OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en Geschiedenis. Jaargang 2
(1983)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 67]
| |||||
Overwegingen bij de spelling van het Sranan en een spellingvoorstelGa naar voetnoot*
| |||||
[pagina 68]
| |||||
3.2 Niveau van analyse: formele en informele spellingEerder hebben we gesproken over het feit dat vaak morfologische overwegingen meespelen bij het vaststellen van een spelling, en dat dit vermoedelijk eerder gebeurt op gronden van culturele identiteit dan om functionele redenen. De mate waarin op het principe van de functionaliteit inbreuk kan worden gemaakt hangt, zoals we gesteld hebben, sterk af van een intuïtieve inschatting van de concreet gesproken onvermijdelijk zeer ingewikkelde situatie. We hebben de vraag gesteld hoe voor het Sranan een bevredigend antwoord gegeven kan worden. We zijn nu aan de bantwoording van deze vraag toe. Men houde echter in het oog dat elk antwoord in deze materie zijn waarde zal moeten ontlenen aan het gezond verstand en de intuïtie van de beoordelaar.
Het Sranan laat zeer zeker verschillende niveaus van analyse toe voor de spelling. Dit hangt samen met het typische verschijnsel in het Sranan van de fonologische samentrekking van woorden in de gesproken taal. Zo wordt bv. du en gangbaar uitgesproken als /dweng/, of fu san ede als /fsayde/, of ben e als /bee/. Deze samentrekkingen zijn deels regelmatig, in de zin dat ze plaats vinden volgens bepaalde klankwettige regels, deels echter ook idiosyncratisch, in de zin dat ze niet in klankwettig opzicht regelmatig zijn, maar voor elk individueel geval apart gedefiniëerd worden (zoals /fsayde/) of slechts deelregelmaat vertonen (regelmaat die slechts betrekking heeft op bepaalde onderdelen van de taal). De vraag is nu of we de samengetrokken vormen zullen schrijven, dus de vormen die normaal gesproken worden, óf de niet samengetrokken vormen, die dan wel niet in die vorm worden uitgesproken, maar toch beantwoorden aan een duidelijk aanwezig taalbewustzijn waarin een hoeveelheid morfologische analyse is verdisconteerd. Dezelfde vraag doet zich voor bij de gevallen van reduplicatie: schrijven we wowoyo, sisibi, nanay, of wwoyo, ssibi, nnay? In deze gevallen wordt niet van samentrekking gesproken, maar van syncope, of gesyncopeerde vormen.
Schrijven we de samengetrokken en gesyncopeerde vormen, dan stellen we ons meer aan de functionele kant op: die vormen beantwoorden immers directer aan wat er in feite gezegd wordt. Maar als we de niet samengetrokken en de niet gesyncopeerde vormen schrijven, dan maken we een buiging naar ons bewustzijn, onze kennis van bepaalde regelmatigheden in de taal. We geven dan uiting aan een zekere taaltrots en geven blijk een zekere hoeveelheid taalreflectie te hebben volbracht, hetgeen weer een cultuuruiting is.
Aangezien het Sranan zo'n uitzonderlijk duidelijke onderscheiding te zien geeft tussen een morfologische en een zuiver klankwettige (fonologische) analyse, meen ik er goed aan te doen twee alternatieve spellingen aan te bieden, een formele spelling en een informele spelling. Beide spellingen zijn bedoeld als correct. Men mene dus niet dat de ene spelling meer ‘correct’ zou zijn dan de andere. Het verschil is slechts dat iemand die gaat schrijven de formele spelling eerder zal gebruiken in gevallen waarin hij zich wat vormelijk wil manifesteren, en de informele spelling wanneer hij minder sociale afstand tot zijn lezer(s) wil bewaren. De keuze staat uiteraard vrij. Er worden alleen twee vormen geboden om naar buiten te treden. Net als met alle andere omgangsvormen hangt het hier van de manieren van de schrijver af hoe hij zich zal gedragen. Het is uiteraard ook mogelijk de twee stijlen te mengen. De praktijk zal verder moeten uitwijzen hoe levensvaatbaar bepaalde formele of informele spellingen zullen zijn.
Het is de moeite waard hierbij aan te tekenen dat Koenders (1943) (‘Papa Koenders’), die, zoals eerder vermeld, zich ook met spellingkwesties heeft beziggehouden, hetzelfde onderscheid tussen formele en informele spelling | |||||
[pagina 69]
| |||||
maakt, door hem genoemd ‘schrijftaal’ en ‘spreektaal’. ‘Pe joe de go?’ is voor hem schrijftaal, maar ‘Pe j'e go?’ is spreektaal. Zo wordt hier voorgesteld in de formele spelling te schrijven kabá, papá, mamá, titéy, mi ben e nyan, mi ben o nyan. Maar in de informele spelling worden deze vormen respectievelijk: kba, ppa, mma, ttey, mi bee nyan, mi boo nyan. Het valt moeilijk te voorspellen in hoeverre deze vormen strikt onderscheiden zullen worden, in de praktijk, op het punt van de onderscheiding formeel-informeel. Misschien zal kba snel inburgeren, ook in teksten die overigens in formele spelling staan. We kunnen thans op deze vragen geen antwoord geven. Maar dat is ook niet nodig. Immers, zolang de gebruikers van de spelling de beschikking hebben over de gegeven alternatieven, kunnen zij zelf hun keuze maken. In een later stadium zal vanzelf blijken welke keuzes het meest populair zullen zijn.
