OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en Geschiedenis. Jaargang 2
(1983)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
Ronald Snijders / Soeterijntheater, 12 februari 1983
Een kijkje in de zaal / Soeterijntheater, 12 februari 1983
| |
[pagina 19]
| |
Een impressie van een Surinaams gebeuren in februari
| |
[pagina 20]
| |
nu nog verlaten ruimte zal de literatuur van het Sranan besproken worden. Het podium met eenvoudige tatel en twee glanzend-bruine Weense stoelen, op hun beurt geflankeerd door twee keurige ouderwetse bruinlederen aktetassen die hier als het ware asiel hebben gevonden voor de zich overal vrijpostig opdringende Samsonites, de snelle symbolen van succes in Bakrakondre. Toch kan dit decor ook zó worden gebruikt voor een stuk van Ionesco en in deze mis-en-scène ontmoeten de deelnemers elkaar met de nodige égards, de inmiddels gezeten dames met taxerende blikken de binnenkomende dames zijdelings maar niet minder kritisch observerend, zoals dat gaat. De taal wordt serieus genomen want reikt de toren van Babel inmiddels niet tot ver in de wolken?
Ik heb eens gelezen dat schrijvers schrijven om lezingen te kunnen houden en ik denk aan de wisselende gevoelens die ik meestal waarneem bij de optredens van dichters en scribenten, de act die me amuseert bij de eersten irriteert me vaak bij de laatsten. Zoals bij een door monitoren en pilaren versierd optreden van de illustere I.F. Stone in de Nieuwe Kerk op de hoofdstedelijke Dam in het kader van de Bicentennial. Waar voor een select gezelschap een lofzang werd gebracht aan de Republiek der Nederlanden, ongehinderd door de pompeuze marmeren tombe achter hem ter ere van de schrik der zeeën en de Afrikaanse kusten, Michiel Adriaanszoon de Ruyter de slavenhaler uit Zeeland. Een onwerkelijk soort geschiedenisvervalsing dat ik na 20 minuten voor gezien houd.
Maar goed, hier in het Soeterijn zijn we dichter bij huis en worden we geconfronteerd met de taal als vormbeeld en het land dat een vermoeiend gevecht levert met haar droevige historie. Het laatste zal nadrukkelijk ter sprake komen in de causerieën van de taalbeoefenaars met de zovele verwijzingen naar het kolonialisme in het verleden en zodoende de hebi's van het heden. Lotta Ruskamp komt als eerste op het podium en memoreert met spijt de afwezigheid van dissident Van Mulier en de daarmee aangetoonde verdeeldheid binnen de Surinaamse gemeenschap in P'tata kondre. Hier zoals daar. De actualiteit wordt noodzakelijk kortstondig belicht. We tasten verder in het duister over waar het hart naar uit gaat en het verstand het af laat weten. We zijn hier met andere zaken bezig, opmerkelijk genoeg. Met een glimlach beluister ik haar anecdote over de ontmoeting met Dobru bij Vaco in de Domineestraat en in hoeverre zijn de tijden sindsdien veranderd, nu we weten dat schrijven levensgevaarlijk kan zijn als het de vrije meningsuiting betreft onder de kankantri. Schrijven is al moeilijk genoeg en zeker niet een kwestie van kwantiteit maar van kwaliteit en Ruskamps verwijzing naar de auteurs Kross en Sluisdom, dat een schrijver het best kan werken met de taal die zij of hij het best beheerst is een duidelijk gegeven, ja vanzelfsprekend. Jeg moerstaal is de taal van je hart en de bigi Kra is van deze planeet. Zeker, schrijven in de schaduw van Alcoa en de Algemene Bank Nederland is een moeilijk sani wanneer het gaat te schrijven om het schrijven an sich, los van de duizenden jaren ellende op deze ruimtesatelliet. Alhoewel, Borges, Márquez. De gedachten dwalen weer eens af van de hebi's die met het verre geliefde land te maken hebben, derde en vierde werelden. Ik zie het altijd zorgelijke gezicht van Naipaul en herinner me The Mimic Men. Ik las het in Sranan en het was als een double feature in Star, alleen was de man in de projectieruimte niet van zijn plaats gegaan of in slaap gevallen want de beelden waren haarscherp. De man van Trinidad balancerend op zijn navelstreng, schuifelend op het te strak gespannen koord dat hem verbindt met Zuid Amerika, India en the English countryside. Ik zie opnieuw dat de voortdurende paradox een goed schrijver parten speelt en tot cynisme heeft verleid. In 1982 is Naipaul nog steeds in rebellie, een gevecht met zijn historie, lezingen die op het laatste moment geannuleerd worden: ‘I recognize | |
