OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en Geschiedenis. Jaargang 1
(1982)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| ||||||||
De spellingproblematiek in Suriname: een inleiding
| ||||||||
[pagina 72]
| ||||||||
Hoewel geenszins gesteld mag worden dat de systematische bestudering van het Sranan in de jaren zestig en zeventig heeft stilgestaan, valt toch sedert enkele jaren een hernieuwde hausse te onderkennen. Dit heeft ongetwijfeld te maken met de in 1975 tot stand gekomen onafhankelijkheid van Suriname; mede vanwege, en zeker in het kader van de nieuw verworven onafhankelijkheid, kwam in 1978 het Project Taal en Taalgedrag als Functie van de Multilinguale Surinaamse Samenleving van de grond, aanvankelijk onder de schutse van het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling, maar sinds medio 1980 overgedragen aan de Universiteit van Suriname, speciaal het I.E.S.O. (Instituut voor Economisch en Sociaal Onderzoek). Onderdeel van dit Project is een programma van taalbeschrijving, niet alleen van het Sranan, maar ook van de andere Surinaamse talen, in het bijzonder het Sarnami en het Surinaams Javaans. Teneinde de taalbeschrijving op ordelijke wijze te laten verlopen, wordt thans met hernieuwde inspanning en belangstelling gewerkt aan aanvaardbare spellingregels, deze keer ook voor de andere talen dan het Sranan.
Daarnaast zien wij een opnieuw geactiveerde Surinaamse Cartografische Commissie aan het werk, die zich onder meer ten doel heeft gesteld te komen tot een verantwoorde spelling van de Surinaamse geografische namen. Reeds in 1960 was dit doel door de Commissie geformuleerd, doch pas eind zeventiger jaren kwam een gedeeltelijk spellingvoorstel ter tafel voor de spelling van de Surinaamse aardrijkskundige namen (Eersel 1979). Dit voorstel, hoewel verre van volledig, wijkt echter in geest en inhoud aanmerkelijk af van het officiële Spellingvoorschrift van 1960. De Cartografische Commissie heeft met haar voorstel wel degelijk de bedoeling een aanzet te geven tot een betrekkelijk radicale herziening van de nu nog officiële spelling. Zij geeft hiermee uiting aan een duidelijke ontevredenheid met betrekking tot de gedane spellingvoorschriften.
Deze ontevredenheid heeft zich langzamerhand uitgekristalliseerd in de loop van de afgelopen twintig jaar, zij het dat zij vooral in de laatste jaren sterk is toegenomen. Zij heeft te maken met verschillende factoren, van puur functionele, maar ook van ideologische aard. Immers, de nu nog officiële spelling is, evenals de oude ‘spontane’ spellingen, zeer sterk op het Nederlands geörienteerd, hetgeen niet strookt met de culturele, politieke en economische heroriëntering die thans in Suriname gaande is en waarbij men zich richt op de eigen regio, het Caraïbisch gebied, en de banden met Nederland herziet en opnieuw evalueert.
