OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en Geschiedenis. Jaargang 4
(1985)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 191]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Creolen en Hindustanen over Nederlands, Sarnami en Sranan: een onderzoek in Paramaribo
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OpzetDe bedoeling was met cijfermatige gegevens betreffende een aantal taalsociologische verhoudingen voor de dag te kunnen komen. Te dien einde is met 61 volwassen Surinamers een 18 blz.-lange, gestructureerde vragenlijst doorgenomen. De enquête was mondeling: de enquêteurs lazen de vragen voor, en noteerden de antwoorden op het enquêteformulier. De enquêteurs waren Renata de Bies en Robert Getrouw, beiden Creolen: ze stelden zich voor als komende van de universiteit en spraken Surinaams-Nederlands - dat was bij gebrek aan tijd en aan mankracht de enig mogelijke, en ook wel de meest voor de hand liggende aanpak. In welke zin en in welke mate de antwoorden erdoor beïnvloed zijn, weten we niet (wie zich wil vergewissen van het mogelijke belang van de rol van de onderzoeker, leze bijv. Deprez en Persoons, 1984). De steekproef is op een willekeurige manier tot stand gekomen. Er is bij de selectie wel rekening gehouden met:
Allen waren tussen de 30en 50 jaar oud. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We gaan bij de bespreking niet in op de variabele sexe (van de spreker) omdat er geen grote verschillen mee gepaard gingen. Landaard en sociale status waren veel belangrijker. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Resultaten1. Welke van de drie talen - Hindostaans, Nederlands, Sranan - spreekt u, en in welke mate?Ga naar eind2.
Tabel 1. Mate waarin men zegt Hindostaans, Nederlands en Sranan te beheersen: 3 = perfekt, zeer goed; 2 = goed, goed noch slecht, slecht; 1 = zeer slecht, helemaal niet (zevenpuntsschaal gereduceerd tot driepuntsschaal). Percentages voor LC = lagere Creolen, HC = hogere Creolen, Cr = alle Creolen, LH = lagere Hindostanen, HH = hogere Hindostanen, Hind. = alle Hindostanen, La = lagergeplaatsten (Creolen + Hindostanen), Ho = hogergeplaatsten (idem).
Ten eerste, de Creolen kennen - inderdaad - geen Sarnami (tabel 1). Ten tweede, het aantal ‘middelmatige’ scores ligt opvallend hoog - bij de Creolen hadden we hogere scores verwacht voor het Sranan, bij de Hindostanen voor het Sarnami en bij de hogeren voor het Nederlands. Een eerste onderzoeksartefact? Ten derde, er is een duidelijk sociaal verschil, bij beide groepen: hoog beheerst het Nederlands beter dan laag, terwijl laag het Sranan beter beheerst, wat wèl met de realiteit overeen zal stemmen.
2. In welke taal/talen bent u thuis opgevoed?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 2. Taal/talen waarin men thuis opgevoed is. Het eerste cijfer in de trits staat voor de mate waarin men in het Hindostaans opgevoed is, het tweede voor de mate waarin men in het Nederlands opgevoed is, en het derde voor de mate waarin men in het Sranan opgevoed is: 3 = uitsluitend, overwegend; 2 = in gelijke mate; 1 = in mindere mate, niet (vijfpuntsschaal gereduceerd tot driepuntsschaal). Enkel de percentages voor vaker voorkomende combinaties zijn in de tabel opgenomen. Zie verder tabel 1.
Van de Creolen is niemand in het Sarnami opgevoed (tabel 2). Bij de hogere Creolen zegt 90% (!) in het Nederlands opgevoed te zijn; bij de lagere ligt dat cijfer 30% lager - wat ook nog hoog is. Ook bij de Hindostanen is er op dat punt een sociaal verschil. Meer vermeldenswaard lijken ons daar evenwel de vrij hoge Sarnami-scores die duidelijk hoger liggen dan de Sranan-scores bij de Creolen, een patroon dat nog terug zal komen. Hindostanen blijken minder in het Nederlands, en - nog minder - in het Sranan opgevoed te zijn dan Creolen. Hindostanen blijken ook vaker in meer dan één taal opgevoed te zijn. De etnische verschillen zijn dit keer de grootste.
Tabel 3. Taal/talen waarin men opgevoed is: percentages voor Creolen (resp. Hindostanen) opgegroeid in Paramaribo vs. Creolen (resp. Hindostanen) opgegroeid in de districten; zie verder tabellen 1 en 2.
In tabel 3 valt op dat van de Hindostanen die (o.m.) in het Sarnami opgevoed zijn, de meesten wel in de districten opgegroeid zijn (cf. Koefoed en May, 1980: 75-79).
3. Welke taal/talen spreekt u thuis met uw partner?
Tabel 4. Taal/talen die men thuis met zijn partner spreekt. Deze vraag was enkel van toepassing op de volgende aantallen: LC = 12, HC = 15, LH = 11, HH = 13, La = 23, Ho = 28. Zie verder tabellen 1 en 2. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nu zijn de sociale verschillen weer de grootste: terwijl de meeste hogeren thuis met hun partner Nederlands praten, gebruiken de meeste lageren dan de inheemse talen (Creolen: Sranan, Hindostanen: Sarnami + Sranan). Voor één keer noteren we meer Sranan bij de Creolen dan Sarnami bij de Hindostanen (tabel 4).
4. Welke taal/talen spreekt (sprak) u thuis met uw kinderen?
Tabel 5. Taal/talen die men thuis met de kinderen spreekt. Deze vraag was enkel van toepassing op LC = 13, HC = 12, LH = 12, HH = 12, La = 25, Ho = 24. Zie verder tabellen 1 en 2.