[pagina 21]
| |
a name and see with enormous sympathy the stirring of some chained and desperate spirit’. Ook de Surinaamse auteur moet beelden vormen met de kleuren en de ritmiek uit verschillende culturen. Roots, spirituele beleving en maatschappelijke conditionering maken de pen vaak tot een krampachtig instrument en het verhaal is dat van de gedwongen keuze. Een nauwelijks bewust proces dat de vrijheid van de creatieve ontplooiing op z'n minst hindert en de beelden onvermijdelijk in etno-socio-politieke contexten plaatst. Vanzelfsprekend is het zoeken naar een individuele taalidentiteit én, of dat nu in het ABN - Sranan Tongo - Sarnami - of Cairoiaans gevonden wordt, vaak is het niet meer dan een variant in de pogingen om de ketenen af te werpen. Wan bari: Láát me! Laat me schrijven op de stoep van Frimangron. De essentie van de beelden wordt bepaald door de inhoud, hun vorm is illustratie. De vorm beperkt, maar daarentegen laat de inhoud de vrijheid zien, de geest projecteert een visie. Zoals de schilder Guillaume Lo-A-Njoe zijn magische beelden gestalte geeft in Sranan en verderop, zoals Olaudah Equiana de slaaf uit Ibo ons zijn beelden beschrijft in zijn autobiografie die hij in 1789 te Londen publiceert.
Hoeveel verder zal ik komen tijdens dit colloquium dan de observatie, dat ook voor diegenen die nog op het podium plaats zullen nemen het schrijven zich vaak in het duister afspeelt. Want aan het schrijven gaat de vrije gedachte vooraf, tóch, ongehinderd door de beperkingen van een klein lezerspubliek of het probleem om je werk gedrukt te zien liggen in de etalages van Kersten, Vaco of Atheneum op het Spui.
Masra Hugo Pos schetst ons twee generaties Surinaamse letterkunde, met veel humor en relativiteit voert hij ons terug naar een vervlogen tijd in Sranan kondre en historie krijgt gestalte door kunstenaars als Koenders, Trefossa, De Kom en Bruma. ‘De geboorte van Boni’ en Shakespeare's ‘Midsummer Night's Dream’ in het oude Thalia meer dan een kwart eeuw geleden. Maar Masra Pos wijst ook op de moeilijkheid die bestaat voor de schrijver, om weer te geven wat onder het volk leeft. Gevangen door de beelden van Pos' boeiende weergave word ik meegenomen op de vleugels van een imaginaire sabaku en gedropt bij de vrienden op het erf aan Crommelinstrati en ben met 'n djogo in de hand op een steenworp afstand van de airco's van Tor. Het is verjari en lieve Hugo is hier met z'n tong in je oor zó van links naar rechts, taal is geen probleem en ik word niet gehinderd door de afwezigheid van boeken op de donker gepolitoerde oude Surinaamse kast van oema. Pinaren en dagelijks hosselen laat niet veel tijd tot lezen maar ik heb wel een duidelijk beeld van de goede mensen die hier hun ding gedaan hebben en nog steeds moeten doen. Verstild en vereeuwigd in waardigheid op verkleurde foto's in vergulde lijstjes van Kirpalani, where you always buy better but not cheaper. Strak in de lens kijkende heersers over een rijk van miniatuurflesjes en longdrinkglazen met een reclame of toeristische belofte die nooit in vervulling is gegaan, gelijk in zovele huisjes op andere erven. Hoe ver ben ik hier verwijderd van die avond op het erf met Ingrid, Lucien en haar sisa's en van de Dappermarkt slechts vijf minuten hier vandaan? Waar ik oema Esseline in de Hollandse winterkou, tot op het bot verkleumd, tussen de menigte op weg zag naar kip en kousebanti. Mi boi, ik zeg je hoor, dan toch liever de niet zo ongevaarlijke dagelijkse oversteek van De Vries naar de centrale markt aan de Waterkant. Het geroutineerde spel op de zebrapaden met de Toyota's en de bromfietsen. Russisch roulette in de zon, met aan de ene kant de verkopers van kranten en minimale kansen op geluk en aan de overkant de kleine jongens met hun bescheiden handel van losse Snowflakes en tandpasta.
De pauze doet ons de foyer betreden en verschaft mogelijkheden tot nadere kennismaking en onschuldige samenspraak. De bar met alternatieve bruine | |
[pagina 22]
| |
suiker voor de koffie, god weet waar vandaan, doet goede zaken en niets wijst erop dat in het land waar we zó mee bezig zijn, vreemde zaken gebeuren. Merkwaardig.
