Orale traditie: een inleiding
Terry Agerkop
De term orale traditie wordt op verschillende manieren gebruikt. In de ruime benadering wordt deze term gebruikt om de schat van kennis van een volk aan te duiden, die mondeling wordt overgedragen van de ene generatie op de andere. Het gaat daarbij niet alleen om de verbale maar ook om de niet-verbale overdracht van de empirische (door ervaring opgedane) kennis die een bepaalde samenleving in de loop van haar geschiedenis heeft ontwikkeld. Het betreft een communicatieproces dat ten grondslag ligt aan alle aspecten van een gegeven cultuur. Het orale karakter duidt in dit verband op het feit dat er geen of minimaal gebruik gemaakt wordt van geschreven taal. In deze betekenis is de term orale traditie vooral van toepassing op overwegend schriftloze culturen. We moeten echter niet uit het oog verliezen dat ook in samenlevingen waarin het schrift een rol speelt (de zogenaamde ‘literate societies’), een groot deel van de algemene kennisoverdracht plaatsvindt zonder tussenkomst van de geschreven taal. (Zelfs in het bolwerk van schriftcultuur, de wetenschappelijke wereld, leren nieuwkomers het ‘vak’ niet zozeer uit de boeken, maar in de persoonlijke contacten met hun leermeesters.)
Een andere, minder ruime opvatting van orale traditie gaat uit van een type overdracht dat in sterk geritualiseerde vorm plaatsvindt. De aandacht gaat dan uit naar ‘artistieke’ vormen, zoals mythen, epische poëzie, proza, gezongen teksten, gebeden en andere, vaak met folklore aangeduide uitingen. Het meer specifieke begrip ‘orale literatuur’ (een term die in feite in tegenspraak met zichzelf is) geeft deze benadering weer.
Voorts wordt er door velen onder orale traditie verstaan de mondeling (dus niet op schrift gestelde) overgeleverde geschiedenis van een groep of volk. Hiervoor bestaat echter ook de term ‘oral history’.
Het lijkt mij voor een goede gang van zaken noodzakelijk om bij een studie van ‘orale traditie(s)’ duidelijk aan te geven, om welk begrip het in feite gaat.
Bij orale tradities hebben we te maken met een bestaande verworven culturele ‘documentatie’ die van geslacht tot geslacht wordt doorgegeven. Historische, politieke en sociale omstandigheden kunnen dit proces van overdracht beïnvloeden, waardoor er wijzigingen kunnen ontstaan.
Wat is de inhoud van deze ‘documentatie’? Hoe is zij gestructureerd? En op welke wijze vindt haar overdracht plaats?
De studie van orale tradities zou voor het beantwoorden van deze vragen niet alleen gericht moeten zijn op de inhoud en de structuur van het bestaande kennisrepertoire, maar vooral ook op de overdrachtsvormen, de rituele ‘performance’, via welke de overdracht plaatsvindt. Behalve het audiovisueel registreren van de expliciet uitgedrukte vormen (bijvoorbeeld van verhalen, liederen), is het belangrijk de rituele performance die met die vormen gepaard gaat, te bestuderen, teneinde de orale traditie als proces te leren kennen.