Het overwicht van het Nederlands is hier wel erg groot: álle hogere Creolen, 3/4 van de hogere Hindostanen en 3/4 van de lagere Creolen zeggen thuis met hun kinderen uitsluitend Nederlands te praten; enkel bij de lagere Hindostanen gaat het ‘slechts’ om 40%. Het is opvallend hoeveel lageren die het Nederlands kennelijk niet goed beheersen (cf. tabel 1), toch proberen hun kinderen in die taal op te voeden (zie ook Westmaas, 1983: 170-73). Vooral als taal van de opvoeding scoort het Sarnami hoger bij de Hindostanen dan het Sranan bij de Creolen (tabel 5).
5. Welke taal/talen spreken (spraken) uw kinderen thuis onder elkaar a. als u ook aan het gesprek deelneemt (deelnam), b. als u niet aan het gesprek deelneemt (deelnam)?
Tabel 6. Taal/talen die de ouders thuis met de kinderen spreken (O+K) (cf. tabel 5) vs. taal/talen die de kinderen thuis onder elkaar spreken als de ouders ook aan het gesprek deelnemen (K+K+O) vs. taal/talen die de kinderen thuis onder elkaar spreken als de ouders niet aan het gesprek deelnemen (K+K-O). Percentages. Zie verder tabellen 1 en 5. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Volgens de hogeren maakt het weinig uit of zij aan het gesprek deelnemen of niet: ook in hun áfwezigheid spreken hun kinderen vrijwel uitsluitend (hoofdzakelijk) Nederlands onder elkaar. Bij de lageren is dat niet zo - daar geven sommigen alvast toe dat de jongeren graag Sranan onder elkaar praten (tabel 6).
6. Welke taal/talen spreekt u met a. uw Creoolse vrienden, b. uw Creoolse vriendinnen, c. uw Hindostaanse vrienden, d. uw Hindostaanse vriendinnen?
Tabel 7. Taal/talen die men spreekt met Creoolse en Hindostaanse vrienden en vriendinnen. Eerste deel: lagere Creolen met Creoolse vrienden (CO), Creoolse vriendinnen (CO), Hindostaanse vrienden (CO), Hindostaanse vriendinnen (HO), enz. Tweede deel: Creolen met vrienden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(Creoolse + Hindostaanse), met vriendinnen (Creoolse + Hindostaanse), met Creolen (vrienden + vriendinnen), met Hindostanen (vrienden + vriendinnen). Vraag a. was niet van toepassing op 2 Hindostanen. vraag c. op 7 Creolen en vraag d. eveneens op 7 Creolen. Percentages. Zie verder tabellen 1 en 2.
Er is nauwelijks sprake van sexe-specifieke taalkeuze. Met vrouwen wordt wel iets meer Nederlands gebruikt, maar de verschillen zijn klein. Lagere Creolen gebruiken zowel met vrienden als vriendinnen haast uitsluitend Sranan, hogere Creolen gebruiken vooral Nederlands maar ook wel wat Sranan, bij de Hindostanen speelt naast de sociale status van de spreker ook het etnische lidmaatschap van de toegesprokene een belangrijke rol in die zin dat zij uiteraard enkel met Hindostaanse vrienden en vriendinnen eventueel ook Sarnami spreken waardoor ze in die situaties dan minder Nederlands en minder Sranan gebruiken dan de Creolen (tabel 7). De Creolen gebruiken dus ook hier meer Sranan dan de Hindostanen, maar - wat voor velen wel een verrassing zal zijn - ze gebruiken meer Sranan met hun Hindostaanse dan met hun Creoolse vrienden en vriendinnen (met deze laatsten spreken ze meer Nederlands!). Gelijksoortige resultaten krijgen we ook bij de volgende vragen; ze zijn kennelijk relevant. Ook niet onbelangrijk, daarnaast, is dat niet minder dan zeven Creolen zeiden dat ze geen Hindostaanse vrienden of vriendinnen hadden, terwijl slechts twee Hindostanen zich in dezelfde zin uitlieten m.b.t. de Creolen. Het komt ons voor dat we dit gegeven in de eerste plaats op de geslotenheid van de Hindostaanse cultuur terug moeten voeren, eerder dan op een gebrek aan belangstelling van de kant van de Creolen (het blijken vooral de lagere Creolen te zijn die geen toegang tot de Hindostaanse wereld krijgen).
7. Welke taal/talen spreekt u met a. een lagergeplaatste Creool, b. een hogergeplaatste Creool, c. een lagergeplaatste Hindostaan, d. een hogergeplaatste Hindostaan - telkens in 1. een informele, 2. een formele situatie?
Kenmerken toegesprokene
Formaliteit situatie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kenmerken spreker
Tabel 8. Taal/talen die men spreekt met lager- resp. hogergeplaatste Creolen en Hindostanen, in informele en formele situaties - a. gemiddelde percentages per reeks situaties. Zie verder tabellen 1 en 2.