‘Goede middag, ik hoop dat u lekker gegeten en gedronken hebt’, en Astrid Roemer neemt ietwat somber plaats op het podium, glijdt met haar gespannen elleboog van de tafel en introduceert Jit Narain. Langzaam maar zeker raak ik onder de indruk van een soort vervreemding. Hoe zwaar is de adem van de Sarnami cultuur? Ik doe mijn best om de uiteenzetting van brada Narain te absorberen en slaag daar nauwelijks in. Sarnami als één van de talen waarmee in Sranan de beelden gestalte moeten krijgen. Mijn onbekendheid met zijn taal die uit een oud continent naar Zuid Amerika is overgebracht door contractarbeiders. Namen die me als muziek in de oren klinken, waaraan het zijn in dit gebouw van de tropen niet vreemd is: Vishnu, Krishna, Urdu, Hindi, Veda's, de Bhagavad Gita maar zonder vertaling ben ik nergens. Toch denk ik, is het niet de bedoeling dat de auteurs van Sranan ten koste van wat dan ook het isolement proberen te vermijden. Of dat nu etnisch, geografisch of alleen maar -isch is. Het Nederlands IS toch de voertaal in Sranan? Wellicht een reactionaire observatie, maar Spaans, Portugees en Engels zijn dat ook in de regio en Castro noch Bishop doen daar moeilijk over, voor zover ik weet. Hoe moeten de Indianen, Djuka's, Creolen, Javanen, Chinezen, Joden, Libanezen, Guyanezen en overige bakra's kennis nemen van Narains werken? Hoe wek je de belangstelling van de helft van de bevolking indien je ze niet kunt benaderen in Sarnami en die, afgezien van dit probleem, door de andere helft in de dagelijkse omgang nog steeds koeli's worden genoemd? Een taal die door iedereen beheerst wordt kan geen kwaad. Minder verwarring. Want racisme in Sranan is geen grap en blijkbaar net zo'n ingekankerd kwaad als ergens anders. Harde muziek noemt men Negermuziek, Djuka's worden nolens volens geidentificeerd als bosnegers waar je voor uit moet kijken, want ze stelen zoals je weet, Chinezen hebben ook zo hun gedachten over zwarten en Hindu's en Moslims worden door de respectievelijke families ook niet als de meest geschikte huwelijkspartners gezien. Een geslaagde mop van de manager ener bekende eet- en slaapgelegenheid in Parbo is de volgende: ‘zeg Monkau, weet jij waarom we geen slakken op het menu hebben? Omdat we geen personeel kunnen vinden die hard genoeg lopen om ze te vangen’. Gerardus van het Reve zou er blij mee zijn. Wat is dat voor eigenaardigheid dat deze zaken hardnekkig verzwegen worden door uitgerekend die mensen die de taal als gereedschap van hun kunnen en moeten hebben gekozen en dus bij uitstek de aangewezen personen zijn om de waanzin van xenofobie het volk onder de aandacht te brengen. Het blind tasten in de boezem van de Nederlandse maagd of andere kolonialisten is een versleten gebaar geworden. Practise what you preach. De sprekers maken er geen geheim van dat ze geen deskundigen zijn, hetgeen ze niet verhindert om dat op pseudowetenschappelijke manier aannemelijk te maken, het zij zo en lachen lucht op, maar toch...
Edgar Cairo volgt brada Narain op en Astrid Roemer krijgt zijn bord voor haar kop, het teken is het teken, en naast me zegt iemand: ‘ai, a man e no mek grap’ en ja, hier wordt iets opgevoerd denk ik dan. Of iets wordt niet gezien of ongemakshalve verzwegen. Wel beschreven worden de stickers in de matglazen bol van de literatuur en de sectarische ideeën waarmee het een en ander zal moeten gebeuren met de onveranderiijke terugkeer naar het drama van die dingen: oma en opa waren slaaf of contractarbeider en daar hebben we nog steeds last van. Op die manier kunnen we nog een tijd doorgaan en dat doen we.