Afgezien van het gemaakte onderscheid tussen de formele en de informele spelling blijft uiteraard ieder de vrijheid om het gesproken woord zo letterlijk mogelijk weer te geven, in gevallen waar dit voor het bereiken van een stilistisch of literair effect dienstig lijkt. Ook in gedichten, waar klank en ritme belangrijk kunnen zijn, kan tot zo'n ‘spreekspelling’ worden overgegaan. Vaste regels zsjn hiervoor moeilijk te geven: de schrijver zal hier zijn eigen creativiteit moeten laten gelden om een product te scheppen dat aan zijn creatieve en esthetische normen voldoet. Enkele voorbeelden van letterlijk en levendig weergegeven woorden in een min of meer geïmproviseerde spreekspelling zijn: i kan giaa moni (= yu kan gi en a moni) | |||||
3.3 Niet of onvolledig gecreoliseerde leenwoordenHet is in het Sranan, juist omdat het een Creolentaal is, niet altijd even duidelijk wat voor status zg. leenwoorden hebben. Voor heel oude ontleningen is het antwoord duidelijk: zij zijn echt Sranan. Dit blijkt o.m. uit de klankstructuur van de woorden, met name uit de slotklinker die als onderdeel van het creoliseringsproces is toegevoegd.: uit het Engelse over zien we Sranan abra ontstaan; uit water komt watra; uit work komt wroko; uit hand krijgen we anu; uit must komt musu, om maar enkele voorbeelden te noemen. In het algemeen zijn deze ontleningen klankwettig, d.w.z. zij volgen een duidelijke regelmaat (al zijn er wel uitzonderingen).
Naast deze authentieke woorden bestaan er ook, meestal recente, ontleningen, die klankwettig niet zijn aangepast. Zij worden ook ervaren als ‘vreemde woorden’ in de taal: computer, schrijfmachine, etc. Wanneer het inderdaad echte vreemde woorden betreft, lijkt het aanbeveling te verdienen deze te schrijven zoals ze normaal geschreven worden in de taal waaraan ze zijn ontleend.
Enigszins problematisch zijn de grensgevallen of tussenvormen van ontlening. Dit zijn woorden die duidelijk zijn ingeburgerd en die vaak ook een bepaalde betekenisspecialisatie hebben ondergaan vergeleken met de taal waaraan zij zijn ontleend. Maar ze zijn klankwettig niet of niet geheel aangepast en worden, mede daarom, nog aangevoeld als enigszins vreemd of oneigen, maar niet zo sterk als de echte vreemde woorden. Voorbeelden zijn tof (uit het Engelse tough), of hosel (uit hustle), of pipel (uit people). Men merke op dat deze woorden, als zij normaal en volledig gecreoliseerd waren, er uit zouden zien als, respectievelijk: tofo, (h)osro, of (h)osru, en pipri. | |||||
[pagina 70]
| |||||
Voor deze woorden lijkt de meest natuurlijke oplossing ze maar te accepteren als, zij het wat laat gekomen, Sranan kinderen, en ze zo veel mogelijk in overeenstemming met de andere Sranan woorden te schrijven. Het kan voorkomen dat er geen eenstemmigheid bestaat over de status van een bepaald woord. Zo kan men zich voorstellen dat sommigen het woord republiek zien als een echt vreemd woord, en het daarom zullen spellen zoals net in deze zin is gedaan, dus als een Nederlands woord. Maar anderen kunnen wellicht menen dat het alreeds in de taal is opgenomen. Ze zullen ook eerder de u in dit woord als een oe uitspreken, en de schrijfwijze republik verkiezen, in overeenstemming met de spellingregels voor het Sranan.
Een aparte categorie wordt gevormd door bepaalde Nederlandse leenwoorden, vooral woorden die klankmatig niet al te zeer van het Surinaams Nederlands verschillen, zoals bv. fraw, snew, lew, koluGa naar eind8.. Klankwettig gesproken zijn dit goede Sranan woorden, maar ze vertonen een verschijnsel dat we kunnen aanduiden met de term lexicaal continuum. Dit verschijnsel bestaat hierin dat de uitspraak van deze woorden variëert op een continue schaal waarvan het ene uiterste wordt gevormd door de echte, authentieke Sranan uitspraak, laten we zeggen: de basisuitspraak, en het andere uiterste door de Surinaams-Nederlandse (let wel, niet de Europees-Nederlandse) uitspraak, die we hier de bronuitspraak zullen noemen. Zo rijmt in de basisuitspraak het woord fraw op law, kaw, terwijl de bronuitspraak beantwoordt aan de Surinaams-Nederlandse uitspraak van het woord vrouw, en rijmt op now (maar zie noot 8). Snew en lew hebben in de basisuitspraak de lage korte e, als in banalew, maar in de bronuitspraak hebben zij eerder de hoge, ietwat gerekte ee die we kennen uit het Nederlands. (Als tussenvorm wordt vaak gehoord sneuw, leuw). Kolu heeft de /k/ in de basisuitspraak, maar een aan het Nederlands ontleende fricatieve gutturaal in de bronuitspraak (zie ook Eersel 1971: 321). Naast kolu komt ook het aan het Engels ontleende gila voor).