Met de sociale status van de toegesprokene gaan de grootste verschillen gepaard: 77% zegt met een hogergeplaatste Nederlands te praten, tegenover slechts 36% met een lagergeplaatste (met lageren wordt in de eerste plaats Sranan gesproken) (tabel 8). Uiteraard leidt ook toenemende formaliteit van de situatie tot meer Nederlands- en minder Sranan- en Sarnami-gebruik. Met betrekking tot de landaard van de toegesprokene constateren we net als bij de vorige vraag dat met Creolen geen Sarnami gesproken wordt, waardoor het Sranan- en het Nederlands-gebruik met hen hoger ligt dan met Hindostanen. Wat de kenmerken van de spreker betreft geldt nogmaals dat a. hogergeplaatsten meer Nederlands (+23%), en minder inheemse talen gebruiken dan lagergeplaatsten, b. Creolen in vergelijking met Hindostanen meer Nederlands (+23%), ook wel meer Sranan (+8%), maar geen Sarnami gebruiken. Laten we echter ook hier de scores situatie per situatie en subgroep per subgroep bekijken - daarom tabel 9. Hierboven (tabel 8) is vastgesteld dat de Creolen in de onderzochte situaties meer Sranan gebruiken dan de Hindostanen. In tabel 9 wordt dit uiteraard bevestigd, maar nu blijkt, net als bij de vragen i.v.m. vrienden en vriendinnen, dat Creolen dan in de eerste plaats Sranan spreken met Hindostanen, meer dan met eigen groepsgenoten. Verder viel op in tabel 8 - maar óók al in tabel 7 - dat met Creolen meer Sranan gebruikt wordt dan met Hindostanen. In de hier behandelde situaties blijken het nu vooral de Hindostanen te zijn die dan met de Creolen Sranan praten, meer dan de Creolen onder elkaar (weer gebruiken die meer Nederlands). Bepaalde van deze patronen komen ook nog in tabel 10 terug, maar minder systematisch.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 9. Taal/talen die men spreekt met lager- resp. hogergeplaatste Creolen en Hindostanen, in informele en formele situaties - b. percentages per situatie en per subgroep. (In de enquête is ook gevraagd naar de taalkeuzes met Creoolse en Hindostaanse ambtenaren en dokters. De antwoorden op die vragen kwamen zeer goed overeen met die voor ‘met hogergeplaatsten in een formele situatie’.)
8. Welke taal/talen spreekt u met een oudere Creoolse man a. als u weet dat hij naast Sranan ook Nederlands spreekt, b. als u weet dat hij enkel Sranan spreekt, c. als u hem helemaal niet kent, hem op straat tegenkomt en hem bijv. de weg vraagt? Idem voor: met een oudere Creoolse vrouw, met een jongere Creoolse man, met een jongere Creoolse vrouw (formulering situatie b. met jongeren: als u weet dat hij (zij) vlot Sranan, maar slechts gebroken Nederlands spreekt?). Welke taal/talen spreekt u met een oudere Hindostaanse man a. als u weet dat hij ook Nederlands spreekt, b. als u weet dat hij slechts gebroken Nederlands spreekt, c. als u hem helemaal niet kent, hem op straat tegenkomt en hem bijv. de weg vraagt? Idem voor: met een oudere Hindostaande vrouw, met een jongere Hindostaanse man, met een jongere Hindostaanse vrouw.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kenmerken toegesprokene
Kenmerken spreker
Tabel 10. Taal/talen die men spreekt met jongere en oudere Creoolse resp. Hindostaanse mannen en vrouwen, als men weet dat ze ook Nederlands spreken (+N), als men weet dat ze geen of slechts gebroken Nederlands spreken (-N), als men ze helemaal niet kent, en ze bijv. de weg vraagt (?). Percentages; gemiddelde scores per reeks situaties (g.a. = geen antwoord). Zie verder tabellen 1 en 2.
Behalve met sexe gaan met elk van de onderzochte variabelen (vrij) grote verschillen gepaard. Om te beginnen met leeftijd: met jongeren wordt veel meer Nederlands gepraat dan met ouderen (tabel 10). Etnisch lidmaatschap is uiteraard ook weer belangrijk, zowel van de spreker als van de toegesprokene; we krijgen dezelfde score-verhoudingen als in tabellen 7 en 8: 1. Creolen gebruiken meer Nederlands en meer Sranan; 2. met Creolen wordt meer Nederlands en meer Sranan gebruikt. Ook nu spreken de Creolen soms meer Sranan met Hindostanen dan met Creolen, en spreken de Hindostanen op hun beurt meer Sranan met Creolen dan Creolen onder elkaar (maar dat geldt dit keer niet voor alle subgroepen).
Het belangrijkste criterium is hier evenwel of de toegesprokene Nederlands kent. Weet men dat dit niet het geval is, dan zullen slechts zeer weinigen met hem (haar) in het Nederlands beginnen (met jongeren echter al meer dan met ouderen - dat laatste is niet op de tabel te zien). Weet men dat hij (zij) wel Nederlands kent, dan zal meer dan de helft hem (haar) wel in die taal aanspreken. Kent men hem (haar) niet, dan probeert toch bijna de helft het eerst in het Nederlands.
9. Vindt u dat alle Surinamers goed Hindostani-Nederlands-Sranan moeten kunnen spreken? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 11. De mate waarin men vindt dat alle Surinamers elk van de drie talen goed moeten kunnen spreken. Eerste deel: 3 = zeker, ja; 2 = geen mening; 1 = neen, helemaal niet (vijfpuntsschaal gereduceerd tot driepuntsschaal); meest aangekruiste antwoordmogelijkheden (percentages). In het tweede deel is iedere 3 omgezet in +1, iedere 2 in 0 en iedere 1 in -1; totaalscores per subgroep.
Behalve bij de lagere Creolen is in elke subgroep zowat 50% de mening toegedaan dat alle Surinamers de drie talen goed moeten kunnen spreken; de hogere Creolen betonen voor één keer een zekere grootmoedigheid tegenover het Sarnami. Verder registreren we vooral verdeeldheid, behalve dat het Sarnarmi uiteindelijk veel minder aangekruist is dan het Nederlands en het Sranan (tabel 11).