In de tweede druk van de eerder genoemde VACO Woordenlijst, uitgekomen in 1980, wordt de ‘oude’ spelling van 1960 nog wel gebezigd, maar Drs. E.D. Essed-Fruin sluit haar Verantwoording bij de tweede uitgave af met de volgende woorden, die welhaast als een excuus klinken: ‘het voorlopige karakter van de spellingsregels zij nogmaals benadrukt, maar zolang nog geen nieuwe officiële regeling heeft plaatsgevonden, zullen wij ons terwille van de goede communicatie aan de bestaande regeling moeten houden.’ We mogen daarom stellen dat de tijd rijp is voor een herziening van de geldende spellingregels. Een discussie hierover begint zich at te tekenen: zowel door het werk van de Cartografische Commissie, als door de activiteiten binnen en rond het genoemde Project Taal en Taalgedrag, is een situatie ontstaan waarin een aantal mensen zich serieus buigen over spellingkwesties. In dit verband moet ook vermeld worden dat binnen de afdeling Suriname van het Amerikaanse S.I.L. (Summer Institute of Linguistics) de spellingdiscus- | ||||||||
[pagina 73]
| ||||||||
sie gaande is en aan voorstellen gewerkt wordt. Het is te hopen dat deze brede discussie spoedig zal leiden tot een voor allen bevredigende spelling, niet alleen voor het Sranan, maar ook voor de andere belangrijke Surinaamse talen. | ||||||||
2. Algemene overwegingen bij een gestandaardiseerde spellingVeel mensen denken dat een spelling eigenlijk niet veel meer te doen heeft dan in schrift weer te geven ‘wat men hoort’ wanneer de taal gesproken wordt. Deze opvatting is wel naïef te noemen. Om enig inzicht te geven in de complexiteit van kwesties betreffende spelling in het algemeen en standaardspelling in het bijzonder, wil ik even ingaan op de factoren die zoal in het spel zijn. | ||||||||
2.1 Functionele overwegingenElke spelling dient aan minimumeisen van functionaliteit te voldoen. Het moet mogelijk zijn om via de spelling gesproken teksten of woorden schriftelijk weer te geven op zo'n manier dat een lezer zonder te veel moeite de tekst kan reconstrueren. Daarvoor is in ieder geval nodig dat het gebruikte systeem een zo groot mogelijke regelmaat vertoont in de verhouding tussen gesproken en geschreven taal. Verder moet rekening gehouden worden met allerlei bijkomende factoren: de gebruikte tekens moeten duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn, niet al te lastig om te schrijven, en tegenwoordig geldt ook de overweging dat het gebruikte schrift snel en eenvoudig via een standaard typemachine op papier gebracht kan worden. De gebruikte tekens, het alfabet dus, moeten zoveel mogelijk overeenstemmen met de voor andere talen reeds in zwang zijnde alfabetten.
Voor ons doel betekent dit al een aantal dingen. Met name dat onze voorkeur zonder meer uitgaat naar het zgn. Romeinse alfabet: we zullen een geromaniseerde spelling gaan gebruiken. Verder zullen we het gebruik van de zgn. diacritische tekens zoveel mogelijk vermijden. Diacritische tekens zijn extra toevoegingen aan of tussen de letters, extra accenttekens etc. Voor de spelling van het Sranan is dit van belang omdat juist in het Sranan vele afkortingen en samentrekkingen voorkomen in de gesproken taal. Om die weer te geven heeft men in het verleden veelal zijn toevlucht genomen tot het gebruik van de apostrof als afkortingsteken. Er is echter, zoals we zullen zien, ook een ander middel dat in de meeste gevallen uitkomst biedt, nl. het dubbel schrijven van klinkers, in beginsel verdient dit laatste middel de voorkeur boven de apostrof, omdat het dubbel schrijven van een letter minder energie vergt, bij het schrijven, lezen, en vooral bij het typen, dan het schrijven van een apostrof. Verder heeft de apostrof het nadeel dat een veelvuldig gebruik ervan leidt tot een zeer onrustige en zelfs lelijke bladspiegel, hetgeen ook weer de leesbaarheid nadelig beïnvloedt.Ga naar eind4.
Afgezien van deze nogal voor de hand liggende overwegingen, zijn er ook functionele overwegingen van technische aard. Deze vloeien direct voort uit het feit dat elke spelling het resultaat is van een taalkundige analyse van de taal in kwestie. De oudst bekende schriftsoorten geven een in hoofdzaak semantische analyse (dus: een analyse van de betekenis), en de gebruikte tekens staan daar voor woordbetekenissen. Zulke zgn. ideografische schriften treffen we aan in China, in het oudste Egypte, in het oudste Mesopotamië (beide omstreeks 3000 v.Chr.). De nadelen zijn duidelijk: er zijn duizenden verschillende tekens nodig, die allemaal geleerd en onthouden moeten worden, | ||||||||
[pagina 74]
| ||||||||
hetgeen een zware belasting betekent voor het geheugen, voor de functionele onderscheiding van de tekens, en natuurlijk voor elke ‘typemachine’ die voor zo'n schrift ontworpen zou worden. Alleen in China bleek dit systeem één duidelijk voordeel te hebben (reden waarom juist daar dit ideografische schrift het zo lang heeft uitgehouden): men kan in China, in hoofdzaak, toe met één enkel schrift voor alle, wat de klanken betreft zeer verschillende Chinese dialecten.