Welke uitspraak een Srananspreker zal bezigen, de basisuitspraak, de bronuitspraak, of iets daartussen in, en ook met welke frequentie hij een bepaalde uitspraak zal aanhouden, zal afhangen van een aantal factoren, zoals zijn socio-economische afkomst, zijn socio-culturele of socio-politieke houding, instelling of, in vaktaal, attitudes, de aard van de in gang zijnde communicatie (wie is de gesprekspartner? waarover gaat het gesprek? en andere dergelijke vragen spelen daarbij mee).
We moeten ons, dunkt me, door het lexicaal continuum van deze woorden niet laten misleiden, en ze beschouwen als volledig gecreoliseerde Sranan woorden. Zij verdienen daarom ook als Sranan woorden gespeld te worden: fraw (als dit tenminste de basisuitspraak is), lew, snew, kolu. | |||||
3.4 De accenttekensWe kunnen in de spelling van het Sranan toe met twee accenttekens: de ‘acccent aigu’, of leti marki (als op é), en de ‘accent grave’, of kruktu marki (als op è).
Het zou te verkiezen geweest zijn als we het geheel zonder deze diacritische tekens hadden kunnen stellen, het beginsel indachtig dat diacritische tekens zoveel mogelijk vermeden dienen te worden. Maar de spelling zou daarmee aan helderheid en herkenbaarheid inboeten.
De functie van de twee accenten is geheel verschillend. De leti marki wordt alleen gebruikt om onregelmatige klemtonen aan te geven (dus evenals in het Spaans). Maar de kruktu marki duidt op een speciale klinkerkwaliteit, | |||||
[pagina 71]
| |||||
speciaal van de e.
Het Sranan kent een niet al te ingewikkelde klemtoonregel, die we als volgt kunnen formuleren: In niet samengestelde Sranan woorden valt de klemtoon op de voorlaatste lettergreep, behalve wanneer het woord uitgaat op -n: dan valt de klemtoon op de laatste lettergreep. Voorbeelden: tongo, maskita, sidon, alen, Sranan. In samengestelde woorden behoudt elk deel zijn eigen klemtoon. Voorbeelden: anansitori, alendyakti, fudateede. Er zijn echter uitzonderingen. En hiervoor dient de leti marki. Bv. warsków, tidé, papá (merk op dat dit woord onderscheiden is van het regelmatige papa, dat ‘pap’ betekent).
De kruktu marki vindt een goed gebruik in de aanduiding van de herkenbaar speciale e in woorden als sèm, tèt, dèf, mèf, plèy, èn (dit laatste in de betekenis ‘en’, en niet als het voornaamwoord en). | |||||
3.5 Dubbele lettersOver het dubbel schrijven van klinkers is in paragraaf 2.1 reeds uitvoerig gesproken, in verband met de discussie rond het beginsel ‘schrijf wat je hoort’. We hebben daar, na een gedetailleerde analyse, gekozen voor de regel dat de klinkers alleen dan dubbel geschreven worden wanneer we te maken hebben met een gerekte, dubbeltoppige klinker, zoals die zo vaak en zo typisch in samengetrokken woorden optreden: bee, boo, gaa, eseesi, en een enkele keer ook wel in losse woorden: pooti, kaaka (in de betekenis van ‘arm’, ‘pover’, en ‘mevrouw’ als aanspreekvorm voor een oudere dameGa naar eind9.), onderscheiden van respectievelijk poti ‘zetten’ en kaka ‘haan’) of baana (uit banana, met wegvallen van de eerste n).
Wat het dubbel schrijven van medeklinkers betreft, zoals dat in oudere spellingen (maar niet in de officiële spelling van 1960) veelal gebeurde, hierover kunnen wij kort zijn. Medeklinkers worden in het midden van woorden, tussen twee klinkers, nooit dubbel geschreven. Hierover is tegenwoordig iedereen het eens. We schrijven blaka, en niet blakka. Het dubbel schrijven van medeklinkers heeft echter wel zin ter weergave (in de informele spelling) van de ‘gespannen’ beginklank van woorden als wwoyo, ssibi, nnay, die in de formele spelling te schrijven zijn als wowoyo, sisibi, nanay. Dit zijn dus de gevallen die eerder, in paragraaf 3.2, zijn aangeduid als gesyncopeerde vormen. Verder zijn er de gevallen van gg, besproken in paragraaf 3.8. | |||||
3.6 De ‘h’Een aparte discussie dient gewijd te worden aan de h in het Sranan. De klank h is in veel woorden onstabiel, soms omstreden, en vaak gekoppeld aan bepaalde stilistische waarden. Het gaat hierbij uitsluitend om de h aan het begin van een woordGa naar eind10.. Deze h vormt een uitermate lastig probleem, waar nog veel onderzoek aan gewijd zal moeten worden.
Voorlopig lijkt het verstandig onderscheid te maken tussen drie soorten van gevallen. Ten eerste zijn er de woorden waar de h niet goed weggelaten kan worden: hey (in beide betekenissen van ‘hoog’ en van ‘soort haas’), hensi, | |||||
[pagina 72]
| |||||
hosel. Dit zijn duidelijke gevallen van woorden die de h blijkbaar als onmisbaar bestanddeel hebben.