10. Hindostani, Sranan en het lager onderwijs. Waar bent u voorstander van: a. Hindostani (resp. Sranan) als verplicht vak in de lagere school en op de Mulo, b. Hindostani (resp. Sranan) als facultatief vak, c. geen Hindostani (resp. Sranan) in de lagere school en op de Mulo?
Weer zijn de meningen sterk verdeeld. De hoogste scores gaan achtereenvolgens naar: beide talen als facultatief vak: 33%, beide talen als verplicht vak: 18%, geen Sarnami resp. Sranan in het lager onderwijs: 18%. Kennen we aan ieder antwoord a. 2 punten toe, aan iedere b. 1 punt, en aan de c.'s geen punten, dan is het resultaat van de hele groep: 54 voor het Sarnami, en 62 voor het Sranan (telkens op 120). Beide talen als facultatief vak, dus.
11. Welke taal/talen moet(en) volgens u als nationale taal erkend worden?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 12. Taal/talen die als nationale taal erkend zouden moeten worden. Eerste deel: meest voorkomende antwoorden (percentages per subgroep); tweede deel: relatief aantal keren dat elke taal afzonderlijk aangekruist werd.
Nogal wat ondervraagden hadden problemen met de term ‘nationale taal’ die ze eigenlijk niet kenden. In welke zin dit gegeven de antwoorden beïnvloed heeft, is moeilijk te zeggen. Feit is dat de hoogste score in het eerste deel van tabel 12 slechts 20% bedraagt (maar in tabel 13 ligt ze nog lager...). Uiteindelijk scoren het Nederlands en het Sranan haast even hoog. Het Sarnami is weer het zwakke broertje, dat vooral bij de Creolen weinige nationale trots oproept - maar bij de Hindostanen haalt het ook niet de hoogste score. Dat het Engels en het Spaans het voor deze vraag niet goed doen, ligt voor de hand aangezien de overgrote meerderheid geen emotionele banden heeft met deze talen. Het Engels is wèl vaak aangekruist als mogelijke officiële taal, als m.a.w. ook het maatschappelijk nut en het internationaal prestige van de taal in rekening gebracht kunnen worden (zie tabel 13). Een en ander zou erop wijzen dat de meesten de beide vragen toch begrepen hebben.
12. Welke taal/talen moet(en) volgens u als officiële taal erkend worden?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 13. Taal/talen die als officiële taal erkend zouden moeten worden. Eerste deel: meest voorkomende antwoorden (percentages); tweede deel: relatief aantal keren dat elke taal afzonderlijk aangekruist is.
Weinigen zijn het ermee eens dat enkel het Nederlands als officiële taal erkend wordt, maar anderzijds vindt toch bijna iedereen dat het wel één van Surinames officiële talen moet zijn. Het zijn in de eerste plaats de hogere Creolen die het Sranan als mogelijke officiële taal verwerpen (tabel 13)!
13. In welke taal/talen moet volgens u het volkslied gezongen worden?
Tabel 14. Taal/talen waarin het volkslied gezongen moet worden. Eerste deel: meest voorkomende antwoorden (percentages); tweede deel: relatief aantal keren dat elke taal afzonderlijk aangekruist is.
Zowat de helft van de Hindostanen zou willen dat het volkslied in de drie talen gezongen werd, maar ze worden daarin niet bijgevallen door de Creolen, zeker niet wat het Sarnami betreft (tabel 14). Voor de helft van de hogere Creolen kan alleen het Sranan als symbool van de natie gelden - ze maken dus duidelijk onderscheid tussen de functie van officiële taal, die een maatschappelijke nutsfunctie is, en die van taal van het volkslied, die een symbolische functie is.
14. Rangschik H, N en S volgens de mate waarin u deze talen geschikt vindt om de integratie tussen de verschillende etnische groepen in Suriname te bevorderen.
We krijgen niet minder dan 14 verschillende antwoorden, waarvan de voornaamste 1. N, 2. S, 3. H (19%) en 1. S, 2. N, 3. H (15%) zijn. Het Nederlands en het Sranan blijken tegen elkaar op te wegen. Het Sarnami scoort weer veel lager, ook bij de Hindostanen.
15. Waarnaar moet het onderwijs in Suriname volgens u streven, naar een Nederlands zoals het in Nederland gesproken wordt, of naar een Nederlands met een eigen Surinaamse inbreng? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
79% kiest voor de tweede mogelijkheid, 15% voor de eerste en 7% heeft geen mening. De twee hogere subgroepen scoren minder etnocentrisch dan de twee lagere, maar de verschillen zijn klein.
16. Hoe verschillend vindt u het Nederlands dat in Suriname gesproken wordt, van het Nederlands dat in Nederland gesproken wordt a. wat betreft de uitspraak en de intonatie, b. wat betreft de woordenschat, c. wat betreft de grammatica (vormleer, zinsbouw)?
Tabel 15. De mate waarin men vindt dat het Nederlands dat in Suriname gesproken wordt, verschilt van het Nederlands dat in Nederland gesproken wordt, eerste deel: wat betreft de uitspraak en de intonatie, tweede deel: wat betreft de woordenschat, derde deel: wat betreft de grammatica. Antwoordmogelijkheden: 3 = zeer verschillend, nogal verschillend, 2 = weinig verschillend, niet verschillend, 1 = geen mening (5 antwoordmogelijkheden gereduceerd tot 3). Percentages.