We zien echter al gauw dat de ideografische schriften gaandeweg vervangen worden (behalve in China) door de zgn. syllabische schriften. Hier staan de tekens niet meer voor woordbetekenissen, maar voor lettergrepen (syllaben). Meestal zijn de gebruikte lettergreeptekens wel ontleend aan de oudere woordtekens, en staan zij voor een afkorting van het hele woord: zo is er een oud, Semitisch woord daleth dat ‘deur’ betekent; het woordteken stelde schematisch een deur voor; ditzelfde woordteken werd vervolgens gebruikt om de lettergreep da aan te duiden (en later alleen maar de klank d: zo is onze letter d ontstaan). Waar het hier om gaat is dat het syllabische schrift berust op een heel andere analyse dan het ideografische schrift, ook ai is het eruit voortgekomen. Het syllabische schrift berust op een klankanalyse en niet meer op betekenisanalyse. Een syllabisch schrift kan, binnen zekere grenzen, ook voor een andere taal gebruikt worden dan die waarvoor het ontworpen is, maar de dan ontstane teksten zijn dan niet meer leesbaar voor lezers van de eerste taal, alleen hooguit uitspreekbaar.Ga naar eind5.
In functioneel opzicht betekent het syllabische schrift een belangrijke vooruitgang ten opzichte van het ideografische schrift. Het aantal lettertekens wordt teruggebracaht tot enkele honderden, met alle voordelen vandien. Toch bleek dat verdere verbetering nog mogelijk was. Verschillende Semitische volken in het Midden-Oosten brachten het aantal lettergreeptekens terug tot ruim twintig. De medeklinker bepaalde de klankwaarde van het teken, en de bijpassende klinker moest de lezer zelf maar invullen. Dit systeem wordt nog steeds gebruikt voor het Hebreeuws, waar bijv. het teken voor b beantwoordt aan de lettergrepen ba, bo, bi, be, bu. Voor het Hebreeuws is dit een haalbaar systeem, omdat de klinkers in het Hebreeuws practisch altijd ingevuld kunnen worden op grond van de gegeven medeklinkers. Maar voor de meeste andere talen is zo'n systeem hopeloos.
Wat hebben nu de Grieken gedaan, die het Semitische systeem omstreeks 800 v.Chr. van de Foeniciërs overnamen? Zij hielden zich aan het aantal van ruim twintig tekens, maar lieten ze niet meer staan voor lettergrepen, maar voor individuele spraakklanken. Sommige medeklinkertekens van de Foeniciërs waren niet nodig in het toenmaige Grieks (zoals de typisch Semitische keelklanken). Deze tekens gingen de Grieken gebruiken voor de klinkers, en, met enkele eigen vernieuwingen, slaagden zij er aldus in het eerste echte alfabetische schrift te ontwerpen.Ga naar eind6.
We moeten hier even bij stil blijven staan. Immers, het is allerminst een eenvoudige zaak om van een syllabisch naar een alfabetisch schrift over te gaan, ook al lijkt dit ons nu zo gemakkelijk te zijn. Een analyse van gesproken taal in termen van lettergrepen is nog betrekkelijk eenvoudig: je gaat gewoon af op wat je hoort, en het is bekend dat juist lettergrepen voor het gehoor duidelijk onderscheiden eenheden zijn. Maar een analyse van gesproken taal in termen van spraakklanken is in feite heel ingewikkeld, zo zelfs dat de huidige taalwetenschap nog steeds diep verwikkeld is in kwesties van spraakklank-analyse. Dit is bedrieglijk, want wanneer een behoorlijke spraakklank-analyse eenmaal is voorgeschoteld in de vorm van een alfabetisch schrift, herkent iedereen meteen de betreffende klanken en zal met schrijven (en | ||||||||
[pagina 75]
| ||||||||
dus met de daarvoor benodigde analyse) niet zoveel moeite meer hebben. Maar om zelf zo'n analyse te maken zonder dat er nog zelfs maar een alfabet is, dat is een enorme prestatie. De oude Grieken waren inderdaad geweldige cultuurmakers.