Nader onderzoek zal moeten uitwijzen welke woorden precies tot deze categorie horen. Men zou kunnen denken dat Sranansprekers dit eenvoudig zouden kunnen vaststellen door bij zichzelf na te gaan of het woord ook zonder h acceptabel is, en in veel gevallen is dit ook zo eenvoudig. Maar er zijn waarschijnlijk ook gevallen van betekenisspecialisatie. Zo is er het Srananwoord (h)ebi, dat als bijvoeglijk naamwoord ‘zwaar’ betekent, en als werkwoord ‘zwaar worden’ of ‘zwaar maken’. Er is echter ook een zelfstandig naamwoord van die vorm, en afgeleid van het bijvoeglijk naamwoord, met de betekenis ‘slechte gewoonte’ of ‘ergernis’. Sommige sprekers hebben mij verzekerd dat in die laatste betekenis het woord verplicht een h krijgt. Deze sprekers zijn taalkundig geschoold en zijn gewend op zulke dingen te letten en in staat om dat te doen. Als men wil weten of de doorsnee taalgebruiker inderdaad systematisch het onderscheid maakt tussen (h)ebi en hebi, zoals zojuist is geschetst, dan zal onderzoek moeten plaatsvinden.
Een tweede categorie wordt gevormd door woorden die normaal gesproken, in de gewone ‘stream of speech’, geen h vetonen, maar die bij nadruk, of om een bijzonder stilistisch effect teweeg te brengen, wel een h kunnen krijgen. Voorbeelden zijn: (h)eri, (h)ari, (h)ati, (h)oriGa naar eind11.. Vermoedelijk is het zo dat de functie van het gebruik van de h voor deze gevaiien niet steeds overeenkomt: het ziet er naar uit dat deze woorden onderling verschillen in de mate waarin zij de h ‘toelaten’, en de effecten die met het gebruik van de h kunnen worden bereikt. Wei hebben zij gemeen dat de uitspraak zonder h de ‘ongemarkeerde’, oftewel de meest neutrale, is.
Bij het schrijven van deze woorden heeft de schrijver de vrijheid al dan niet de h te schrijven. Hij zal zelf moeten bepalen wat het beste in zijn tekst past.
Tenslotte zijn er de woorden die vroeger wel de h gehad hebben, maar hem volledig zijn kwijtgeraakt, tenzij in heel bijzondere, archaïsche, vormen van taalgebruik. Ik doel hier op woorden als oso, arki, die men beter niet met h kan schrijven.
Men maakt uit de lotgevallen van de h op dat deze klank onstabiel is in het Sranan, maar blijkbaar op weg is naar een grotere stabiliteit en een duidelijker status. | |||||
3.7 De ‘sy’ of ‘sh’?Een punt dat ik in het volgende voorstel liefst open wil laten is het volgende. Er zijn nogal wat woorden in het Sranan met de klank /š/ (dus: de gepalataliseerde s). Er valt veel voor te zeggen deze klank weer te geven als sy. We krijgen dan bv. syen, syatu, basya, kasyu. Een goed argument hiervoor is dat de halfvocaal y ook met andere medeklinkers op analoge wijze voorkomt: tyari, pudya, manya, nyan. Daar staat tegenover dat de klank in kwestie in allerlei talen, met name het Engels, maar ook (en dit is toch wel belangrijk in Suriname) het Hindi, geschreven wordt als sh. We krijgen dan: shen, shatu, basha, kashu. Zoals gezegd, beide oplossingen lijken verdedigbaar, en ik geef er de voorkeur aan mij hier niet vóór de een of ander uit te spreken.
Een bijkomende complicatie is het feit dat veelal in Sranan woorden waarin een s gevolgd wordt door een i, de s gepalataliseerd wordt en de klankwaarde | |||||
[pagina 73]
| |||||
/š/ krijgt, niet zo verschillend van de klank in syen/shen, syatu/shatu. Een voorbeeld is het werkwoord si. Het verdient echter aanbeveling deze palatalisering niet te schrijven (dus niet ‘te schrijven wat je hoort’, in dit geval). De reden hiervoor is dat deze palatalisering nogal verschilt van persoon tot persoon, en vooral ook van streek tot streek. Diegenen die de neiging hebben /ši/ uit te spreken, zullen dit vanzelf wel doen bij het lezen van si, terwijl diegenen die de s ‘zuiverder’ houden moeilijkheden zouden ondervinden bij het lezen van syi of shi. | |||||
3.8 ‘n’ of ‘ng’? Klinkeranalisering en tweeklanken op analoge wijze behandeldEen verder punt waar men niet behoort te ‘schrijven wat men hoort’ wordt gevormd door de /ng/-klank op het eind van een woord, als in bun, nyan, en. Weliswaar horen we hier dezelfde klank als in het midden van het woord nanga, maar een juiste klankanalyse leert ons dat de gutturale nasaalklank op het eind van bun, ben, kan geen medeklinker is maar een nasalisering van de voorafgaande klinker.
Aangezien we hier niet ‘schrijven wat we horen’, hebben wij, overeenkomstig de afspraak in paragraaf 2.1, de bewijslast op ons genomen om aan te tonen waarom we van de feitelijk gehoorde klank afwijken in het schrift. De argumenten hiervoor zijn in hoofdzaak de volgende.
