| |
| |
| |
Een blik in het onafzienbare gebied van de geografische naamgeving in Suriname
J.B.Ch. Wekker
Inleiding
De geografische namen in een landkaart brengen de verkleinde afbeelding van dat deel van de aarde (de blinde kaart) tot leven en zijn de sleutels tot een vaak ongeschreven stuk geschiedenis van dat land.
Een landkaart heeft bovendien een eigen leven, waarvan de oorsprong vaak ver in het verleden ligt. Hoe dichter wij deze cartografische oorsprong kunnen benaderen hoe meer gegevens m.b.t. de aardrijkskunde, antropologie, sociale en culturele toestanden wij op het spoor komen, vooropgesteld dat de cartograaf zich van een communicatie-medium bediende dat door de contemporaine mens wordt begrepen: symbolen, karakters of lettertekens waarvan de betekenis ons bekend is.
Moeilijker wordt het wanneer een interpretatie-sleutel ontbreekt, zoals bijv. het geval is met de Indiaanse petroglyphen in de Surinaamse grensrivieren en op de Sipaliwini savanna, waardoor de boodschap van de vroegste bewoners aan ons niet wordt begrepen.
De eerste kaart waarop de kust van Suriname en enkele riviermondingen zijn afgebeeld, dateert uit 1529 en is afkomstig van de Spanjaard Diego Robeiro. Een gecorrigeerde versie van deze kaart verschijnt in 1535, waarop blijkens Fernandez de Oviedo (Historia General, Salamanca 1597) aan de Surinaamse rivieren Spaanse namen zijn gegeven t.w. Rio Baxo, Rio Salado, Rio Verde, Rio del Placél (resp.: Marowijne-, Suriname-, Coppename- en Corantijnrivier).
Als in 1596 Lawrence Keymis zijn Relation of the second voyage to Guiana uitgeeft, vinden wij daarin voor het eerst een beschrijving van de rivieren: Marawini, Shurinama, Cupanama en Curitini, namen welke hem blijkbaar door de aldaar wonende Indianen (Caraïben) werden opgegeven.
Lang voor Columbus zijn ‘landfall’ op de Bahamas maakte (1992) werd Suriname kennelijk door duizenden Indianen (Caraïben, Arowakken en Waraus) bewoond, getuige de enorme hoeveelheden archeologische vondsten (precolumbian raised fields, potscherven, terpen en andere artefacten) en de C-14 dateringen daarvan. Helaas hadden deze naties geen schrift - anders dan de reeds genoemde petroglyphen - en vormen de oudheidkundige vondsten en de namen der rivieren en van enkele woonplaatsen de enige ‘links with the past’.
| |
| |
| |
Europese toponiemen
De kolonisatoren uit Europa hebben allen in de loop der tijden middels de geografische naamgeving hun stempel op ons land gedrukt. Reeds werd gewag gemaakt van de Spaanse riviernamen. De Engelse toponymie vinden wij in een kaart uit de Blathwayt Atlas van 1667, waarbij enkele plaatsaanduidingen langs de Surinamerivier, de Pararivier en de Commewijne de aandacht trekken. Dat in die dagen reeds houtexploitatie plaats vond, leiden wij af uit de opvallende aanduiding in deze kaart in de landstreek van de Commewijne; Specklewood Country (letterhout land) - een houtsoort die destijds tevens als betaalmiddel gold.
Ook vallen ons enkele toponiemen op die van Indiaanse origine zijn, vanwege de suffix -bo of -ibo (volgens Ahlbrincks Encyclopaedie van de Caraïbische taal betekent -bo ‘ter plaatse’, ‘te’), waarover later meer. Met de eerste kaart van de Nederlandse landmeter Willem Mogge (1671) deed ook de Nederlandse taal haar intrede in de Surinaamse toponymie. Uit deze tijd stamt ook het gebruik de plantages op de kaart met een eigen naam aan te duiden (daarvóór werden deze gronden aangeduid met de naam van de eigenaar).