Het Griekse alfabet werd in de laatste eeuwen voor Christus verbreid over het gehele Middellandse Zeegebied, en het ging als gevolg van de geografische verspreiding (en de zeer beperkte communicatie over grote afstanden) onderlinge variaties vertonen. Zo is ons Romeinse alfabet ontstaan: het is in feite het Griekse alfabet zoals dat gebruikt werd in de Italiaanse stad Cumae in de vierde eeuw v.Chr. Deze stad was de meest vooruitgeschoven Griekse kolonie in Italië en lag het dichtst bij het sterk opkomende Rome. En, zoals we weten, het Romeinse alfabet heeft in de afgelopen twintig eeuwen een enorme carrière gemaakt, met als gevolg dat het voor ons nu de meest voor de hand liggende keuze is voor een alfabetisch schrift.
Wanneer wij nu voor het Sranan een spelling moeten ontwerpen, is de benodigde prestatie lang niet meer zo groot als die welke van de oude Grieken werd verwacht. Wij zijn intussen helemaal vertrouwd geraakt met klankanalyses en met het alfabetisch principe. Toch moet ook in dit geval het analytische werk niet onderschat worden. Voor een goed alfabetisch schrift van het Sranan, een goede spelling dus, is het nodig een goede klankanalyse te geven, en dat is voor het Sranan lang niet steeds een van te voren uitgemaakte zaak. Wie hier uitgaat van het eenvoudige beginsel: ‘schrijf wat je hoort’, maakt een grote fout. En wel omdat de ter beschikking staande tekens, de letters dus, lang niet al tijd éénduidig beantwoorden aan ‘wat je hoort’. Er is analyse nodig.
Wel is het zo dat de lettertekens een globale klankwaarde hebben, die voor de verschillende talen zoveel tnogelijk overeenkomst vertoont. Maar meer dan een globale klankwaarde is dit niet, en het is nu eenmaal zo dat in de stroom van de gesproken taal de ene klank de andere vaak sterk beïnvloedt op een voor die taal heel specifieke manier. Zo geldt voor het Sranan bijv. dat een klinker die gevolgd wordt door een r een duidelijk hoorbare rekking ondergaat, zoals in weri, firi. Moet die rekking nu geschreven worden, bijv. door een dubbele klinker te schrijven? We krijgen dan weeri, fiiri. Nu is dit een vrij eenvoudig geval: iedereen is het er over eens dat de klinkerrekking in dit geval niet geschreven moet worden. De rekking is immers ‘automatisch’ in het Sranan, en bovendien tot op zekere hoogte ook ‘vrij’. D.w.z., er bestaat een zekere mate van variatie: sommigen rekken de klinker heel sterk, anderen minder. En omdat de spelling bedoeld is voor mensen die alreeds Sranan spreken, en niet voor lezers die de taal net kennen, is er geen noodzaak om de rekking in dit geval aan te geven. We zullen dus schrijven: weri, firi. Hetzelfde geldt voor de minder geprononceerde klinkerrekking die optreedt wanneer de r aan de klinker voorafgaat, zoals in bribi, srefi. Hier is de rekking minder sterk, maar opnieuw automatisch en aan individuele variatie onderhevig.
