OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en Geschiedenis. Jaargang 2
(1983)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 82]
| ||||||||||||||
Aphra Behn (gravure toegeschreven aan Mary Beale)
| ||||||||||||||
[pagina 83]
| ||||||||||||||
Aphra Behn en de geschiedenis van de koninklijke slaaf Oroonoko. Recensie-artikel
| ||||||||||||||
[pagina 84]
| ||||||||||||||
eindigt zijn artikel met de vraag: ‘Zal eenmaal ook deze kwestie, die reeds zoolang de letterkundigen bezig houdt, tot klaarheid worden gebracht?’
Aphra Behn heeft ongetwijfeld terecht ook de aandacht getrokken van feministische auteurs. Eén van hen was de bekende Engelse schrijfster Vita Sackville-West, die in 1927 in de serie Representative Women van de Londense uitgever Gerald Howe een werkje publiceerde dat heette: Aphra Behn. The Incomparable Astrea. Zij geeft er als één van de zeer weinigen blijk van kennis genomen te hebben van de drie artikelen van Dr. Benjamins in de WIG en doet er nog een schepje bovenop als het erom gaat de argumenten van Dr. Bernbaum te ontkrachten. Zowel Benjamins als Sackville-West geven toe dat Aphra Behn bij het schrijven van haar roman hoogstwaarschijnlijk dankbaar gebruik heeft gemaakt van het boekje Impartial Description of Surinam van George Warren, dat in 1667 uitkwam. Ik ben het met beide auteurs eens dat Bernbaum, ondanks zijn ingenieuze en nauwgezette verhandeling, ongelijk heeft als hij de authenticiteit van Aphra Behns roman geheel en al in twijfel trekt.
Ernest Baker kiest in The History of the English Novel (1929) de zijde van Bernbaum omdat de biografische gegevens over Aphra Behn, met name de datering van haar (eventueel) verblijf in Suriname, van haar terugkeer in Engeland, en van haar vertrek naar Antwerpen als spionne van Karel II, hem historisch onjuist voorkomen. Ook Baker vindt haar beschrijving van Suriname rond 1660 zo ongeloofwaardig dat hij de authenticiteit van haar geschiedenis van de koninklijke slaaf in twijfel trekt.
Echter, zoals Frederick Link in zijn boek Aphra Behn (1968) aangeeft, is het zeer waarschijnlijk dat Mrs. Behn eind 1663 in Suriname aankwam en vóór maart 1664 het land weer verliet.Ga naar eind4. | ||||||||||||||
Wie was Aphra Behn?Over Aphra Behn is het volgende nu met vrij grote zekerheid bekend: zij werd volgens Maureen Duffy in 1640 als Eaffry Johnson (niet Amis) geboren in Canterbury of in de buurt daarvan, en op 14 december 1640 gedoopt in Harbledown, een dorpje niet ver van Canterbury. Zij groeide op tijdens de Engelse Burgeroorlog (1649-1660), die Oliver Cromwell als Lord Protector aan de macht bracht, en was 19 jaar oud toen in 1660 met de kroning van Karel II het koningschap in Engeland in ere werd hersteld (de Restauratie). Zij moet vóór in de twintig zijn geweest toen zij naar Suriname ging. Naar haar zeggen maakte zij daar kennis met de negerslaaf Oroonoko, die ook wel Caesar werd genoemd, en zijn geliefde Imoinda. In Suriname had zij contact met de Engelsman William Scot. Na haar terugkeer in Engeland trouwde zij met ene Behn, die spoedig daarna ten gevolge van de pest stierf. Zij werd door Karel II als spionne naar Antwerpen gestuurd in verband met de Engels-Nederlandse Oorlog en om zich op de hoogte te stellen van de activiteiten van verbannen Engelse Republikeinen die zich in de Lage Landen bevonden. In Antwerpen ontmoette zij weer William Scot, die ook spion was. Teruggekeerd in Engeland, werd zij korte tijd gevangen gezet wegens haar schulden. Daarna begon zij gedichten, romans en toneelstukken te schrijven om zodoende de kost te verdienen. Over haar literaire kwaliteiten lopen de meningen uiteen. In ieder geval staat zij bekend als de eerste vrouw die van haar pen moest leven. Haar voornaamste toneelstukken zijn The Forc'd Marriage (1670), The Dutch Lover (1673), The Rover (1677) en The Roundheads (1682). Naast Oroonoko (1688), is The Fair Jilt (1688) haar bekendste roman. Aphra Behn stierf op 16 april 1689. Zij ligt begraven in the Poets' Corner van de Westminster Abdij in Londen. | ||||||||||||||
[pagina 85]
| ||||||||||||||
Aphra Behns volledige werken zijn in 1915 in zes delen uitgegeven door Montague Summers, met een Memoir of Mrs. Behn. De roman Oroonoko is in verschillende uitgaven op de markt gebracht, onder andere door Philip Henderson in Shorter Novels: Seventeenth Century in de Everyman's Library van Dent, Londen (1962), en door Lore Metzger in de Norton Library serie, New York (1973).Ga naar eind5.