Een goed overzicht van de multilinguistische geografische naamgeving verschaft de kaart van Alexander De Lavaux uit 1737. Naast Nederlandse, Indiaanse en Engelse toponiemen zien wij ook Franse en Spaanse geografische namen.
Zowel Fred Oudschans Dentz (1944) als Lou Lichtveld (1981) hebben een poging gewaagd naast een indeling der toponiemen ook een gooi te doen naar de oorsprong en betekenis van deze namen. Dit gebied van de Surinamistiek herbergt vele wetenschappelijke booby-traps, maar ook veel verrassende avonturen.
Vele van de Europese geografische plaatsnamen waren voor de autochtonen en slavenbevolking onuitspreekbaar en kennelijk nietszeggend; weshalve naast de officiële namen lokale aanduidingen ontstonden, veelal op klank-nabootsing berustend met als basis de naam van de plantage-eigenaar, c.q. directeur of het toponiem zelf. De polythematische kaart van Zimmermann uit 1877 geeft voor een deel van de Surinamerivier deze dubbele naamgeving op unieke wijze weer. Hoe vindt u bijv. Larikondre als substituut voor La Rencontre, of Gudufrow voor Godefroy (eigenaresse van de plantage Alkmaar aan de Commewijnerivier)?
| |
Indiaanse toponiemen en hydroniemen
Volgens de geschiedschrijving moeten de oorspronkelijke bewoners van het Surinaamse kustgebied Arowakken zijn geweest, die later door de krijgszuchtige Caraïben naar het binnenland werden verdreven. Deze veronderstelling vindt steun in het feit dat de namen der grote Surinaamse rivieren, de uitgangen -ini of -wini hebben, hydronymische suffixen, welke volgens W. Ahlbrinck (1931) de Caraïb met kent. Deze gebruikt de suffixen -oni of -uni, d.i. ‘water’, ‘rivier’. Andere hydronymische suffixen zijn: -ame, -ica of -(i)ka (bijv. Coppename, Suriname, Perica, Cottica, Peninica, Marataka). Een onmiskenbare Nederlandse invloed (diphtongering) maakte van Marowini Marowijne, van Commowini Commewijne en van Corantini Corantijn. In het binnenland, een gebied waar de kolonisator geen belangstelling voor had, is deze invloed niet doorgedrongen; wij kennen nog steeds: de Gonini, de Sipaliwini enz..
| |
| |
Maar niet alleen rivieren, doch ook vele plaatsnamen zijn van Indiaanse origine, waarbij de uitgang -bo of -ibo praktisch langs de hele noord-oost Kust van Zuid-Amerika en enkele West-Indische eilanden voorkomt. Enkele voorbeelden uit Suriname: Akaribo, Kanawapibo, Onoribo, Paramaribo, Topibo, Siparipabo, Wayampibo enz. enz.
Steller dezes (1976) heeft gepoogd met behulp van een Caraïbische informant (Ren-nardo Aluman, toentertijd medewerker van het Summer Institute of Linguistics in Suriname) van enkele van deze toponiemen de betekenis te traceren. Daarvóór hebben De Goeje (1909) en R.D. Simons (z.j.) getracht etymologische afleidingen voor het toponiem Paramaribo te geven met naar onze mening aannemelijke uitkomsten. Minder fortuinlijk achten wij de pogingen van Schomburgk, die het toponiem Suriname als een hommage aan Lord Surrey ziet en de verklaring van I.C. Nassy et al. (Essay Historique Sur La Colonie de Surinam) dat de naam van ons land zou zijn afgeleid van een Indianenstam n.l. die van de Surinen. Met een afleiding naar Lord Surrey, die voor het eerst in 1650 naar Suriname kwam, is snel afgerekend, als wij weten dat op de kaart van Robert Dudley uit 1646, waarbij ook gebruik is gemaakt van de ontdekkingen van Lawrence Keymis (1596), reeds de naam Shurinama (voor de Surinamerivier) voorkwam.
