te geven. Als het nodig, was werd de hulp ingeroepen van het Pedologisch Instituut of van het Medisch Opvoedkundig Bureau. De samenwerking werd positief beoordeeld, maar liet in de praktijk veel te wensen over. Het zittenblijversprobleem was dan ook groot. De oorzaken die genoemd werden voor dit probleem waren zeer uiteenlopend. Vaak werd de thuissituatie als oorzaak genoemd.
Het grote aantal leerlingen zorgde ook nog voor een ander probleem, namelijk het handhaven van de orde. De meeste leerkrachten vonden het goed als er gefluisterd werd in de klas. Zij wensten slechts absolute stilte bij uitleg of proefwerken. Om de orde te handhaven werd soms gebruik gemaakt van straf. Het meest populair was het binnenhouden van de leerlingen in de pauze en als tweede werd een pak slaag genoemd.
Op de scholen werd les gegeven in het Nederlands. Als dit al te veel problemen opleverde, werd wel eens gebruik gemaakt van het Sranan Tongo, om iets te verduidelijken. De ervaringen daarmee waren positief. Toch wilden de twee schoolhoofden, die wat dieper op deze problematiek ingingen, niet van het Nederlands afstappen.
Opvallend was, dat alle schoolhoofden van het mannelijk geslacht waren. Vijf van de leerkrachten vonden dat er geen verschil bestond tussen de geschiktheid van jongens en meisjes voor bepaalde opleidingen. Elf leerkrachten zeiden dat er wel verschil bestond. Voor meisjes vonden zij geschikter: administratie, huishoudschool, kleuterleidstersopleiding, handenarbeid. Voor jongens vonden zij geschikter: metaalbewerking, machines, technische vakken, monteur. De hoofden van scholen zeiden, dat de plaats van de vrouw in de samenleving veranderde en daarmee werd een goede opleiding, ook voor de vrouw, belangrijk.
Zowel de leerkrachten als de hoofden van scholen zeiden het belang in te zien van contact met de ouders. Herhaaldelijk werd door de leerkracht en de hoofden van scholen de geringe belangstelling genoemd van de kant van de ouders voor het schoolgebeuren. De school probeerde contact te onderhouden met de ouders via rapporten, oproepbriefjes en ouderdagen. De ouders mochten buiten de ouderdagen op school komen, maar daar maakten erg weinig ouders gebruik van. De leerkrachten vertrokken echter onmiddellijk na de les, dus bezoek van de ouders moest onder lestijd gebeuren. De school heeft kennelijk weinig problemen met het verstoren van de les, maar sommige ouders noemden dit als reden om niet buiten de ouderdagen om naar school te gaan. Huisbezoeken werden zelden afgelegd.
Door de schoolhoofden werd een rooskleuriger beeld gegeven met betrekking tot het overleg op school dan door de leerkrachten. Tijdens mijn werkzaamheden heb ik kunnen zien dat de leerkrachten vaak bij elkaar in de klas vertoefden, elkaar vaak opzochten in de pauzes en vaak op de kamer van het hoofd zaten. Onderling contact was er dus wel.
b. Enkele bevindingen naar aanleiding van de gesprekken met de kinderen.
De gezinsgrootte had kennelijk geen invloed op de prestaties op school. Bij de tweede klas waren de gezinnen van de goede leerlingen groter dan van de slechte en bij de leerlingen van de vijfde klas was het omgekeerd. Over het algemeen kwamen de kinderen uit grote gezinnen, die gemiddeld uit ruim acht personen bestonden. De gezinnen van de kinderen uit de tweede klas waren gemiddeld kleiner dan uit de vijfde klas. De gezinnen van de Mar-