Nasalisering van klinkers komt in het Sranan veel voor, ook midden in woorden: dansi, anansi, nengre, mindri, mangri. Soms, als bij dansi, gransi, gaat de nasalisering terug op een oorspronkelijke n. Maar soms is de nasalisering een innovatie van het Sranan, als in nengre (van neger), mindri (van middle), mangri (van mager)Ga naar eind12.. Aangezien dit een eigen verschijnsel is van de taal, doet men er goed aan dit op uniforme wijze weer te geven. Het meest voor de hand liggende middel is de n te schrijven na de genasaliseerde klinker (als men een diacritisch teken wil vermijden).
Het zou verkeerd zijn de /ng/-klank op het eind van een woord als een medeklinker op te vatten, dus zoals de -ng- in anga. De reden hiervoor is dat volledig gecreoliseerde woorden nooit op een medeklinker uitgaan, maar altijd op een klinker. In het historische proces van de creolisering zijn woorden die oorspronkelijk op een medeklinker uitgingen steevast van een klinker voorzien, en wel volgens bepaalde vaste regelsGa naar eind13.. Als we de slot-/ng/ als een medeklinker zouden opvatten, dan zouden we hier van een uitzondering moeten spreken. Maar als we van een genasaliseerde klinker spreken, is de analyse regelmatiger.
In het algemeen stellen we dat de /ng/-klank alleen dan als medeklinker wordt geteld wanneer hij tussen twee klinkers staat binnen hetzelfde woord: nanga, tongo. Maar als hij gevolgd wordt door een medeklinker, als in nengre, mindri, of door het woordeinde, als in nyan, tan, bun, dan is er sprake van klinker nasalisering. In nengre of dungru hebben we dus de medeklinkercombinatie -gr- in het midden, voorafgegaan door een genasaliseerde e of u. We schrijven de medeklinker als ng en de klinkernasalisering als n. Alleen wanneer de genasaliseerde klinker gevolgd wordt door de medeklinker g plus een klinker, zou verwarring ontstaan: we zouden dan ng krijgen tussen twee klinkers en dan zou de klank /ng/ gelezen worden, en niet de nasale klinker gevolgd door /g/. Daarom schrijven we in zulke gevallen een dubbele g: Munggo, tingga, pinggo. Voor nengre of dungru is dit niet nodig, daar de combinatie ng in dit woord geen medeklinker kan zijn: zij staat niet tussen twee klinkers. Hier moet dus de n voor de g een klinkernasalisering weergeven. | |||||
[pagina 74]
| |||||
In paragraaf 4.2.2 worden de y en de w op analoge manier behandeld, en wel om dezelfde redenen. Zij zijn alleen medeklinkers wanneer ze tussen twee klinkers staan, of aan het begin van een woord (een positie die voor ng in het Sranan niet mogelijk is). Anders zijn zij halfklinkers. Wowoyo heeft dus de medeklinkers w, w en y. Maar moy heeft maar één medeklinker, de begin-m; daarnaast heeft het de klinker o en de halfklinker y, die samen de tweeklank oy vormen. Wanneer we de eigenschap van medeklinker dan wel halfklinker of klinkernasaiisering te zijn als uitgangspunt nemen, wordt duidelijk waarom boy, now, bun geen toegevoegde slotklinker hebben, maar boyo, wowo, unu wel: immers in deze laatste woorden gelden de y, de w en de n als medeklinkers, zodat de betreffende woorden een toegevoegde klinker verlangen.
Om deze redenen wordt hier voorgesteld, in overeenstemming met het Spellingvoorschrift van 1960, om op het woordeinde -n te schrijven en niet, zoals nog steeds veelal wordt gedaan, -ng. | |||||
3.9 Aparte gevallenZoals altijd, blijven er ook hier een paar aparte gevallen over, die afzonderlijk behandeld moeten worden, en waar ook wel afzonderlijke ad hoc beslissingen genomen zullen moeten worden. We zullen er enkele bespreken.
De Sranan uitdrukking voor ‘waarom’? is: fu san ede? (‘uit welken hoofde’). Door het frequente gebruik heeft dit woord een idiosyncratische samengetrokken vorm ontwikkeld, waarvoor de schrijfwijze niet meteen evident is. Men zou kunnen schrijven fsáede, daarmee aangevend dat het woord ede er onderdeel van uitmaakt. Nadeel is dat, vanwege de nu onregelmatige klemtoon, het klemtoonteken, de leti marki, gebruikt moet worden. Een andere mogelijke schrijfwijze is echter fsayde, dat dichter bij de werkelijke klanken staat, en waar geen klemtoonteken nodig is.
Een ander geval is het woord dat veelal gengen geschreven wordt, oorspronkelijk een reduplicatie van gen maar de enkelvoudige vorm komt niet meer voor. De VACO Woordenlijst geeft gengen, maar het valt te overwegen dyendyen te schrijven daar de meest gangbare uitspraak aan deze schrijfwijze beantwoordt.
Zo zullen er ongetwijfeld nog meer twijfelgevallen overblijven. Voor het overgrote deel van de Sranan woordenschat zal het nu volgende spellingvoorstel echter een éénduidige oplossing bieden. | |||||
4. Het spellingvoorstel
| |||||
[pagina 75]
| |||||
vormen (diacritische tekens) komen alleen voor in leenwoorden.
