijn een overheersende rol heeft, is het bij de Bosnegers toch de man uit de matrilineaire lijn die de bee beheerst: ‘Na uman e meke a bee, ma na mannengee e taki fu bee’ luidt een bosnegergezegde, hetgeen betekent: het zijn de vrouwen die de bee stichten, maar het zijn de mannen die de bee beheersen.
| |
Erfopvolging en overdracht van kennis
De broer van de moeder is de meest aangewezen persoon aan wie het gezag toekomt. Hij is de vader ‘de jure’ van de kinderen van zijn zuster en staat boven de vader ‘de facto’. De erfopvolging gaat van hem over op een der kinderen van het mannelijke geslacht van de zuster. De vrouwelijke kinderen erven van de moeder zelf.
Een groot deel van de kiya (de vorming) van het mannelijk kind wordt overgelaten aan de vader ‘de facto’. Die van het vrouwelijk kind berust bij
| |
| |
de moeder, de zuster van de moeder en eventueel ook de zuster van de vader. De oom, de vader ‘de jure’, draagt zorg voor de overdracht aan zijn ‘zoon’ van de kennis die voornamelijk matrilineair gebonden is.
Zowel de erfopvolging als de overdracht gaan niet vanzelfsprekend over op de oudste zoon. Vanaf het opgroeien van de kinderen worden ze geobserveerd door de vader ‘de jure’. Daarbij wordt gelet op de kwaliteiten die nodig zijn om de mamapikin, de bee of de lo te leiden als het gaat om bestuurlijke functies; en hoe goed het kind kan onthouden wanneer het gaat om het overdragen van matrilineair gebonden overleveringen. Het kind wordt besef van de plicht tot geheimhouding bijgebracht. Een zoon die beide kwaliteiten heeft, komt in aanmerking voor zowel de erfopvolging als voor de overleveringen. Als beide kwaliteiten niet in één zoon zijn verenigd, gaat de opvolging over op degene die de leiderschapskwaliteiten heeft, terwijl de overleveringen voor het grootste deel overgaan op degene die die kwaliteit bezit. Hij op wie de overleveringen zijn overgegaan zal zijn broer in het uitoefenen van zijn bestuurlijke functie moeten bijstaan in de gevallen waar de overleveringen van pas komen. Maar in gevallen waar het om slechts één zoon gaat, gaan beide waardigheden over op hem. Als hij niet over de kwaliteiten beschikt, zullen de belangrijkste geheimen van de familie zeer summier toch aan hem worden overgsdragen: ‘Bika a sani fu a bee a mu go a baakoto’ (de waardigheid van de bee mag niet in rook opgaan). In dat gevat zal een vrouwelijk archiefdragend lid van de bee een belangrijke rol gaan spelen. Zij zal functioneren als actief-archief totdat weer een geschikte manspersoon hiervoor in de bee voorkomt.
Overleveringen die niet matrilineair gebonden zijn, vinden plaats in de omgang met mensen buiten de groep. ‘Waka na si’ en ‘Leli na sabi’ (reizen is zien en leren is kennis) zijn stellingen die in de bosnegersamenleving geponeerd worden. Je moet je tussen de mensen bewegen, uit de mamapikin, bee en lo en stamgebied gaan om veel te zien, van anderen te leren en zo meet te weten te komen, de horizon te verbreden. Wie vaak de Booko de's bezoekt, ziet hoe dat proces zich voltrekt en leert op die manier ook de liederen, de drumsritmen en de dansen. Als kinderen met elkaar spelen, leren ze ook dingen van elkaar; er vindt in het spelen van kinderen overdracht plaats. Bij overleveringen die niet matrilineair gebonden zijn, wordt niet op andere kwaliteiten gelet dan op getoonde belangstelling.