Maar hoe zit het met gevallen als lagi, of safri. De rekking, die bij de meeste sprekers toch wel optreedt, is, voorzover we weten, niet automatisch: de g heeft geen rekkende werking, evenmin als de f. Misschien heeft de r in safri toch nog, over de f heen, een rekkende werking, maar daarover bestaat, bij de huidige stand van het onderzoek, geen zekerheid. Nu kan men zeggen: geen Srananspreker zal deze woorden verkeerd uitspreken wanneer hij lagi en safri leest. Daarom, schrijf geen dubbele klinker en verspil geen onnodige energie en geen onnodige papierruimte. Maar toch is in deze gevallen de kwestie veel minder duidelijk. Immers, je kunt wel zeggen dat datgene wat de sprekers van de taal vanzelf kunnen invullen niet geschreven | ||||||||
[pagina 76]
| ||||||||
behoeft te worden, maar je moet met zo'n principe toch oppassen. In het Hebreeuws bijv. kunnen de sprekers van de taal de klinkers zelf invullen op grond van de geschreven medeklinkers, maar het gevolg is toch dat het leesproces véél energie en extra tijd vergt. Het wordt dan toch een soort puzzelen. De uitkomst staat wet vast en zal wel binnen een bepaalde tijd gevonden worden. Maar we willen toch niet dat het lezen van een tekst ontaardt in puzzelen. Ik noem het extreme voorbeeld van het Hebreeuws alleen maar om duidelijk te maken dat het principe van het niet schrijven van alles wat invulbaar is voor sprekers van de taal op zichzelf genomen niet absoluut genomen mag worden. Het moet gecompenseerd worden door overwegingen van tijds- en energiebesparing. De uiteindelijke beslissing zal moeten berusten op een evenwichtig oordeel en op gezond verstand. Hoe de beslissing zal moeten uitvallen in het geval van lagi (of: laagi) en safri (of: saafri) is allerminst duidelijk. De beslissing zal mede afhankelijk zijn van het aantal woorden dat deze klinkerrekking vertoont, en van de gevallen waar het dubbel schrijven van een klinker wel degelijk duidelijk gerechtvaardigd is.
Over het preciese aantal van woorden met niet-automatische klinkerrekking, zonder dat overigens een misverstand kan optreden, kan weinig met zekerheid gezegd worden. Verder onderzoek is hier op zijn plaats. Wel kunnen we echter met zekerheid iets zeggen over de gevallen waar de dubbele schrijfwijze van klinkers duidelijk gerechtvaardigd is. Het betreft hier een zeer klein aantal losse woorden, zoals pooti, kaaka (die duidelijk verschillen van poti en kaka), of baana, maar vooral de talrijke gevallen van samentrekking van woorden: bee (= ben e), boo (= ben o), gaa (= go na), skowtuuma (= skowtu-uma), etc. Wat zien we nu in al deze gevallen? Hier is niet alleen sprake van klinkerrekking, dus van een grotere extensie van de klinker in de tijd, maar bovendien van een heel bepaald, typisch Sranan, intonatieverschijnsel: de gerekte klinker krijgt twee onderscheiden ‘intonatietoppen’ of twee ‘toonstoten’. Wat hier zuiver fonetisch gesproken precies aan de hand is, is moeilijk te zeggen (de fonetische wetenschap worstelt met dit soort verschijnselen), maar er bestaat geen twijfel dat het verschijnsel zelf duidelijk herkenbaar is. Welnu, gegeven het feit dat de dubbele schrijfwijze van klinkers in ieder geval gemotiveerd is voor de gerekte ‘dubbeltoppige’ klinkers, en het feit dat de klinkers van lagi of safri, hoewel veelal gerekt, niet dubbeltoppig zijn, ligt het voor de hand de dubbele schrijfwijze van klinkers te reserveren voor het typische verschijnsel van de gerekte dubbeltoppige klinkers, en dus te schrijven: lagi, safri, maar pooti, kaaka, baana, bee, boo, gaa, skowtuuma.Ga naar eind7.
Het geval van de dubbele schrijfwijze van klinkers is slechts een voorbeeld om te demonstreren dat het principe ‘schrijf wat je hoort’ veel te simpel is en dat een analyse van de klanken nodig is om tot een verantwoorde beslissing te komen.