In het vervolg zullen slechts kleine letters gebruikt worden bij het formuleren van de spellingregels. | |||||
4.2 De spelling van losse woorden
| |||||
4.2.2 De tweeklankenHet Sranan kent de volgende tweeklanken: ay, ey, oy, uy, aw, ew, ow. (We spreken van tweeklanken wanneer de y of w wordt voorafgegaan door een klinker en gevolgd wordt door een medeklinker of door het woordeinde. We hebben dus geen tweeklank in bv. trowé, wowoyo, faya. Hier fungeren de y en de w als medeklinkers). Voorbeelden: ay in bv. ayti, bay. ey in bv. seyri, freyda, peypa. oy in bv. kroyti, moy, koyri, doyn, noyti. uy in bv. muy, puyri, muyti. aw in bv. law, kaw, sawto. ew in bv. snew, lew, banalew. ow in bv. owru, kownu, trow, fanowdu, sowtu. | |||||
4.2.3 De medeklinkersb in bv. blaka, tábiki, krabu. d in bv. doro, ede, dron. f in bv. furu, freyda, afu, twarfu. g in bv. gansi, bigi, agu, gi, agen, gersi, langa, drungu. Wanneer g wordt voorafgegaan door n, worden de twee letters samen (ng) uitgesproken als de ng in het Nederlandse langer, of het Engelse singer: nanga, tongo, finga, linga, nengre. Er zijn echter ook woorden waar deze klank nog gevolgd wordt door g (als in het Engelse woord finger). In deze gevallen wordt ngg geschreven: Munggo, pinggo, tingga. De ng-klank op het eind van een woord | |||||
[pagina 76]
| |||||
wordt geschreven als n (zie onder n), g voor e of i wordt in de gangbare uitspraak gewoonlijk verzacht tot ‘dzy’. Deze verzachting wordt echter niet geschreven. h in bv. hey, hipsi, hosel, hensi. Optioneel in (h)ori, (h)ebi, (h)ari, (h)ati. k in bv. baka, kruktu, taki, kerki, siki, kisi, pikin, bromki, kenki. Vaak wordt k voor e of i uitgesproken als ‘ky’. (‘zachte’ k). Deze uitspraak variëert sterk van woord tot woord en van streek tot streek. Om ieder de keuze van zijn eigen uitspraak te laten, wordt de ‘zachte’ k niet geschreven. l in bv. ala, lati, lafu, lala, lontu. m in bv. man, mindri, kumba, amra, nomo, sma. n in bv. nefi, nyan, nofo, anansi, anu. De n op het eind van een woord wordt uitgesproken als ng: kan, nen, nyun, alen. p in bv. opo, prasoro, padi, puru. r in bv. redi, yere, srefi. s in bv. anansi, sroto, masra, esi, sarasara. Voor i wordt soms de s wel als ‘sy’ uitgesproken (‘zachte’ s), als in si. Omdat het hier vrije variatie betreft, wordt de zachte s niet geschreven. t in bv. taki, tongo, tranga, watra. w in bv. watra, wroko, trowé, gwe, now, snew, owru. y in bv. yari, yepi, yuru, faya, bay, ayti, manya. | |||||
4.2.4 Enkele speciale medeklinkercombinatiesty in bv. tyari, motyo, metya, tyopu, kwartyi. dy in bv. dyari, dyaso, dyompo, Dyuka, pudya, Bedyan, Indyi. ny in bv. nyan, nyunsu, manya, monyo, anyisa. sy in bv. syen, syatu, basya, kasyu. Niet in bv. si, fisi, siki. tw in bv. twarfu. dw in bv. dweyri, dwengi. kw in bv. kway, kweki, sukwa. gw in bv. gwe, gwenti. NB: Het is misschien beter sy te vervangen door sh: shen, shatu, basha, kashu. (Zie par. 3.7). | |||||
4.2.5 Reduplicatie: elisie van klinkersVolledige of gedeeltelijke reduplicatie van woorden is een productief procédé in het Sranan. De gedeeltelijke reduplicatie komt historisch voort uit de volledige. Zo is wowoyo ontstaan uit woyowoyo, nanay uit naynay, srefsrefi uit srefisrefi. In de formele spelling wordt de gangbare vorm van reduplicaties geschreven. De tussenklinker vervalt waar deze niet wordt uitgesproken: srefsrefi, kwetkweti, fosfosi. Maar: sarasara. Dubbeltoppige rekking van verbindingsklinkers wordt geschreven: afaafu. Eveneens gedeeltelijke reduplicatie: wowoyo, wiwiri, fufuru, nanáy, didibri, mamanten, wawáy, sisibi, tetéy.
Wanneer de geredupliceerde vorm begint met medeklinker-klinker, gevolgd door dezelfde medeklinker-klinker-combinatie, zoals in de juist genoemde gevallen, dan mag in de informele spelling de eerste klinker komen te vervallen: wwoyo, wwiri, ppa, mma, ffuru, nnay, ssibi, ttey. In samenstellingen (zie onder) wordt de verkorte vorm ook in de formele spelling gebruikt konkruttey, yesimma, motyoppa. | |||||
[pagina 77]
| |||||
4.2.6 Het aaneenschrijven van samengestelde woordenSamengestelde woorden worden aaneengeschreven: waktiman, blakaman, wasuma, agutere, konkruttey, yesimma, letanusey, seyede, tudeywroko, alendyakti.