Iedere subgroep vindt dat de grootste verschillen zich situeren in het vlak van de uitspraak en de intonatie, vervolgens in dat van de woordenschat, en pas op de derde plaats in dat van de grammatica. Verder blijkt dat het vooral de Creolen zijn die vinden dat de beide variëteiten nogal van elkaar verschillen, terwijl de hogere Hindostanen de verschillen veel geringer achten (tabel 15).
17. Hoe verschillend mag het Nederlands dat in Suriname gesproken wordt, voor u zijn van het Nederlands dat in Nederland gesproken wordt (‘gewenste situatie’), a. wat betreft de uitspraak en de intonatie, b. wat betreft de woordenschat, c. wat betreft de grammatica (vormleer, zinsbouw)? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 16. De mate waarin men vindt dat het Nederlands dat in Suriname gesproken wordt, mag verschillen van het Nederlands dat in Nederland gesproken wordt. Zie verder tabel 15.
Men heeft het moeilijk gehad met deze vraag, veel meer dan met de vorige (21 à 33% geen mening, t.g.o. 2 à 10%). Bovendien namen met iedere subvraag de problemen toe (tabel 16). Van diegenen die zich wel konden of wilden uitspreken, vonden de meesten dat het Surinaams-Nederlands meer op het Nederlands-Nederlands moet gaan lijken, minder wat de uitspraak, maar zeker wat de woordenschat en vooral wat de grammatica betreft. Bij elke subvraag is het verschil tussen de corresponderende scores in tabellen 15 en 16 groter:
of: bij elke subvraag neemt men meer afstand van het huidige SN. De sterkste uitingen van etnocentrisme vinden we bij de hogere Creolen, en de lagere Hindostanen. Maar bij deze laatsten is er nauwelijks verschil tussen de scores voor de verschillende subvragen (evenmin als bij de lagere Creolen trouwens) wat uiteraard geen teken is van een genuanceerd-bezig-zijn-met. Hieruit maken we op dat de beweging voor een eigen Surinaams-Nederlands in de eerste plaats een zaak van de hogere Creolen is. Op de hogere Hindostanen kunnen ze daarbij niet rekenen; integendeel, die distanciëren er zich van!
16. Hoe verschillend vindt u het Nederlands van de Hindostanen van het Nederlands van de Creolen? | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 17. De mate waarin men vindt dat het Nederlands van de Hindostanen verschilt van het Nederlands van de Creolen. Zie verder tabel 15.
De Creolen vinden de twee variëteiten veel meer van elkaar verschillen dan de Hindostanen, die overigens ook veel vaker zeggen geen mening te hebben over dit aspect van de problematiek (tabel 17).
19. Moet volgens u het Nederlands van de Hindostanen meer op het Nederlands van de Creolen gaan lijken, of moet, integendeel, het Nederlands van de Creolen meer op het Nederlands van de Hindostanen gaan lijken?
Tabel 18. a = het Nederlands van de Hindostanen moet meer op dat van de Creolen gaan lijken; b = het Nederlands van de Creolen moet meer op dat van de Hindostanen gaan lijken; c = geen mening; w = weigert te antwoorden. Percentages.
Er zijn duidelijk meer Creolen die vinden dat de Hindostanen zich moeten aanpassen dan er Hindostanen zijn die vinden dat hun groep de norm vertegenwoordigt. Toch zijn het vnl. lagere Creolen die zo spreken. De hogere Creolen houden zich meer op de vlakte, hebben geen mening; sommigen weigeren zelfs op deze vraag te antwoorden (tabel 18).
20. Geef voor elk van de volgende ‘soorten’ Nederlands aan in welke mate u ze zelf waardeert: Nederlands zoals een Nederlander het spreekt, Nederlands met een typisch Sranan-accent, Nederlands met veel letterlijke vertalingen uit het Sranan, Nederlands met veel echte Sranan-woorden, Nederlands met een typisch Hindostaans accent, Nederlands met veel letterlijke vertalingen uit het Hindostaans.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 19. Gemiddelde waardering per subgroep voor zes variëteiten van het Nederlands. Antwoordmogelijkheden: 3 = zeer goed, goed, 2 = goed noch slecht, 1 = slecht, zeer slecht (vijfpuntsschaal gereduceerd tot driepuntsschaal).