Nassy et al. halen voor hun bewering twee bronnen aan, t.w. de atlas van Abt Rainal (1773) en het Geografisch woordenboek van Brenzon de la Martinière (1739). Een nader historisch-cartografisch onderzoek door steller dezes (1977a) met behulp van beide bronnen, aangevuld met kaarten van de L'Isle (1700 en 1703) en het Handbook of South-American Indians vol. 3 en 4, resulteerde in de conclusie dat Nassy c.s. naast vergissingen t.a.v. de door hen aangehaalde cartograaf (Rainal) en de plaatsbepaling (van Surina), ook een tijdsfactor over het hoofd hebben gezien. In het geografisch woordenboek van de la Martinière staan vanwege de lexicografische volgorde de woorden: Surina en Surinam vlak onder elkaar op pag. 203 van dat werk. Een meer voor de hand liggend doch te simplistisch verband tussen Suriname en de Surinen moeten Nassy et al. uit de overeenkomst der beide namen gelegd hebben. Overigens valt nog op te merken, dat vóór 1671 (zie Encyclopaedie van Ned. West-Indië (1914-1917) 30 diverse schrijfwijzen voor ‘Suriname’ werden genoteerd, waarvan slechts 1/3 als tweede letter de klinker ‘u’ bevat. (Enkele voorbeelden: Saername, Sarname, Sewrano, Seronama, Surename, Surrenant, Zueriname).
| |
Geografische namen in Sranan Tango
Naast de eerder gesignaleerde volks-etymologie, waren het de Marrons die aan hun schuilplaatsen en versterkingen niet mis te verstane namen verbonden: bijv. Buku (‘beschimmeld’ met de connotatie: eerder zal deze plek tot stof vergaan, dan dat ze wordt veroverd), No meri mi, Aluku, Busi krey enz.
Een stelselmatige Sranan Tongo toponymie langs de bovenloop der Surinaamse rivieren ontstond direct na de Emancipatie, toen de vrije negers zich langs de grote waterwegen vestigden. Het geografische namenbestand in deze lingua franca bevat ca. 1500 toponiemen, hetgeen niet hoeft te verbazen, aangezien naast dorpen (kondre's) ook elke gron, sula, tabiki of kreek van een eigen naam werd voorzien.
Voor het eerst verschenen deze Sranan Tongo toponiemen algemeen in kaart, toen wetenschappelijke expedities (1901-1910) onder leiding van Neder- | |
| |
landse marine officieren de rivieren exploreerden. Helaas werden hiermede tevens vele onjuistheden in deze naamgeving geïntroduceerd, vanwege het feit dat deze Europeanen het Sranan Tongo niet of onvoldoende verstonden of begrepen. Dit houdt tevens in dat vele namen dermate verminkt werden aangegeven, dat de oorspronkelijke betekenis of herkomst vaak niet meer te achterhalen is. (Zie de kaarten-serie van L.A. Bakhuis en W. de Quant uit 1930, schaal 1:200.000).
Een voorbeeld is de plaatsnaam ‘Puketi’ aan de boven-Marowijne en iets benedenstrooms van Dri-tabiki. Jarenlang is deze plaats op de kaarten aangeduid als ‘Piketi’: De Goeje geeft als verklaring voor deze naam, dat hij afgeleid zou zijn van het militair begrip wachtpost (piket). De expedities moesten daar n.l. halthouden en aan de Granman van Dri-tabiki van daaruit toestemming vragen verder stroomopwaarts te mogen reizen. De associatie lag voor de hand. Een later uitgebreid toponymisch onderzoek in dat gebied bracht aan het licht dat die plek voor Aucaners een sacrale betekenis heeft: hun Granmans worden er zowel geïnaugureerd als begraven. De naam van die plaats is Puketi, waarvan de betekenis is ‘Vrij worden’ (letterlijk: ketens verwijderen - puru keti). Zowel de veel voorkomende ‘l’ en ‘r’ verwisseling in de uitspraak der Aucaners als het geheel weglaten van de ‘r’, waarbij de daarop volgende klinker langgerekt wordt uitgesproken (dus Pu-u-keti), gevoegd aan een slordige uitspraak van de informanten, hebben De Goeje kennelijk parten gespeeld.