Ook al is het principe ‘schrijf wat je hoort’ dan inderdaad veel te simpel om een verantwoorde spelling op te leveren, het geeft wel een uitgangspunt. In die zin nl. dat we zoveel mogelijk de globale klankwaarde van de ter beschikking staande letters zullen projecteren op wat we horen. Elke afwijking, of elke specifieke keuze in onduidelijke gevallen, zal gemotiveerd moeten worden. Het genoemde principe levert aldus een basis voor de ‘bewijslast’.
Wat de voor een goede spelling benodigde klankanalyse betreft, hierover moet, heel in het algemeen, nog gesteld worden dat het niveau van analyse hierbij een belangrijke rol speelt. We hebben al eerder, bij de beschrijving van de overgang van het syllabische naar het alfabetische schrift, hierop een toespeling gemaakt: de analyse in lettergrepen is uiterst ‘oppervlakkig’ | ||||||||
[pagina 77]
| ||||||||
en houdt geen rekening met dieper liggende structurele eigenschappen van woorden of combinaties van woorden. Een analyse in aparte klanken is minder ‘oppervlakkig’ en iets ‘dieper’, maar nog steeds met erg diep. De meeste gangbare gestandaardiseerde spellingen gaan iets dieper dan alleen de klanken. Ze houden ook rekening met morfologische factoren, d.w.z. verschijnselen die te maken hebben met woordvorming. Een heel duidelijk voorbeeld bestaat al meteen in het feit dat we in onze spelling woordgrenzen aangeven met een open letterplaats. Het zal misschien sommigen verbazen, maar deze gewoonte om woorden van elkaar te scheiden in het schrift is betrekkelijk recent. De oude Grieken en Romeinen deden het niet: die schreven alles aan elkaar vast, en gaven hooguit het einde van de zin aan met een punt. Gevolg was dat ze verplicht waren hardop te lezen, want zwijgend lezen was te moeilijk. Pas veel later, ergens in de middeleeuwen, begon men te merken dat het los van elkaar schrijven van woorden het lezen enorm vergemakkelijkte. Het kunnen scheiden van woorden is een vorm van morfologische analyse. Hieraan zien we dat ook andere overwegingen dan alleen die van klankanalyse bij het spellen betrokken zijn.
In het Nederlands treffen we ook overwegingen van morfologische aard aan in de gangbare spelling. We schrijven veld, en niet velt, wanneer we een stuk grond bedoelen, en wel omdat het meervoud velden, en niet velten, is. We schrijven hij wordt, en niet hij wort, omdat de onbepaalde wijs worden en niet worten, is, én omdat de derde persoon enkelvoud normaal gesproken een -t achter de stam krijgt, als in hij schreeuw-t. Zo ook: hij word-t. Zo wordt een stukje morfologische analyse in de spelling verwerkt, en wel om ook in de spelling tot uitdrukking te brengen dat de taal een regelmaat vertoont. | ||||||||
2.2 Socio-culturele overwegingenHet is de vraag in hoeverre morfologische overwegingen zuiver functioneel zijn. Misschien is het wel functioneler om velt en wort te schrijven, en er zijn mensen die hiervoor pleiten. Wat hier meespeelt bij de voorstanders van de standaardspelling van het Nederlands, is een overweging van geheel andere aard. Tot nu toe hebben we gesproken over spelling tout court, als een manier om teksten schriftelijk vast te leggen ten behoeve van de communicatie. Maar zodra de spellingwijze gemeengoed gaat worden voor een hele groep of gemeenschap, eventueel zelfs wettelijk vastgelegd wordt, beginnen heel andere factoren mee te spelen. De spelling wordt dan een officiëel visitekaartje van de gemeenschap in kwestie. Zodra een bepaalde spelling door een groep mensen gebruikt gaat worden, krijgt ze een socio-culturele-symbolische waarde. De groep in kwestie standaardiseert een bepaalde spelling en deze wordt aldus een middel om zich als groep te manifesteren. Wie bijv. in het Nederlands kommunikasie, ekstreem, finansieel schrijft, in plaats van communicatie, extreem, financieel, manifesteert zich als behorend tot een bepaalde modernistisch-bewuste groep. Wie kommunikatie schrijft, wil doorgaan voor niet al te ouderwets, maar toch ook weer niet al te modernistisch: de c symboliseert conservatisme. Daarom is een spelling als communicasie intern tegenstrijdig: zij symboliseert tegelijk een conservatieve én een extreem modernistische houding.
