OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en Geschiedenis. Jaargang 3
(1984)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 175]
| |||||||||||||||
De geschiedenis van de vrouwenarbeid in Suriname
| |||||||||||||||
Slavinnenarbeid, periode I.De slavinnen werden verdeeld in huis-, veld- en ambachtslavinnen. Deze kwamen zowel in de stad als het district voor. De behandeling van de stadsslavinnen was beter dan die in het district. Dit had te maken met | |||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||
het feit, dat er in de districten weinig blanken woonden en laatstgenoemden daardoor strenger optraden, uit angst hun machtspositie te verliezen. De huisslavinnen hadden het lichtste werk, terwijl de veldslavinnen (zeer) zwaar werk moesten verrichten. Vooral op de houtplantages vroeg het werk grote fysieke inspanning: de slavinnen moesten zorg dragen voor het vervoer van planken en balken; deze sjouwden zij op hun hoofd vanuit het bos naar de ladingsplaats, terwijl ze door moerassige gronden liepen en op heuvelachtige terreinen. Slavinnen van houtplantages werden na korte tijd dan ook arbeidsongeschikt (bloedspuwingen, rugklachten). Het gemiddelde aantal arbeidsuren bedroeg voor een slavin 60 à 70 uur per week. In één huishouding kwamen meestal te veel huisslavinnen voor. Soms bezat één meester voor zijn status wel 50 huisslavinnen. Een pertinente manier om geld uit de overbodige huisslavinnen te slaan was ze wekelijks op taxe zetten.Ga naar eind4. Dit was een mooiere naam voor prostitutie bedrijven. Een andere methode was het verhuren van slaven/slavinnen of hen een bepaald beroep te laten uitoefenen (timmeren, smeden, borduren). Ook oudere vrouwen moesten werk verrichten. Zo kennen wij uit die periode de Creolenmama: een oudere vrouw die paste op babies en kinderen, terwijl de ouders werkten. Voor 1808, d.w.z. voor de Britse afschaffing van de slavernij, was er nauwelijks sprake van speciale zwangerschapsvoorzieningen. Zwangere vrouwen moesten even hard werken en kregen even slecht eten als anders. Dit hing samen met het feit, dat babies niet zo welkom waren. Het was goedkoper een slaaf of slavin te kopen, dan een baby tot volwassene op te laten groeien. Gedwongen abortus kwam daarom ook regelmatig voor. Pas toen de slavenhandel afgeschaft was, en je niet makkelijk slaven kon kopen, gingen de meesters/meesteressen zich bezig houden met zwangere vrouwen, kwamen er vroedvrouwen, kregen ze zwangerschapsbegeleiding, extra licht werk, halve dagtaken en als de baby in leven bleef zelfs een premie. | |||||||||||||||
Contractarbeidsters, Periode II.Als een contractarbeidster in Suriname aankwam, moest ze een contract tekenen, waarin o.a. stond:
In de praktijk kwam het er op neer dat de contractarbeidsters in de fabrieken werkten en dus i.p.v. 42 uur, 60 uur per week werkten. Zij maakten dus méér arbeidsuren en ontvingen een lager dagloon. Wat medische voorzieningen betreft, het is vaak genoeg voorgekomen dat vrouwen te ziek waren om te werken, maar door de politie thuis opgehaald werden en verplicht werden te werken. Hoewel zwangere vrouwen niet hoefden te werken, deden zij dat in het algemeen wel omdat ze anders geen loon kregen. De plantage-eigenaren zorgen ook in de periode meestal wel voor een Creolenmama. De behandeling van de vrouwen liet veel te wensen over, dit kwam door de poenale sanctie en door de mentaliteit van de meesters die de contractarbeidsters beschouwden als slavinnen. Ex-slavinnen verdienden meer loon dan contractarbeidsters. Werkten ze samen op één plantage, dan wer- | |||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||
den contractarbeidsters gebruikt om het loon te drukken, zo bleek uit een onderzoek van Van Panhuys.Ga naar eind3. Een andere oneerlijke methode was jongere vrouwen minder loon betalen dan oudere vrouwen; hoewel beiden hetzelfde werk verrichten. | |||||||||||||||
Loonarbeidsters, periode III.In deze periode, die na 1930 definitief aanvangt, verdwijnt de contractarbeid en krijg je het begin van een vrijere manier van arbeid verrichten, nl. de loonarbeid. We zien in het begin van deze periode ook al twee duidelijke sociale lagen van vrouwen: de volksklasse (handelaars, marktvrouwen, lastdraagsters) en een middenklasse (onderwijzeressen, verpleegsters, ambtenaressen). Tussen 19305 en 1940 ben ik geen zwangerschapsvoorzieningen tegengekomen en ook geen creolenmama's of crèches. Dus, hoewel aan de ene kant het werken vrijer is geworden (er is geen slavernij en contractarbeid meer, vrije keus van werkgever/geefster, geen poenale sanctie, recht op vakbond), zien wij dat voorzieningen voor vrouwen afwezig zijn.