Soms treedt dubbeltoppige klinkerrekking op waar de twee woorden verbonden worden: atooso, fudateede, beraati, edaati, angaanga, skowtuuma.
Alleen wanneer door samenvoeging van twee woorden twee verschillende klinkers op elkaar stoten zonder versmelting of rekking, wordt een koppelteken gebruikt: blaka-uma, tranga-ede.
In de informele spelling kan de klinker van een onbeklemtoonde lettergreep komen te vervallen: kba, tumsi, kapweri, sdon, ddon, fdateede, in plaats van de formele spelling: kabá, tumusi, kapuweri, sidon, didon, fudateede. Een speciaal geval is bakanná, voor de formele vorm van bakadina. | |||||
4.2.7 KlemtoonIn de regel hebben Sranan woorden de klemtoon op de voorlaatste lettergreep. Alleen wanneer het woord uitgaat op n komt de klemtoon op de laatste lettergreep. Voorbeelden van deze algemene regel zijn: tongo, Sranan, sidon, manten, alen, maskita.
Vanzelfsprekend valt bij éénlettergrepige woorden de klemtoon op de enig beschikbare lettergreep: moy, nyan.
Samengestelde woorden behouden de klemtoon van de delen: anansitori, alendyakti, konkruttey, fudateede.
Er zijn echter ook woorden die de klemtoonregel niet volgen. Hun afwijkende klemtoon wordt aangegeven met een accent aigu (leti marki): lowé, trowé, lotréy, warsków, kánkan, kokobé, tidé, pondó. Soms vervalt in de informele spelling door klinkerelisie de noodzaak een accent te schrijven: kba, ttey, ppa, mma, naast kabá, tetéy, papá, mamá. Bij uitzondering komt het voor dat de informele spelling een accent vraagt waar de formele spelling zonder accent toekan: bakanná naast bakadina. | |||||
4.2.8 HoofdlettersHoofdletters worden gebruikt voor het begin van een zin, voor eigennamen, voor titulatuur, voor opschriften en titels. Niet echter voor de namen van dagen of maanden. | |||||
4.3 Spelling van woorden in zinsverband
| |||||
[pagina 78]
| |||||
gebruik van de komma kan beantwoorden aan intonatie-onderbrekingen of pauzes die de schrijver in de zin aangebracht wenst te zien. : vestigt aandacht op iets dat volgt. - duidt een gedachtenpauze aan. | |||||
4.3.2 Formele spellingIn onpersoonlijke, formele teksten wordt de formele spelling gebezigd. Elisies van klinkers of medeklinkers, of samentrekkingen, worden niet geschreven (maar zie onder 4.2.5 en 4.2.6). Alleen in geaccepteerde reduplicaties van meerlettergrepige woorden wordt de tussenklinker, in overeenstemming met de uitspraak, niet geschreven: srefsrefi, fosfosi, kwetkweti, konkoni. Wanneer in zulke gevallen dubbeltoppige rekking optreedt, wordt deze geschreven: afaafu.
In samenstellingen waar het tweede deel een reduplicatie omvat, wordt elisie toegepast (zie 4.2.5): konkruttey, anasittey.
In de formele spelling wordt het persoonlijk voornaamwoord van de tweede persoon yu steeds yu geschreven. | |||||
4.3.3 Informele spellingIn minder onpersoonlijke teksten kan de schrijver de informele spelling bezigen. Hier worden bepaalde lexicale en grammaticale standaardgevallen geschreven met elisie en/of contractie. Voor de lexicale gevallen zie 4.2.5 en 4.2.6. In de informele spelling zal yu eerder als i geschreven worden, naargelang de uitspraak.
Grammaticale standaardgevallen van contractie, met elisie van n, zijn: bee (= ben e), boo (= ben o). Verder bv. mee (= mi e), nee (= no e), noo (= no o).
De slot-i kan, naargelang de uitspraak, vervangen worden door een apostrof oftewel koti marki: in' Paramaribo; den go tek' fisi. Hetzelfde geldt voor sommige andere slotklinkers: mus' (= musu).
In deze spelling kan ook de m geschreven worden die regelmatig wordt gehoord i.p.v. de slot-/ng/ (formele spelling: -n) wanneer het woord direct gevolgd wordt door een lijdend voorwerp dat met een klinker begint: mee go krima oso; mi noo nyamen, voor respectievelijk mi e go krin a oso; mi no o nyan en. Maar iet op: mi no nyan ete krijgt geen m, omdat ete geen lijdend voorwerp is. | |||||
4.4 Speciale gevallenHier dient een lijst te komen van speciale, niet regelmatige spellingen. Als voorbeelden kunnen genoemd worden: fsayde (of: fsáede?) als informele spelling van fu san ede. knapu als informele spelling van tanapu.
Voorbeeld van een formele spelling
Abeni, wan fisiman
A ben de wan dreyten mamanten ini oktober. Mamanten dow ben ari gwe | |||||
[pagina 79]
| |||||
kabá. Son safrisafri ben e pusu ede kon. Ebi kapuweri ben e gro na libakanti, so furu taki yu no ben kan si pasá mindri a kapuweri disi. Bontaki ben e anga lagi kon na ini a liba, so wan wan leysi yu ben abi fu dúkrun fu pasá na ondro den taki. Wan sey na busilanki yu no ben si noti moro leki tu dungru sombra ben e grati pasá safrisafri leki worku. Ini wan kruyara wan papá nanga en boy ben e go fisi. Nono, den ben e go teki fisi. Teki fisi biká den ben seti maswa. So leki fa a gwenti ben de, dan a no wan maswa yu ben e seti, ma moro leki wan. Now di falawatra, fisi ben sa musu de na ini. Den tu man ini a boto skin ben e brenki sorfusorfu fu a sweti ini a mamantenson, di ben naki den moy kabá.