Wanneer men vraagt in hoeverre niet zuiver functionele factoren een rol mogen of moeten spelen bij het bepalen van spellingen, dan wordt het antwoord in hoge mate ingegeven door socio-culturele overwegingen. Moet bijv. uitgemaakt worden in hoeverre morfologische analyse in de spelling uitgedrukt dient te worden, dan zal het antwoord in belangrijke mate af- | ||||||||
[pagina 78]
| ||||||||
hangen van de mate van taal- en cultuurtrots die men in de spelling wil leggen. Hierbij geldt dat grammaticale regelmaat een bron is van taaltrots: men ziet zijn taal niet graag uitgemaakt voor geïmproviseerd gebrabbel. Een spelling als veld, wordt is in algemene, sociaal-psychologische zin cultuurbehoudend. Taaltrots en cultuurtrots horen samen in een psychologische associatie. Mensen die velt en wort willen schrijven zijn niet cultuurbehoudend ingesteld (en maken veelal de anderen uit voor élitair). Zo zien we dat spelling direct te maken heeft met culturele identiteit, en wel via het middel van morfologische analyse. Ook zgn. historische schrijfwijzen vervullen een dergelijke functie. Mensen die ritme schrijven zijn minder cultuurbehoudend, of zijn het op een andere manier, dan mensen die rhythme schrijven. De spelling van het Engels is natuurlijk een in het oog springend voorbeeld van cultuurbehoudende historische schrijfwijzen.
Niet zuiver functionele elementen in de spelling maken de spelling wel moeilijker te leren, althans in de meeste gevallen. Maar het is een mythe dat in cultuurgemeenschappen alleen maar zuivere functionaliteit en het principe van de minste inspanning de overhand hebben. Het is juist zo dat een zekere mate van onfunctionaliteit en van onnodige extra inspanning wordt gevergd. Dat geldt in alle cultuurgemeenschappen, en is waarschijnlijk een definitiekenmerk van het begrip ‘cultuur’. De extra inspanning wordt verwacht en is de cultuurdragers juist bijzonder dierbaar. Zouden alle gebruiksvoorwerpen, kledingwijzen, manieren van omgang, zuiver functioneel zijn, dan zou er zeer weinig speelruimte overblijven voor onderscheidingen: alles zou grauw en uniform worden. Terwijl de ‘eigen cultuur’ juist bestaat bij de gratie van kleur en variatie. Het blijkt in de praktijk dat de mensen een aanzienlijke hoeveelheid last en extra inspanning over hebben voor het hoog houden van de eigen identiteit.
Dit geldt evenzeer voor de spelling als voor andere cultuuruitingen en voor de spelling van het Sranan evenzeer als voor andere spellingen. De reële vraag is: hoe spelen we zo natuurlijk mogelijk in op de behoefte in de spelling de eigen identiteit van de Sranan cultuur uit te drukken, zonder daarbij al te grote offers te brengen aan het beginsel van de functionaliteit?Ga naar eind* | ||||||||
[pagina 79]
| ||||||||
Literatuur
| ||||||||
De auteurPieter A.M. Seuren, geboren 1934, te Haarlem. Gymnasium A te Amsterdam. Studie Klassieke Talen en Algemene Taalwetenschap, aan de Universiteit van Amsterdam. Promotie te Utrecht, 1969, op een proefschrift over semantische syntaxis. Lecturer in Linguistics te Cambridge van 1967 tot 1971. Lecturer Linguistics te Oxford van 1971 tot 1975. Hoogleraar Taalfilosofie te Nijmegen daarna. |
|