Aangezien omtrent Aphra Behn nogal wat legende-vorming heeft plaatsgevonden, is het van belang hier aan te geven welke veel gehoorde beweringen over haar waarschijnlijk ongegrond zijn. In verschillende boeken en artikelen over dit thema treft men opmerkingen aan als de volgende, die vermoedelijk onjuist zijn:
| ||||||||||||||
Oroonoko: or The Hislory of the Royal Slave (1688)Oroonoko is het tragische verhaal van een jonge zwarte prins, de kleinzoon en erfgenaam van een oude Afrikaanse koning, die door Aphra Behn wordt beschreven als het type van de ‘nobele wilde’. De geschiedenis begint in | ||||||||||||||
[pagina 86]
| ||||||||||||||
Coramantien in West Afrika. Prins Oroonoko wordt verliefd op de mooie generaalsdochter Imoinda, die zijn liefde beantwoordt. Zij is echter een concubine van de oude koning, die als hij van Imoinda's ontrouw aan hem hoort, woedend wordt en opdracht geeft haar als slavin te verkopen. Inmiddels is Oroonoko door een Engelse slavenhandelaar gevangen genomen en is hij naar Suriname gebracht. Daar ontmoet hij na enige tijd bij toeval Imoinda weer, maar de hereniging van de twee gelieven is slechts van korte duur. Oroonoko leidt een slavenopstand, en uit vrees dat Imoinda in handen van de slavenhandelaar zal vallen, doodt hij haar. Een poging om zichzelf het leven te ontnemen mislukt. Eenmaal gevangen door de slavendrijvers van gouverneur William Byam, wordt Oroonoko gegeseld en op buitengewoon wrede wijze gedood.
Door critici wordt het boek vooral opmerkelijk genoemd door de evidente sympathie voor de onderdrukte negers, en het geldt als het eerste werk in de Engelse literatuur waarin dit op zo duidelijke wijze gebeurt. In dit werk wordt de neger als ‘noble savage’ in de literatuur geïntroduceerd. Lichtveld en Voorhoeve (1958: 236) noemen de roman Oroonoko een vroeg voorbeeld van de naturalistische stroming die onder invloed van Rousseau vooral in de achttiende eeuw in Europa opgeld deed. De conclusie die men trok, was dat de beschaving de bron was van alle kwaad, en dus: terug naar de natuur. Er zijn vele auteurs na Aphra Behn geweest die de primitieve mens in zijn tropisch decor beschreven hebben. Oroonoko wordt door sommigen de oudste emancipatieroman genoemd, maar door anderen wordt betwijfeld of Mrs. Behn zelf de emancipatie van negerslaven voor ogen had toen zij het verhaal schreef. Hoe dat ook zij, het bijzonder populaire verhaal heeft velen destijds aangesproken, en moet hebben bijgedragen tot een beter inzicht bij het publiek in de positie van de negerslaven in de kolonies.