De enige inbreng moet in hoofdzaak beperkt blijven tot een Sranan-accent, dat vinden zowel Creolen als Hindostanen, hogeren zowel als lageren. Het Hindostaanse accent wordt veel lager gewaardeerd, ook door de Hindostanen (tabel 19). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Discussie1. Situaties en domeinenHet minst Nederlands spreken Creolen èn Hindostanen met oudere mensen van wie ze weten dat ze weinig of geen Nederlands kennen. Slechts zeer weinigen spreken dan Nederlands, ook de hogeren niet; Creolen spreken Sranan, Hindostanen spreken Sarnami met Hindostanen, en Sranen met Creolen. (Aan jongeren van wie ze weten dat ze slechts gebrekkig Nederlands spreken, passen ze zich al minder gemakkelijk aan, zeker de Creolen.) Kennen ze de toegesprokene niet, dan proberen vooral de hogere Creolen het wel eerst in het Nederlands. Ook de hogere Hindostanen beginnen vaak zo, maar enkel met Creolen; met Hindostanen blijft het meestal gewoon Sarnami - in dit onderzoek is herhaalde malen gebleken dat de Hindostanen onderling meer Sarnami gebruiken dan de Creolen onderling Sranan spreken. Ook met lagergeplaatsten in informele situaties wordt vrij weinig Nederlands gesproken. Dat is zeker het geval met de lageren zelf, vooral met lagere Hindostanen. Voor de hogeren geldt het minder en daar zien we bovendien weer duidelijke etnische verschillen. Hogere Hindostanen gebruiken enkel met lagere Creolen meer Nederlands, met lagere Hindostanen houden ze het bij Sarnami. Hogere Creolen daarentegen gebruiken ook met hun lagere groepsgenoten nogal wat Nederlands. Misschien zijn deze verhoudingen op de volgende manier te verklaren. Volgens Koefoed en May (1980) hebben hogere Creolen zowel redenen om Sranan als om Nederlands te praten met lageren - in dit onderzoek zei inderdaad zowat de ene helft dan de ene, en de andere helft de andere taal te gebruiken (cf. tabel 9). Ze kunnen ervan uitgaan dat de toegesprokene slecht Nederlands kent, in ieder geval minder goed Nederlands dan Sranan, en hem (haar) gerust willen stellen, het hem (haar) gemakkelijk willen maken door Sranan te spreken. Ze kunnen echter ook voor het Nederlands kiezen, en wel als ze vrezen dat hun Sranan-gebruik door de lagere als een belediging opgevat zou worden - zodat, omgekeerd, de hogere met de lagere bewust Sranan kan gebruiken niet om de sociale afstand te verkleinen, maar om hem te vergroten (cf. Eersel, 1971; Westmaas, 1983: 186). Hierbij sluit aan het vrij hoge Nederlands-gebruik van hogere met lagere Creolen in formele situaties (in vergelijking liggen de scores van hogere met lagere Hindostanen weer veel lager). Hogere Hindostanen praten met lagere groepsgenoten doorgaans Sarnami, vooral in informele, maar ook in formele situaties, een taalkeuze die in de regel als een teken van consideratie opgevat wordt (cf. Westmaas, 1983: 187). Lagere Hindostanen voelen zich niet zo gauw gekwetst als met hen geen Nederlands gepraat wordt. Misschien ligt bij de Hindostanen ook meer de nadruk op groepssolidariteit, en zijn ze daarom minder geneigd om hiërarchische verhoudingen ook in talige verschillen om te zetten. Omdat lagere Hindostanen zich minder vlug beledigd voelen door Sranan-gebruik, en omdat velen onder hen minder goed Nederlands kennen, maar ook wel, ten derde, om | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het sociale verschil aan te geven, praten Creolen in sommige situaties meer Sranan met lagere Hindostanen dan met lagere groepsgenoten. Het meest Nederlands spraken Creolen èn Hindostanen met hogergeplaatsten in formele situaties. Haast iedereen spreekt dan Nederlands, behalve lagere met hogere Hindostanen. Zelfs in formele situaties blijven lagere Hindostanen met hogere groepsgenoten Sarnami praten - waaruit nogmaals blijkt hoezeer het Sarnami de ingroep-taal van de Hindostanen is. Ook met de kinderen thuis wordt in heel veel gezinnen (vrijwel) uitsluitend Nederlands gepraat, vooral bij de Creolen, ook bij de hogere Hindostanen. Eersels woorden zijn nog steeds even actueel: Omdat alle ouders willen dat hun zoons en dochters een hoge plaats op de sociale ladder bereiken, staan zij erop dat zij Nederlands spreken. Soms spreken ouders Sranan tegen hun kinderen, maar verwachten van hen dat ze in het Nederlands antwoorden, zelfs als zij, de ouders, het Nederlands niet geheel begrijpen. Kinderen moeten Nederlands tegen elkaar spreken, althans in aanwezigheid van hun ouders. Zo zijn er in hogere sociale kringen vrijwel eentalige, Nederlands-sprekende kinderen. Dit type eentaligheid verdwijnt met het verbreden van het scala van sociale contacten van de kinderen (1971: 164). (Zie ook Westmaas, 1983: 171). Kinderen spreken met hun ouders en onder elkaar, in aanwezigheid van hun ouders, Nederlands uit respect voor hun ouders, en uit vrees voor negatieve reacties. Volgens de hogeren die hun kinderen in het Nederlands opvoeden, spreken de kinderen ook in hun áfwezigheid Nederlands; alleen enkele lageren geven toe dat hun kinderen dan graag op Sranan overschakelen. Bij de lagere Hindostanen wordt in die situatie vooral meer Sarnami gesproken, maar toch ook meer Sranan. Dat in de lagere gezinnen door de kinderen in afwezigheid van de ouders uiteindelijk weinig Nederlands gesproken wordt, ligt voor de hand als we zien hoe zwak het Nederlands in die gezinnen staat, zeker als we de situatie ‘ouders met kinderen’ buiten beschouwing laten. Bij 75% van de lagere Creolen wordt thuis met de partner uitsluitend Sranan gesproken, bij de lagere Hindostanen door de helft Sarnami en door een kwart Sranan. Ook met de vrienden en vriendinnen wordt zeer weinig Nederlands gepraat. Wel valt weer op dat de