Woord vooraf
Dit nummer van OSO bevat de schriftelijke weergave van het IBS-colloquium van 27 mei 1989, dat gewijd was aan ORALE TRADITIES.
Daarmee is dit nummer in zekere zin in strijd met zichzelf. De dag was namelijk niet alleen gewijd aan ‘orale tradities’, maar was ook een ‘orale gebeurtenis’. Natuurlijk is elke lezingendag een mondeling gebeuren tussen sprekers en een luisterend publiek, maar door de aard van een aantal bijdragen was het colloquium zelf voor een deel een specimen van datgene waar het over ging: de kunst van het mondeling vertellen. Naast lezingen óver de orale tradities waren er ook bijdragen vanúit de tradities, waarin de inleiders niet vertelden wat zij door studie hadden ontdekt, maar wat zij uit eigen ervaring wisten.
De sfeer van deze dag vastleggen in een nummer van OSO is onmogelijk, hoe graag we dat als redactie ook gewild hadden. Het gelach van het gehoor en de spontane interacties tussen spreker en gehoor zult u zelf erbij moeten denken (voor wie er geweest is, is dat wellicht niet zo moeilijk, want het was wel een dag om te onthouden). De spreker over de orale tradities van de creoolse stadsbevolking, Otto Buyne, kon met recht tijdens zijn voordracht uitroepen: ‘Ik voel mij zelf zo'n beetje anansitori-verteller als ik u zo meemaak.’ Om toch iets van de sfeer van de dag te behouden, heeft de redactie besloten de aard van de voordrachten zoveel mogelijk intact te houden. Dat heeft tot gevolg dat de bijdragen in dit nummer nogal verschillend van karakter zijn. Zij variëren van ‘wetenschappelijk’ tot ‘anekdotisch’. Twee bijdragen in dit nummer zijn tot stand gekomen met behulp van bandopnamen; redacteurs van OSO hebben de inleidingen van de band af uitgeschreven en daarna voor publicatie bewerkt. In het geval van de bijdrage van Otto Buyne over de orale traditie van de stadscreolen hield deze bewerking een geringe verkorting in (er zijn een paar voorbeelden weggelaten), maar verder niet meer dan wat noodzakelijk is om een letterlijke mondelinge tekst leesbaar te maken. De voordracht van Rabin Baldewsingh over de orale traditie van de hindostaanse bevolkingsgroep ging voor een deel aan de hand van dia's en bevatte daarnaast een aantal liedfragmenten; daardoor leende hij zich helaas niet voor een dergelijke (ongeveer letterlijke) weergave. In plaats daarvan is er een samenvatting van zijn voordracht gemaakt. De redactie dankt Guillaume Pool voor het beschikbaar stellen van de bandopnamen en Jit Narain Baldewsingh voor de hulp bij het maken van de samenvatting van de inleiding van Rabin Baldewsingh.
Als illustratie van het onderwerp bevat dit nummer voorts een drietal verhalen van de Lokono (Arawakken), gekozen uit een tiental dat recentelijk is verzameld in het kader van een doctoraal-onderzoek culturele antropologie. Men kan deze zien als voorbeelden van het ruwe materiaal van de etnoloog, nog niet geanalyseerd of geïnterpreteerd. De verhalen vertonen raakvlakken met de mythen die Edmundo Magaña in zijn bijdrage bespreekt en in de context van de cultuur plaatst.
Naast de reeds genoemde bijdragen bestaat het thema-gedeelte uit bijdragen van André Pakosie, Hein Vruggink en Julius Samson over de orale tradities van respectievelijk de Bosnegers, de Javanen en de Joden in Suriname.