Van het verhaal is later een toneelstuk geschreven door Thomas Southerne (1659-1746), onder de titel Oroonoko: A Tragedy. Het werd voor het eerst opgevoerd in 1695, en was lange tijd een groot succes in Londen. De belangrijkste punten waarop het toneelstuk verschilt van de roman is (1) dat in het toneelstuk gouverneur Byam hartstochtelijk verliefd is op Imoinda, en daarom Oroonoko wil vermoorden, en (2) dat in het toneelstuk Imoinda blank is (waarschijnlijk omdat geen actrice bereid was zich zwart te laten verven).
Op de literaire kwaliteiten van Aphra Behns roman wil ik hier niet ingaan.Ga naar eind6. Zoals gezegd, de meningen daaromtrent lopen nogal uiteen. Volgens de Moderne Encyclopedie van de Wereldliteratuur, hebben ‘slechts enkele passages... literaire verdienste’, maar Sackville-West, Duffy en Goreau vonden het een meesterwerk. | ||||||||||||||
The Passionate ShepherdessIn het voorafgaande heb ik verschillende malen gebruik gemaakt van nieuwe informatie die te vinden is in de uitstekende biografie van Maureen Duffy over Aphra Behn, The Passionate Shepherdess (Jonathan Cape, Londen, 1977). Het boek bevat een overzichtelijke en vrij volledige beschrijving van het leven en het werk van Aphra Behn, gebaseerd op zeer gedegen research in Engelse bibliotheken, archieven en kerkelijke registers. Haar werk maakt, in tegenstelling tot dat van Angeline Goreau, dat ik hieronder bespreek, in het algemeen een betrouwbare en solide indruk.
Maureen Duffy brengt in haar boek een aantal voorheen onbekende feiten aan het licht, en zij slaagt er mijns inziens in aan enkele sensationele legendes | ||||||||||||||
[pagina 87]
| ||||||||||||||
over Aphra Behn een einde te maken. Zij pleit ervoor Aphra Behn de waardering te geven die haar eeuwenlang ontzegd is en die haar wel degelijk toekomt als schrijfster en als feministe. Aphra Behn is door vele generaties van critici genegeerd of onderschat voornamelijk vanwege haar onconventionele levensstijl en vanwege het feit dat zij geen blad voor de mond nam als het haar politieke en maatschappelijke denkbeelden betrof.
De nieuwe feiten die M. Duffy aan het licht gebracht heeft, hebben voornamelijk betrekking op Aphra Behns afkomst, haar geboorteplaats, haar jeugd en haar verblijf in Suriname. Zij is van mening dat het mogelijk is dat Aphra Behns vader een verwant was van Francis, Lord Willoughby of Parham, en door hem is aangesteld als kapitein-generaal, niet als luitenant, van Suriname. Uit de persoonlijke correspondentie van Aphra Behn en uit die van verschillende Engelsen die in die tijd in de kolonie Suriname vertoefden, maakt Maureen Duffy op dat Aphra Behns vader (wiens naam nog steeds onbekend is) tijdens de lange bootreis naar Suriname overleden is, en dat zij in 1663 met haar moeder, haar zuster, een vrouwelijke dienstbode, en haar jongere broer in de kolonie aankwam, waar het gezelschap, zoals Aphra Behn in Oroonoko zegt ‘het beste huis van het land kreeg aangeboden... het heette St. John's Hill’. Er zijn andere bronnen die de aanwezigheid van ‘the Ladeyes’ op de plantage St. John's Hill bevestigen. Oroonoko bevat verschillende verwijzingen naar historische figuren, zoals William Byam, een oude vriend van Willoughby die in de tweede helft van 1663 tot luitenant-generaal van Suriname is benoemd (vanaf 1654 was hij al gouverneur), een zekere Banister, ene John Trefry en ene George Marten. Van deze vier blanken worden de eerste twee als laaghartigie schurken beschreven, en de laatste twee als sympathieke en verstandige mensen. Vooral Trefry speelt een belangrijke rol in Oroonoko als de goedwillende opzichter van de plantage Parham van Lord Willoughby. Volgens Duffy moet Aphra Behn in Suriname geweest zijn, omdat haar anders bepaalde gegevens uit Oroonoko ontbroken zouden hebben die zij niet uit andere bron verkregen kan hebben. Dat Aphra Behn in 1663 enkele maanden in Suriname geweest is staat voor mij, na lezing van Duffy's bewijsmateriaal, buiten kijf. Of de koninklijke slaaf Oroonoko en Imoinda werkelijk bestaan hebben en in Suriname datgene hebben meegemaakt wat Aphra Behn beschrijft, is echter een andere kwestie. Daarvoor zal het moeilijk, zo niet onmogelijk, zijn overtuigend bewijsmateriaal te vinden. In ieder geval is dit toch ook één van de vragen waarop Maureen Duffy in haar overigens voortreffelijke boek het antwoord schuldig moet blijven.