lagere Creolen meer Sranan en minder Nederlands gebruiken met Hindostaanse dan met Creoolse vrienden en vriendinnen, en dat de lagere Hindostanen meer Nederlands gebruiken met Creoolse dan met Hindostaanse vrienden en vriendinnen. Dit geldt overigens ook voor de hogere Creolen versus de hogere Hindostanen. Daar wordt dan echter wel veel meer Nederlands gesproken dan bij de lageren. Vooral bij de Creolen worden we met zeer grote sociale verschillen geconfronteerd, zowel wat het taalgebruik met de partner als wat het taalgebruik in de vriendenkring betreft (tabellen 4 en 7). De sterke positie van het Nederlands blijkt o.i. bovenal uit het feit dat men zegt met jongeren bijna twee keer zoveel Nederlands te gebruiken als met ouderen, ‘ondanks de nieuwe culturele idealen’ (Eersel, 1971: 165). Dat is echter niet meer dan logisch gezien de toegenomen scholingsgraad van de bevolking. Zolang het Nederlands het onderwijs en de media blijft domineren waardoor alle maatschappelijke promotie onvermijdelijk via die taal verloopt, zullen de kennis en het gebruik ervan verder toenemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Taal en natieDuidelijke opvattingen m.b.t. de eventuele toekomstige status van de inheemse talen houden Creolen en Hindostanen er, afgaande op de resultaten van dit onderzoek, niet op na. De meningen zijn erg verdeeld, niet zozeer tussen als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
wel binnen de groepen. Zo krijgen we op een vraag als ‘rangschik de drie talen volgens de mate waarin u ze geschikt vindt om de integratie tussen de verschillende etnische groepen in Suriname te bevorderen’ niet minder dan 14 verschillende antwoorden, en haalt het hoogstscorende niet eens 20%. Men moet ook niet denken dat het dan om sociale i.p.v. etnische verschillen gaat, zoals dat m.b.t. de hierboven beschreven taalkeuzes in de verschillende situaties en domeinen wel vaak het geval was. Nemen we de antwoorden op de vraag welke talen als officiële taal erkend moeten worden (tabel 13). De twee hoogstscorende halen 15%(!). Het ene, ‘Engels + Nederlands’, haalt in elke subgroep vrijwel dezelfde, lage score; het andere, ‘enkel Nederlands’, wordt het meest aangekruist door de hogere Creolen, en het minst door de hogere Hindostanen en door de lagere Creolen. Regelmaat valt er m.a.w. meestal niet te ontdekken, behalve dat de inheemse talen... lage scores halen. Het negatiefst zijn de opvattingen in verband met het Sarnami. Zolang de vraagstelling algemeen en vrijblijvend is, zijn de (hogere) Creolen wel tot een zekere grootmoedigheid t.a.v. deze taal bereid. Zo vindt zowat de helft van de hogere Creolen dat alle Surinamers goed Nederlands, Sranan èn Sarnami zouden moeten kunnen spreken - de Hindostanen scoren niet hoger. Maar zodra er meer concrete vragen gesteld worden, haken de Creolen, en in het bijzonder de hogere Creolen af. Het Sarnami moet niet als nationale taal erkend worden, en zeker niet als officiële taal; het komt ook helemaal niet in aanmerking als taal van het volkslied. De Hindostanen staan ongetwijfeld positiever tegenover hun taal, maar nooit schuiven ze het Sarnami alleen naar voren, als een betere keuze dan het Nederlands of het Sranan. Zo zijn 46% van de lagere en 21% van de hogere Hindostanen er voorstander van dat het Sarnami naast het Nederlands en het Sranan als nationale taal erkend wordt (tabel 12), wil 20% het Sarnami naast het Engels, het Nederlands en het Sranan als officiële taal erkend zien en wil 31% van de lagere Hindostanen het als officiële taal erkend zien naast het Nederlands en het Sranan (tabel 13), en zo vindt, ten slotte, 54% van de hogere, en 43% van de lagere Hindostanen dat het volkslied in het Nederlands, het Sranan en het Sarnami gezongen moet worden (tabel 14). Misschien is dit in vergelijking met een aantal jaren geleden een hele stap vooruit (cf. Marhé, 1983), maar het blijft toch bescheiden. Hoog lopen veel Hindostanen met het Sarnami niet op. Soms scoren ze dan ook hoger voor het Sranan, bijv. als taal van het volkslied. Het omgekeerde zal de Creolen niet overkomen: zij scoren altijd veel hoger voor het Sranan dan voor het Sarnami. In symbolische functies scoort het Sranan zelfs hoger dan het Nederlands: als mogelijke nationale taal, en als taal van het volkslied (tabellen 12 en 14). Het Sranan is in Creoolse ogen ongetwijfeld de Surinaamse taal bij uitstek (dat zullen de Hindostanen niet tegenspreken, zij streven, zoals gezegd, in het beste geval naar een plaats voor het Sarnami náást het Sranan en het Nederlands). Maar het Sranan biedt maatschappelijk weinig perspectieven, en scoort bijgevolg veel lager dan het Nederlands als mogelijke officiële taal, ook dan het Engels - dat enkele hogere Creolen zelfs als enige officiële taal van Suriname zouden willen zien (Nederlands en Engels halen ook heel wat stemmen bij de Hindostanen). Ten slotte zijn Creolen en Hindostanen het er over eens dat er in het onderwijs zowel voor het Sranan als voor het Sarnami slechts een bescheiden plaatsje ingeruimd mag worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Surinaams - NederlandsBijna 80% van de Creolen en van de Hindostanen vindt dat het onderwijs in Suriname een versurinaamste versie van het Nederlands moet propageren. Over dit princiële punt is nog weinig discussie mogelijk. Ook onder de taalkundigen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die zich de laatste jaren met deze vraag ingelaten hebben is men het er over eens dat dat de te voeren politiek is (zie Eersel (1971), Van Donselaar (1977), Encyclopedie van Suriname (1977), Campbell (1979), Koefoed en May (1980), Charry (1983), enz.).