Jules Niemel laat me weten dat hij dichter bij de waarheid en het leven | |
[pagina 23]
| |
is, in vorm en afstandbepaling. Maar ja, tijd en afstand zijn begrippen zoals de waarheid en het leven, afhankelijk van astronomische gegevens en onze beperkte kennis daaromtrent, langzaam begrijpen we dat tijd en ruimte abstracties zijn. Emi gaf Remi gratie en ik hoor weer over racisme in bakrakondre, maar hoe zit dat dan in het land waar je navelstreng begraven ligt, brada Julius? Hoe zit het met dát soort bewustwording van je volk onder de manjaboom en op de banken bij het Fort waar je niet meer mag zitten? Hoe dicht bij de waarheid en het leven moet je zijn? Moet je dichter zijn om voorbij te gaan aan de dood van een kondreman aan de Verlengde Gemenelandsweg? Een nocturne, maar met een staccato uit een Israelische uzi, betaald met in Haarlem gedrukt blad en munitie uit de buiken van hollandse vrachtvaarders, voor Pershad de laatste tonen van een avondklok té ver weg blijkbaar om ons te storen met haar dissonantie. Ja, het is niet eenvoudig om politiek buiten de schrijverij te houden, maar het is een farce majeure om hier te prediken wat verderop duidelijk niet toegestaan is indien het in strijd is met de achterkant van het gelijk.
1983 en we zien voorbij Saturnus en Sirius, kunstenaars en wetenschappers bijeen als avantgarde, devant la lettre, bezig met de cultuur van Sranan. Kunstenaars als Heinrich Mann, Thomas Mann, Hans Fallada, Berthold Brecht en Kurt Tucholsky. De laatste die ik altijd met genoegen citeer zoals o.a. zijn gedachte: ‘Nichts ist verächtlicher wenn Literaten Literaten Literaten nennen’, en natuurlijk een Anton de Kom die niet zweeg toen het voor een ieder duidelijk was dat spreken levensgevaarlijk was. Schrijvers die geen moeite hadden om weer te geven wat onder het volk leefde maar juist met hun talent, visie en integriteit uitstegen boven de persoonlijke hebi's van het Joodzijn of wat-dan-ook-zijn, die niet nalieten een luguber toekomstbeeld te schetsen van wat de wereld niet voor mogelijk hield. Tot grote ontzetting toen het eenmaal zover en onherstelbaar te laat was, maar is het dan niet vreemd dat 50 jaar later tijdens een colloquium met schrijvers die in woord en geschrift niet kunnen ontkomen aan het dwangbuis van sociale en politieke betrokkenheid, de situatie in Sranan in feite onbesproken blijft. Alsof er niets gebeurd is. Als de zoveelste reactie van Pavlov wordt er slechts verwezen naar het toenemende racisme in P'tatakondre, maar hoe kan worden voorbij gegaan aan het ontbreken van zoiets wezenlijks als vrije meningsuiting, het ontbreken van persvrijheid in het zo geliefde land? Kan zoiets onbesproken blijven tijdens een gebeuren dat zich onledig houdt met de vrijheid van geest, de geest die de taal slechts als instrument gebruikt? Die Gedanken sind frei, oder nicht? Daarom is mijn impressie van deze dag die van verwondering gebleven, Emi, Remi, Revo en Evo, de trip duurt langer dan jullie lief is. I do not come with timeless truths, yet certain things must be said. | |
De auteur1935 geboren te Amsterdam, beroep: ontwerper - publicist. '54-'57 dagopleiding Instituut voor Kunstnijverheids Onderwijs (Rietveld Akademie) richting modeontwerpen. '58-'68 freelance & industrieel ontwerper, studie & werkterrein Frankrijk, Duitsland, Scandinavie. '69-173 Italië, mode en binnenhuisarchitectuur. '73 eerste bezoek aan Suriname. '73-'75 werkzaam in Italië. '75 i.v.m. onafhankelijkheid vestiging in Suriname, opteert voor Surinaamse nationaliteit. '78 ontwerp & publicatie toeristengids Paramaribo met stadsplattegrond & vogelvluchtkaart. In het bezit van het Ministerie van Kultuur Republiek Suri- | |
[pagina 24]
| |
name. '79 ontwerp postzegelserie Jan Ernst Matzeliger, aangekocht door Surinaamse Posterijen. '80 opdracht en uitvoering interieurontwerp Hotel Krasnapolsky Paramaribo, lobby & restaurantbar. C. Kersten & Co. '80 ‘Sranan, Als bij heldere hemel’ verslag van de staatsgreep. '81 Sranan Odo's - Nederlandse vertaling uit het Sranan Tongo en Duits van oude Surinaamse spreekwoorden. Uit het Deutsch-Negerengiisches Wörterbuch van J.R. Wullschlägel.Ga naar voetnoot* '83 deelname affiche ontwerpen - anti racisme - Onderwijsmuseum Den Haag. |