Het is te betreuren dat Duffy voor haar onderzoek blijkbaar noch in Suriname, noch in Nederland geweest is. Ik ben ervan overtuigd dat ook daar interessant materiaal te vinden zou zijn. Ligt hier geen stof voor een nader onderzoek? Mij lijkt dat de Suriname-episode uit het leven van Aphra Behn op basis van Surinaams en Nederlands bronnenmateriaal nog verder uitgediept zou kunnen worden.
Hier en daar is duidelijk dat Duffy geen professioneel historicus is (zij is een romanschrijfster), en dat zij op sommige punten dieper had kunnen graven. Hoe bewonderenswaardig haar werk ook is, er ligt nog een behoorlijk terrein braak voor verder research.
Duffy schrijft dat zij wel contact heeft gehad met personen in Suriname (J. Douglas en Th. Doelwijt) en in Nederland, maar dat haar verzoeken om inlichtingen weinig of geen nuttige informatie hebben opgeleverd.
Rest mij nog één opmerking over The Passionate Shepherdess: het is storend dat in het hele boek de roman van Aphra Behn Orinooko wordt genoemd, in | ||||||||||||||
[pagina 88]
| ||||||||||||||
plaats van Oroonoko. | ||||||||||||||
Reconstructing AphraReconstructing Aphra. A Social Biography of Aphra Behn van Angeline Goreau (O.U.P., Londen, 1980) is een heel ander boek dan dat van Maureen Duffy, dat wij in het voorafgaande besproken hebben. Angeline Goreau's boek is voornamelijk geschreven vanuit de behoefte aan te tonen dat Aphra Behn de eerste vrouwelijke auteur is in Engeland die met schrijven haar brood moest verdienen, met alle complicaties van dien. In Reconstructing Aphra ligt de nadruk op het feit dat het een ‘social biography’ is.
Het spijt mij te moeten zeggen dat het boek van Goreau zeer weinig toevoegt aan onze kennis van de positie van vrouwen in het zeventiende-eeuwse Engeland en aan wat wij al wisten over Aphra Behn, zeker na lezing van Maureen Duffy. Naar dat laatste wordt door Angeline Goreau slechts vluchtig verwezen: het is duidelijk dat zij door de publicatie ervan verrast is, en het daarin gepresenteerde materiaal niet meer heeft kunnen of willen verwerken in haar boek. Men zou zich kunnen afvragen of het boek nog wel nodig was geweest na de publicatie van Duffy's biografie.
Ook Angeline Goreau is geen professionele onderzoeker, maar een schrijfster, zodat het resultaat weliswaar een fraai boekwerk met schitterende platen is, maar het wetenschappelijk niveau toch veel te wensen overlaat. Een voordeel van het boek van Angeline Goreau is dat er uitgebreide citaten in staan uit het werk van Aphra Behn, vooral uit de voorwoorden van haar toneelstukken, zodat men een goed beeld krijgt van de geschiedenis van de vrouwenemancipatie in die tijd.
Ik ga hier niet in op de vele onnauwkeurigheden en blunders die in Reconstructing Aphra te vinden zijn, of op de pure feministische propaganda waaraan Goreau zich schuldig maakt (zie daarvoor o.a. Brigid Brophy's onvriendelijke recensie in de London Review of Books 3, 1 (1981). Jeremy Treglown laat zich in de Times Literary Supplement 6 (1981: 133-134) enigszins gunstiger over Goreau's biografie uit).