Het zal de aandachtige kaartlezer opvallen, dat noch de Indianen noch de Bosnegers een rol hebben gespeeld in de naamgeving der gebergten, hetgeen te verklaren is uit het feit, dat deze terrein-verhevenheden buiten hun leefgebied liggen. De oroniemen zijn derhalve een Nederlandse aangelegenheid geworden, waarbij de namen van leden van het Nederlandse Huis van Oranje, expeditieleden en Nederlandse ambtenaren al of niet met enige verdiensten voor Suriname, werden vereeuwigd. (Het is te verwachten dat hierin wel wat verandering zal komen). De enkele Sranan Tongo oroniemen stammen ook uit de tijd en de sfeer der expedities: Hebiweri, Winti-way, Krutu.
De Surinaamse Cartografische Commissie (Wekker, 1977b), die ook met de geografische naamgeving belast is (Names Authority) houdt zich bezig met o.a. het standaardiseren van met name de toponiemen in het Sranan Tongo, waarbij gepoogd wordt een identieke schrijfwijze door te voeren voor de drie Creolentalen (Sranan, Ndyuka en Saramaka). De in dit artikel gebezigde schrijfwijze van Puketi, Krutu, enz. is een uitvloeisel van die standaardisatie, warbij de (Nederlandse) ‘oe’ is vervangen door de (Latijnse) ‘u’. In de geografische nomenclatuur is ‘tabbetje’ (rivier-eiland) vervangen door ‘tabiki’, terwijl de ‘j’ klank in combinatie met een klinker door ‘y’ wordt voorgesteld, dus: Wintiway, Ndyuka enz.
In het bestek van dit artikel was het uiteraard niet doenlijk uitgebreid in te gaan op het fenomeen van de toponymie in Suriname waarin o.m. de multilinguistiek, de etymologie en de standaardisatie van schrijfwijzen een rol spelen. Als wij er evenwel in geslaagd zijn U een beeld te geven van het gebied waarbinnen dit deel van de Surinamistiek zich afspeelt, dan is daarmee ons doel bereikt.
| |
| |
| |
Literatuur
Ahlbrinck, W. 1931. Encyclopaedie der Caraïben. |
Goeje, C.H. de 1909. Aardrijkskundige namen in Guyana. K.N.A.G. 26, 2: 278 e.v. |
Lichtveld, L. 1981. Surinaamse plantagenamen. Suralco Magazine 13, 2 |
Oudschans Dentz, F. 1944. Herkomst en betekenis van Surinaamse plantagenamen. De West-Indische Gids: 147 e.v. |
Simons, R.D. z.j. Over oorsprong en betekenis van de naam Paramaribo. W. van Hoeven, Den Haag (Sur. Museum bibliotheek nr. 50). |
Wekker, J.B.Ch. 1976. Surinaamse toponiemen. Mededelingen nr. 19 en 20 van het Surinaams Museum. |
Wekker, J.B.Ch. 1977a. Op zoek naar de Surinen. Mededelingen nr. 21 en 22 van het Surinaams Museum. |
Wekker, J.B.Ch. 1977b. Toponymie activities in Suriname. Onoma 21, 3: 649 e.v. |
| |
De auteur
J.B.Ch. Wekker (geboren 2 oktober 1920, te Paramaribo) heeft aan de St. Paulusschool te Paramaribo (Fraters van Tilburg) het MULO-diploma behaald. Daarna opleiding tot landmeter. Tot zijn pensionering in 1980 was hij directeur van het Centraal Bureau voor de Luchtkartering in Suriname. In Delft afgestudeerd als geodetisch ingenieur.
|
|