Veel moeilijker is en blijft de vraag hoever men daarin moet gaan: het SN bestaat uit twee uiterste vormen met daartussen een scala van overgangen. Aan het ene einde van de scala staat een Nederlands dat weinig van het ABN verschilt en dat gebruikt wordt door ontwikkelde Surinamers die een nauw contact met Nederland hebben of hebben gehad. Het andere einde wordt gevormd door een Nederlands dat door vele en velerlei typisch SN-elementen wordt gekenmerkt (...). Wellicht de meest representatieve sprekers van deze laatste vorm vindt men onder het Creoolse proletariaat van Paramaribo en de kleine Creoolse boeren in de districten (Van Donselaar, 1977: 9). Hier blijkt dat naast extra-linguïstische (waarover straks meer) ook intra-linguïstische factoren meespelen: de grootte van de verschillen varieert resp. mag variëren volgens de taalsector (dat vinden overigens ook de Vlamingen m.b.t. het Belgisch-Nederlands - cf. Hagen, 1980 en Deprez, 1982). Wat de uitspraak betreft zijn de verschillen groter, en mogen ze ook groter zijn, dan wat de woordenschat en vooral dan wat de grammatica betreft. Weliswaar moeten de uitspraakverschillen ook afnemen, maar ze hoeven dat, relatief gezien, niet in dezelfde mate te doen als de lexicale en de grammaticale (zie ook Eersel 1971, Charry 1983 en vooral De Bies 1985). Maar verder is de houding van beide groepen tegenover het Surinaams-Nederlands erg verschillend, althans van de hogeren in beide groepen. Het blijkt dat enkel bij de hogere Creolen de vlag de lading dekt: zij nemen een genuanceerd, maar onmiskenbaar pro-Surinaams standpunt in. De hogere Hindostanen reageren veel defensiever: niet alleen vinden ze de verschillen tussen het Surinaams- en het Nederlands-Nederlands relatief gering, maar vooral wensen ze dat beide uiteindelijk slechts zeer weinig van elkaar zouden verschillen (tabel 16). Het is duidelijk dat ook het SN door de hogere Hindostanen als een etnolinguïstisch probleem ervaren wordt in die zin dat een versurinaamst Nederlands in de eerste plaats een vercreoolst, een gesrananiseerd Nederlands is. Naast het etnolinguïstische is er uiteraard ook nog het sociale motief dat dan niet enkel voor de Hindostanen, maar evenzeer voor de Creolen geldt. De enige versurinaamste variëteit die de (hogere) Creolen even hoog waarderen als het Nederlands-Nederlands, is Nederlands met een Surinaams accent; daarin verschillen ze niet of nauwelijks van de hogere Hindostanen (tabel 19). De reden waarom de andere variëteiten (veel) lager gewaardeerd worden, is ongetwijfeld dat die gemakkelijk als gebrekkig Nederlands ervaren worden: ‘beschaafd’ Surinaams-Nederland symboliseert in Suriname een hoge ontwikkeling en sociale status, terwijl ‘diep’ SN door velen met armoede en weinig ontwikkeling wordt geassocieerd (Koefoed en May, 1980: 266). Dat is een status-gegeven waar ook de (hogere) Creolen niet aan ontsnappen. Veel verder dan een eigen accent dus wensen ook zij niet te gaan. Maar het moet wel een Creools accent zijn, het Hindostaans accent staat op zijn beurt voor een lagere ontwikkeling. Met dit laatste zijn de Hindostanen het kennelijk eens aangezien ook bij hen het Hindostaans accent duidelijk lager scoort dan het Sranan-accent. Tegelijkertijd zijn ze evenwel ook van mening dat hun Nederlands weinig verschilt van dat van de Creolen (tabel 17) - terwijl deze laatsten van het tegen- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
deel overtuigd zijn. En als ze die verschillen niet ontkennen hebben ze vaak geen mening. Velen wensen op deze vraag niet in te gaan. Op deze niet en nog minder op de vraag wie de SN-norm vertegenwoordigt, de Creolen of de Hindostanen. Deze vraag is zodanig dat ook enkele hogere Creolen dan geen mening hebben, of zelfs weigeren te antwoorden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot slotDe etnische verschillen in het Surinaams-Nederlands worden ontkend of verdoezeld, terwijl ze reëel zijn. Een dergelijke houding komt de positie van het Surinaams-Nederlands niet ten goede want ze werkt verlammend. Het is er ons dan niet zozeer om te doen dat de machtsverhoudingen niet geëxpliciteerd worden, dan wel dat op die manier een open, op tolerantie en erkenning gerichte taalpolitiek onmogelijk te voeren is. De Surinaamse cultuur is er een van eenheid in verscheidenheid, daar is geen ontkomen aan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De auteursKas Deprez (geboren te Lauwe - België - op 3 januari 1945) is verbonden als wetenschappelijk medewerker aan het Departement Germaanse Filologie van de Universitaire Instelling Antwerpen. Studeerde Germaanse Filologie aan de K.U. Leuven en Linguïstiek aan de University of Pennsylvania (M.A.). Promoveerde in 1982 aan de K.U. Leuven op een proefschrift over het Belgisch-Nederlands (‘Naar een eigen identiteit’). Editor van ‘Sociolinguistics in the Low Countries’ en mede-auteur van ‘Onze veranderende taal’ (Aula-boek).
Renata C.L. de Bies (geboren te Paramaribo op 13 mei 1947) studeerde Engels M.O. in Paramaribo en Germaanse Filologie aan de Universitaire Instelling Antwerpen. |