A dungru libawatra ben kon waranwaran, biká dey ben opo moy langa kabá. Ibri leysi te den ben doro pe den ben seti wan maswa, wan fu den ben e ori a boto tanapu nanga wan pari, nanga a trawan ben e grabu a maswa, opo en kon na loktu, kanti san de na ini, na ini a kruyara. Dan den seti a maswa baka gi na tra dey. Dan den ben e pari go moro fara, moro fara go miti wan tra maswa.
Bun fara na abra a liba yu ben kan yere den sten. Den ben e prisiri fu tru biká a ben sori taki a dey ben o waka bun. Furu fisi den ben o fanga. Nanga singi den leygi ala den maswa, di ben seti na spesrutu presi ini a liba. Baka disi den dray go baka na oso. Safrisafri den ben e pari, biká den ben weri pikinso. Wan fu tidé wan fu tamara, na so den doro oso. A dey ben waka bun.
Abeni, na so a papá ben nen, ben du a wroko disi someni yari kabá. En wawan. No wan suma ben e yepi en. Now di a ben kon owru, a ben e leri en wan boy, Mude, a wroko. Eseesi Mude ben sa musu teki abra. Mude ben sabi furu kabá fu liba, busi nanga fisi.
Mofoneti, te Abeni nanga Mude ben e sidon na dronmofo, Abeni ben e ferteri a boy furu tori fu liba, busi nanga fisi. Mude noyti ben tranga-ede. A ben e arki nanga gran lespeki san en papá ben e leri en. Aia den tori Mude ben e ori bun na ede. A dey fu teki abra no ben o libi langa moro; a ben e firi dati kabá. A ben sa musu sorgu gi mamá, granma, pikin sisa nanga ala tra famiri sani.
Na so Mude ben e wakti dey te en ben sa tron edeman fu famiri nanga sabiman fu busi, liba nanga fisi.
(Vrij naar AFANTI)
Voorbeeld van een informele spelling
Abeni, wan fisiman
A ben de wan dreyten mmanten in' oktober. Mmanten dow ben ar' gwe kba. Son safsafri bee pus' ede kon. Ebi kapweri bee gro na libakanti, so furu tak' i no ben kan si psa mindri a kapweri disi. Bontaki bee anga lagi kon na in' a liba, so wan wan leysi i ben ab' fu dúkrun fu psa na ondro den taki. Wan sey na buslanki i no ben si noti moro lek' tu dungru sombra bee grati psa safsafri lek' worku.
In' wan kruyara wan ppa nanga en boy bee go fisi. Nono, den bee go tek' fisi. Tek' fisi biká den ben seti maswa. So lek' faa gwenti ben de, dan a no wan maswa i bee seti, ma moro lek' wan. Now di falawatra, fisi ben sa mus' | |||||
[pagina 80]
| |||||
de na ini. Den tu man in' a boto skin bee brenki sorfsorfu faa sweti in' a mmantenson, di ben nak' den moy kba.
A dungru libawatra ben kon waranwaran, biká dey ben opo moy langa kba. Ibri leysi te den ben doro pe den ben set' wan maswa, wan f' den bee or' a boto knapu nanga wan pari, nanga a trawan bee grab' a maswa, opo en kon na loktu, kant' san de na ini, na in' a kruyara. Dan den seti a maswa baka gi na tra dey. Dan den bee par' go moro tara, moro tara go mit' wan tra maswa.
Bun fara na abra a liba i ben kan yere den sten. Den bee prisiri fu tru biká a ben sor' tak' a dey boo waka bun. Fur' fisi den boo fanga. Nanga singi den leyg' ala den maswa, di ben set' na spesrutu presi in' a liba. Baka disi den dray go baka na oso. Safsafri den bee pari, biká den ben weri pikinso. Wan f' tide wan f' tamara, na so den dor' oso. A dey ben waka bun.
Abeni, na so a ppa ben nen, ben daa wroko disi somen' yari kba. En wwan. No wan sma bee yep' en. Now daa ben kon owru, a bee ler' en wan boy, Mude, a wroko. Eseesi Mude ben sa mus' tek' abra. Mude ben sab' furu kba fu liba, busi nanga fisi.
Mofoneti, te Abeni nanga Mude bee sdon na dronmofo, Abeni bee ferter' a boy fur' tori f' liba, busi nanga fisi. Mude noyti ben tranga-ede. A bee arki nanga gran lespeki san en ppa bee ler' en. Ala den tori Mude bee or' bun na ede. A dey f' tek' abra no boo lib' langa moro; a bee fir' dati kba. A ben sa mus' sqrgu gi mma, granma, pikin ssa nanga ala tra famir' sani.
Na so Mude bee wakti a dey te en ben sa tron edeman fu famiri nanga sabiman fu busi, liba nanga fisi.
(Vrij naar AFANTI) | |||||
[pagina 81]
| |||||
Literatuur
|
|