In het voorgaande is er beschreven wat voor soort werk vrouwen deden en onder welke omstandigheden er werd gewerkt. De vraag die nu beantwoord zal worden is, of het werk dat Surinaamse vrouwen in de loop der eeuwen verricht hebben, een eigen karakter heeft. Om op deze vraag een bevredigend antwoord te geven, moet er eerst aangegeven worden hoe er in de periode van slavernij en contractarbeid, over vrouwenwerk gedacht werd. Met name in Nederland, werd het voor de hogere en midden klassevrouwen, niet fatsoenlijk geacht, om buitenshuis te werken, behalve als het liefdadigheidswerk betrof. Vrouwen behoren niet te werken, zo luidde dus de heersende moraal. Nederlandse vrouwen hadden ook geen recht op onderwijs, geen stemrecht enz. Van haar werd verwacht, dat ze voor de huishouding zorgde, dat ze ‘haar’ kinderen opvoedde en een goede moeder en echtgenote was. Deze ideeën namen de Nederlandse vrouwen en mannen dan ook mee naar Suriname. Maar ondanks deze heersende moraal, vrouwen behoren niet te werken, hebben Surinaamse vrouwen altijd massaal gewerkt. Kennelijk waren zij op het moment dat zij werkten, volgens de heersende moraal althans, geen vrouw meer, hoewel hun vrouwelijkheid wel prompt terug kwam als de meester hen sexueel misbruikte. Er waren meerdere momenten dat Surinaamse vrouwen plotseling geen vrouw meer leken te zijn. Volgens dezelfde heersende moraal, waren vrouwen zwakke poppetjes, die geen zwaar lichamelijk werk konden verrichten. Toch zien wij vrouwen tijdens de slavernij op houtplantages sjouwen met balken en zien wij hoe ze tijdens de contractarbeidperiode gebruikt worden om als lastdraagsters massa schelpen op hun hoofd te versjouwen. Een ander opmerkelijk verschijnsel is, dat in een periode waarin moederschap steeds belangrijker wordt, de zorg voor zwangere slavinnen hemelschreiend is en slavinnen op grote schaal gedwongen worden om abortus te plegen. Maar wel tot 1808. Want dan wordt de slavenhandel afgeschaft, waardoor de meesters ervoor moesten zorgen, dat er voldoende arbeidskrachten werden geboren. De gedwongen abortus verdwijnt dan ook. Na 1808 neemt dus ook prompt de zorg voor zwangere slavinnen toe. Terwijl na 1853, als er goedkope contractarbeidsters kunnen worden ingevoerd, deze zorg weer verdwijnt. Ook het aanstellen van een creolenmama verdient enige kritiek. Niet alleen werden voor dit doel oudere vrouwen gebruikt, die al hun hele leven hard hadden moeten werken en aan wat rust | |||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||
toe waren, maar ook zien wij dat het de meesters niet ging om het belang van de vrouwen, maar om hún belang. Want in de periode dat de werkeloosheid steeds groter wordt, verdwijnt het verschijnsel creolenmama en moeten de werkende moeders een maatschappelijke aangelegenheid, kinderopvang, persoonlijk oplossen. Hoewel vrouwelijke contractarbeidsters veel langer dan mannelijke contractarbeiders werkten (60 uur tegenover 42 uur) verdienden zij maar liefst 1/3 minder. Dit systeem van ongelijke behandeling van werkneemsters werd goed gepraat door vreemdsoortige opvattingen.