Bij matrilineair gebonden overleveringen kan bij hoge uitzondering de ene matrilineaire groep toegang verschaffen aan een bosneger behorende tot een andere matrilineaire groep. Ik moet erbij zeggen dat het bij deze hoge uitzondering vaak om een puur gelukstoeval gaat. De archiefdrager van een mamapikin, bee of lo ziet iets van bijzondere waarde in iemand van een matrilineaire groep; of hij besluit, als waardering voor een bijzondere dienst die de andere aan de familie bewezen heeft, iets bijzonders van zijn groep aan zo iemand toe te vertrouwen. Echter zal dat nooit plaats vinden zonder vooraf toestemming te hebben verkregen van de andere bevoegde personen van zijn eigen matrilineaire groep. Want het gaat om erfgoed van de mamapikin, bee of lo.
Alvorens het aan die ander wordt toevertrouwd, zullen hem enkele voorwaarden worden voorgehouden. Een van de meest voorkomende voorwaarden is dat ‘de overlevering’ een familiebezit is en dat elk lid van de familie uit welke generatie ook dat erom zou vragen, die moeiteloos terug moet krijgen. Daarom zal bij de hele familie bekend zijn wat van het familiebezit toevertrouwd is aan wie van een andere mamapikin of bee of lo. En degene van de andere mamapikin, bee of lo aan wie het overgedragen is, zal zijn groep ook inlichten dat het verkregene eigendom is van die en die mamapikin, bee of lo. Dit gaat binnen deze twee mamapikin, bee of lo van vaders over op zoons. Dit heeft tot gevolg dat bij het terugvorderen van de ene matrilineaire groep op de andere geen problemen ontstaan.
| |
| |
In elke lo heb je specialisten op het niveau van mamapikin, bee of lo. Specialisten op stamniveau zijn er niet veel. Bij de Aukaners zijn er in de regel negen, uit elke lo-groep één. Een lo-groep bestaat uit lo's die met elkaar binding hebben, hetzij op sociale, hetzij op religieuze basis. Deze specialisten op stamniveau zijn vaak onopvallende personen binnen de lo-groepen. Hun aantal is vooral de laatste twintig jaar sterk afgenomen. De kennis van de ene specialist kan op een hoger niveau staan dan die van een andere. Het is afhankelijk van hoe acceptabel de kandidaat-specialist is voor een andere lo en ook hoe veel hij weet en het hem toegestaan is zich te verdiepen in aangelegenheden van de andere lo's.
| |
Hoe vindt de overdracht van de matrilineair gebonden overleveringen plaats?
De vader ‘de jure’, de broer van de zuster dus, nodigt nadat hij de kwaliteiten van zijn ‘zoon’ heeft bepaald, deze van tijd tot tijd uit ‘fu naki en doo a musude’ (om heel vroeg in de ochtend aan zijn deur te kloppen). Dat gebeurt ongeveer drie uur in de ochtend. Het hele dorp is nog in slaap. Zo'n belangrijk iemand heeft meestal twee huizen in het dorp, of zijn huis beschikt over een masanga (een achterkamer) waar hij geheime besprekingen houdt. Bij het maken van de afspraak geeft hij de ‘zoon’ aan bij welke van de hutten hij die ochtend moet aankloppen.
Om te voorkomen dat ‘anderen’ de zoon gaan achtervolgen en dan de geheimen stiekem afluisteren, moet de zoon, alvorens bij de oom te gaan aankloppen, iets doen om de eventuele achtervolgers op een dwaalspoor te brengen. Hij moet bijvoorbeeld van zijn hut niet rechtstreeks naar de met de oom afgesproken hut lopen, maar eerst naar de aanlegplaats, daar een korjaal pakken en zogenaamd wegvaren.
Als de zoon daarna aanklopt, is de ‘vader’ al wakker. Hij doet de deur open en schudt de zoon de hand met de opmerking: ‘Yu na bunbun sama biya, i kon na a leti yuu eke fa u be taki.’ (je bent een goed opgevoede jongen, je bent op de juiste afgesproken tijd gekomen), als de zoon inderdaad precies op de afgesproken tijd heeft aangeklopt. Of hij zegt tegen de zoon nadat hij de deur heeft opengedaan: ‘Biya i a doo peesi ete, na a yuu u be taki?’ (jongen, je bent er nog niet rijp voor, was dit de afgesproken tijd?). De tijd bepalen ze met Fosi kaka (de eerste keer dat de haan kraait, ongeveer drie uur in de ochtend) of Tu boo kaka (de tweede keer dat de haan kraait, ongeveer vier uur in de ochtend) of Tyuwi-tyuwi (het ochtendgloren, ongeveer zes uur in de ochtend).