Voor ons is van belang na te gaan wat A. Goreau te zeggen heeft over Aphra Behns afkomst, haar jeugd, haar verblijf in Suriname, en over de roman Oroonoko. Wat opvalt is dat Angeline Goreau en Maureen Duffy, waarschijnlijk kort na elkaar, veel dezelfde bronnen in Engelse bibliotheken en archieven hebben geconsulteerd, zodat men in beide boeken min of meer dezelfde citaten en verwijzingen tegenkomt. Alleen is Goreau veel onvollediger en oppervlakkiger. Goreau's stijl is anders dan die van Duffy, en doet enigszins denken aan de stijl van het boek van Emily Hahn (1951) waarin het leven van Aphra Behn geromantiseerd wordt voorgesteld.
Voor zowel Duffy als Goreau geldt dat zij geen kennis genomen hebben van het vele nuttige speurwerk dat Dr. H.D. Benjamins in de jaren twintig gedaan heeft (zie WIG 1919, 1920, 1927). Zo komt Duffy met enkele ‘vondsten’ (bijv, de brief van William Yearworth over ‘The Ladeyes’ van St. John's Hill), die door Benjamins al ontdekt waren. Het Nederlands is voor Engelsen en Amerikanen natuurlijk een moeilijk toegankelijke taal. Nederlandse onderzoekers zijn wat dat betreft in het voordeel. | ||||||||||||||
[pagina 89]
| ||||||||||||||
ConclusieIn dit besprekingsartikel ben ik naar aanleiding van de recente verschijning van twee biografieën over Aphra Behn nogmaals ingegaan op de vraag of deze door velen half-vergeten schrijfster ooit in Suriname is geweest, en of haar roman Oroonoko is gebaseerd op haar eigen ervaringen in dat land. Ik heb getracht de lezer een idee te geven van de vele raadsels en onzekerheden die er nog bestaan over allerlei aspecten van het leven van Mrs. Behn: haar geboorteplaats, haar afkomst, de datering van haar verblijf in Suriname, het doel van de reis naar Suriname, haar ontmoeting met de prins Oroonoko en met de spion William Scot, haar terugkeer naar Engeland, haar huwelijk, en haar verdere loopbaan. Een gedetailleerde en goed gedocumenteerde beschrijving van het leven van Aphra Behn zou kunnen bijdragen tot een beter inzicht in het maatschappelijk leven in het Suriname van het midden van de zeventiende eeuw, d.w.z. in de Engelse koloniale periode.
De twee biografieën die ik hier besproken heb, zijn nogal verschillend van aard. Het boek van Duffy is duidelijk beter gedocumenteerd en soberder van stijl dan dat van Goreau. Beide boeken zijn echter het werk van niet-professionele auteurs, en dat is vooral in het boek van Goreau duidelijk merkbaar. Duffy is erin geslaagd op een aantal vragen omtrent Aphra Behn een overtuigend antwoord te geven, maar op vele andere vragen moest ook zij het antwoord schuldig blijven. Hier ligt nog werk in overvloed voor anderen!
Besproken boeken:
Maureen Duffy, The Passionate Shepherdess. Aphra Behn 1690-89. Jonathan Cape, Londen, 1977. 329 pag. Prijs: f 37,20
Angeline Goreau, Reconstructing Aphra. A Social Biography of Aphra Behn. Oxford University Press, Londen, 1980. 339 pag. Prijs: f 43,50 | ||||||||||||||
[pagina 92]
| ||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||
De auteurHerman Wekker (geb. 26 maart 1943, te Paramaribo) studeerde Engelse taal- en letterkunde aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen, waar hij thans werkzaam is als wetenschappelijk hoofdmedewerker Engelse taalkunde. Hij is in 1976 gepromoveerd, en publiceert in vaktijdschriften. Hij is bestuurslid van de Stichting I.B.S. en eindredacteur van OSO. |
|