Het feit dat ex-slavinnen meer verdienden dan contractarbeidsters, kan niet anders begrepen worden dan dat de arbeid van immigranten als minderwaardig werd beschouwd. Zo werden deze vrouwen onderling tegen elkaar opgezet en uitgespeeld. Tegen deze achtergrond krijgt de overheidspolitiek rondom het eind van de slavernij (plm. 1863) ineens een andere betekenis. Wat was nl. het geval? Voor 1863 begon de overheid ineens te propageren dat slaven moesten trouwen en dat ze een stabiel gezinsleven moesten gaan leiden. Dit betekende in feite dat de vrouwen van de arbeidsmarkt naar de keuken terug gestuurd werden. Een vreemde zaak als je bedenkt dat
Wel een uiterst vreemde invullingGa naar eind6. van stabiliteit! Een andere opmerkelijke zaak is dat de overheid met deze politiek begon, toen ze met hun handen in het haar zat: er heerste grote werkeloosheid èn er was niet voldoende werk voor mannen èn vrouwen. Een andere, eveneens opmerkelijke zaak is het feit dat de overheid de Surinamers plotseling het westers burgerlijk huwelijk wilde opdringen, terwijl Surinamers tijdens de slavernij hun eigen samenlevingsvormen, bv. het concubinaat, ontwikkeld hadden. Je kunt je de vraag stellen, waarom deze samenlevingsvorm, die al tot traditie van de slaven behoorden, niet door de wet erkend werd. Bovendien hield deze politiek er geen rekening mee dat ze vooroordelen tegen werkende vrouwen aanwakkerde, terwijl veel vrouwen uit noodzaak werkten, omdat ze bv. alleenstaand waren of aan het hoofd van een gezin stonden. Tegen deze achtergrond mogen eerlijke en goede bedoelingen van de overheid, zeker in twijfel getrokken worden.
Als we tenslotte de vraag stellen of vrouwenarbeid een eigen karakter | |||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||
heeft, moet ik deze vraag met een volmondig ja beantwoorden. De geschiedenis van de vrouwenarbeid heeft een geheel eigen karakter, omdat ze gekenmerkt wordt door steeds nieuwe definities over de vrouwelijke natuur en de vrouwelijke rol. In de geschiedenis van de vrouwenarbeid wordt er gesold met belangen van vrouwen, werden vreemdsoortige kronkelredeneringen gehanteerd die de onderwaardering van vrouwelijk werk moesten verlekkeren èn worden methodes gebruikt om vrouwen tegen elkaar uit te spelen. Daarnaast is de geschiedenis van de vrouwenarbeid in Suriname ook nog een bijzondere geschiedenis. Omdat het gaat over bewonderenswaardige vrouwen. Vrouwen vol doorzettings- en uithoudingsvermogen, die onder barbaarse en ergerlijke omstandigheden hun doel bereikten: het in stand houden van de eigen soort. Mogen deze en komende generaties, uit hún, onze geschiedenis, lering trekken. | |||||||||||||||
De auteurDrs. L.H. Kortram (geboren 16 juni 1948) is wetenschappelijk medewerkster aan de K.U. Nijmegen. Zij geeft sinds 1973 voor organisaties in Nederland lezingen over de emancipatie van de Surinaamse vrouw. In 1974 publiceerde zij de gedichtenbundel Sranan e kari. Zij is ook schrijfster van o.a. enkele toneelstukken. Zij speelde een rol in de t.v.-film Kon Hesi Baka van H. Barnard. |
|