Als het doorgaat, zet de vader de pot met kalu-kofi (koffie van gebrande mais) op het vuur in de boli-oso, de kookhut. Zij zelf trekken zich terug in de slaaphut. Een kokolampu (olielamp) staat half uitgedoofd tussen de poten van een zitbank, zodat eventuele gluurders niet kunnen uitmaken wat er gaande is. Fluisterend en onder het genot van de kalu-kofi vertelt de ‘vader’ de verhalen aan zijn zoon.
Zo tegen vijf uur, half zes, de tijd dat de andere dorpsbewoners beginnen op te staan uit hun hangmatten, haalt de vader bijvoorbeeld twee half gevlochten bakisi (mandjes) tevoorschijn en geeft er één aan de zoon om te helpen vlechten. De verhalen die hij dan verder vertelt, zijn gewone verhalen, niet matrilineair gebonden. Dit alles is een afleidingsmanoeuvre om elk vermoeden van de andere dorpsbewoners weg te nemen. Want als er enige vermoedens bestaan van wat er gaande is, zouden er mensen kunnen zijn die er werk van gaan maken om bij een volgende keer af te luisteren. En dat moet voorkomen worden.
Na ongeveer een maand komt er weer een afspraak voor een nieuw
| |
| |
onderwerp.
Om te controleren of de zoon de overdracht goed opneemt, nodigt de vader hem na verloop van tijd uit om bijvoorbeeld met hem op jacht te gaan. De werkelijke reden is om zijn zoon te overhoren, te testen wat hij onthouden heeft. Onderweg naar het jachtgebied vraagt de vader aan de zoon hem het verhaal over ... (geeft een onderwerp op) te vertellen. Als de zoon dit feilloos heeft gedaan, is de vader zo blij dat hij de zoon direkt weer over een nieuw onderwerp vertelt. De vader neemt van tijd tot tijd zijn zoon mee naar kuutu's (vergaderingen) en naar discussies, bij wijze van stage lopen. Dit is een teken dat de zoon ver gevorderd is.
Daarna begint de periode waar de zoon niet meer als toehoorder met de vader meegaat, maar in de plaats van de vader gaat, dus de vader vertegenwoordigt op vergaderingen of discussies waarbij de kennis van de overleveringen toegepast wordt.
De vader begint dan stilletjes zich terug te trekken en de zoon naar voren te schuiven. Als er iets in het dorp is waarover op grond van kennis van de overleveringen een uitspraak moet worden gedaan, verwijst de vader naar zijn zoon.
Deze zoon is later ook vader ‘de jure’ en moet dan hetzelfde doen. De oom die in hem een waardige zoon zag en de geheimen aan hem heeft overgedragen, is blij want hij is verzekerd dat de erfenis van de familie in goede handen is. Deze zorg berust nu bij deze zoon. Zal het hem ook lukken een geschikte zoon te vinden? Want het is niet alleen dat de waardigheid van de familie niet in rook moet opgaan, maar vooral dat die overgaat op een waardige zoon.
Ik dank u.
André R.M. Pakosie (geboren te Diitabiki, 1955) heeft te Paramaribo de Academie voor Hogere Kunst en Cultuur gevolgd en is geschoold in de traditionele bosneger-geneeskunst. Hij is onder meer werkzaam geweest als Direkteur van het Nationaal Instituut ter Bestrijding van het Analfabetisme (NIBA) en op het Ministerie van Onderwijs, Wetenschappen en Cultuur, directoraat Cultuur afdeling Marowijne. Hij is werkzaam als Wintigeneeskundig therapeut en is voorts actief in een aantal culturele verenigingen, onder meer als voorzitter van de sociaal-culturele vereniging PINASI-LO. Sinds 1987 woonachtig in Nederland. 12 publikaties, waarvan een zestal in het Aukaans.
|
|