OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en Geschiedenis. Jaargang 1
(1982)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |||||||||||||
Enkele problemen rond de lexicale beschrijving van het Sranan
|
1. | de taal- en leerproblemen in het onderwijs die een gevolg zijn van het feit dat voor veel kinderen de schooltaal een vreemde taal is; |
2. | de communicatieproblemen die ontstaan door de verschillende culturele achtergronden. |
Het project is verdeeld in vier deelprojecten, te weten:
I. | Taal- en Leerstoornissen |
II. | Moedertaal/Schooltaal |
III. | Communicatie |
IV. | Taaldescriptie |
Doel van het deelproject Taaldescriptie is de fonologische, lexicale en grammaticale beschrijving van het Sarnami, het Sranan Tongo en het Surinaams-Javaans.
Het project ‘Taal en Taalgedrag’ is van start gegaan op initiatief van Dr. H.W. Campbell, in augustus 1978. Sinds juli 1980 wordt het project uitgevoerd op het Instituut voor Economisch en Sociaal Onderzoek van de Universiteit van Suriname.
2. Relevantie van de beschrijving van het Sarnami, het Sranan en het Surinaams-Javaans
Maatschappelijke relevantie
Voor sprekers van de bovengenoemde talen is de systematische beschrijving van belang voor wat betreft hun eigen culturele identiteit en hun linguistisch zelfvertrouwen.
Het erkennen van het eigene van een taalgroep is bevorderend voor de integratie van de verschillende taal/cultuurgroepen. De aanwezigheid van
informatie over de talen zal stimulerend werken voor sprekers die niet tot de taalgroep behoren om die te spreken. Kennis van de taal vergemakkelijkt het inzicht in de cultuur van anderen. Zo dient de beschrijving van de talen ook een nationaal belang op cultureel gebied, want inzicht in de cultuur van anderen bevordert de verstandhouding tussen de verschillende cultuurgroepen.
Onderwijsrelevantie
In het onderwijs doet zich de situatie voor dat een groot aantal leerplichtige kinderen een andere thuistaal heeft dan de schooltaal. Dit heeft tot gevolg dat deze kinderen een achterstand hebben op kinderen wier thuistaal dezelfde is als de schooltaal.
Er vindt onderzoek plaats (zie deelproject II) om inzicht in deze situatie te krijgen, met name in de verwerving van de schooltaal. Goede informatie over de moedertalen is hierbij onontbeerlijk.
De taaldidactiek (curriculumontwikkeling taal) zal kunnen profiteren van de systematische beschrijving van de moedertalen. In het eindverslag van het onderzoek naar analfabetisme in Suriname van de afdeling Alfabetisering van het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling (Paramaribo, januari 1980) wordt heel duidelijk gesteld dat analfabeten het beste kunnen leren lezen en schrijven in de eigen taal: de moedertaal. (‘Het is in eerste instantie zaak de mensen in hun eigen taal te alfabetiseren’). Omdat een adequate beschrijving van de Surinaamse talen ontbreekt is het nodig dat ze beschreven worden, zodat de fase van alfabetisering kan worden ingezet. (Inmiddels is er al een samenwerking tot stand gekomen tussen het deelproject Taaldescriptie en de afdeling Alfabetisering van het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling).
Wetenschappelijke relevantie
Wetenschappelijk is het van groot belang dat de huidige in Suriname gesproken talen in al hun aspecten, met name lexicaal en grammaticaal, worden bestudeerd. De laatste jaren staan Creolentalen sterk in de belangstelling. In dat licht zal studie van het Sranan een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de theorievorming over ontstaan en ontwikkeling van Creolentalen. Beschrijving van het Sarnami en het Surinaams-Javaans zal inzicht kunnen verschaffen in de wijze waarop talen in isolatie van hun oorspronkelijk taalgebied zich ontwikkelen, alsmede in de factoren die daarop van invloed zijn.
Wetenschappelijk is het ook van belang voor een comparatieve studie van de ontwikkeling van de talen die emigranten spraken toen zij emigreerden naar verschillende delen van de wereld. Zo zijn in de negentiende eeuw Indiërs uit min of meer dezelfde regio naar verschillende gebieden geëmigreerd, o.a. naar Suriname, Guyana, Trinidad, Fiji, Mauritius en Zuid-Afrika. Hetzelfde geldt voor de Javanen die in de negentiende en twintigste eeuw naar verschillende delen van de wereld zijn geëmigreerd, zoals Maleisië, Suriname, Nieuw-Caledonia en Singapore.
Tenslotte dient vermeld te worden dat de pluriforme Surinaamse taalsituatie, waarbij talen behorend tot geheel verschillende taalfamilies vlak bij elkaar bestaan, een uniek terrein vormt voor onderzoek van verschijnselen als multilingualisme en code-switching.
3. Huidige fase van het onderzoek
Het deelproject Taaldescriptie is op 1 april 1980 van start gegaan. Toen werd een aanvang gemaakt met de beschrijving van het Sranan. In december 1980 werd begonnen met de onderzoeksactiviteiten voor wat betreft het Sarnami en het Surinaams-Javaans.
Het is te verwachten dat het woordenboek Sranan-Nederlands in de 2e helft van 1982 gereed zal zijn.
4. Problemen bij de lexicale beschrijving van het Sranan
Vooraf dient opgemerkt te worden dat er al eerder woordenboeken van het Sranan verschenen zijn. Het eerste dateert uit 1781 en is een Sranan-Duits woordenboek van de Duitser C.L. Schuman. In 1855 verscheen van de hand van H.C. Focke het Neger-Engelsch woordenboek. Een jaar later verscheen in Duitsland het Deutsch-Negerenglisches Wörterbuch van H.R. Wullschlägel.
De spelling
Het probleem waarmee de lexicograaf van het Sranan al meteen geconfronteerd wordt is de spelling. Een spellingvoorstel uit 1960 wordt als onbevredigend ervaren. Vandaar dat er van verschillende zijden wijzigingen ten aanzien van het voorstel uit 1960 zijn ingediend.Ga naar eind1.
In Suriname zijn er twee meningen over de spelling van het Sranan:
a. | De eerste groep gaat ervan uit dat het Nederlands de officiële taal blijft in Suriname. Spellingsystemen van de nationale talen moeten daarom zo min mogelijk afwijken van het Nederlands. Systemen die ver van het Nederlands verwijderd zijn zullen alleen maar verwarring scheppen. Een kind dat het Sranan Tongo equivalent van jaar leert te spellen als yari zal problemen hebben bij het schrijven van de Nederlandse woorden jongen, juist, jaar, etc. Spelt men het Sranan Tongo woord buku met een u, dan komen er ongetwijfeld wanspellingen van Nederlandse woorden als soep, boer, moeder (sup, bur, muder). |
b. | Een andere groep vindt dat de spelling internationaal gericht moet zijn. Bij het opstellen van spellingregels moet niet in de eerste plaats rekening worden gehouden met het NederlandsGa naar eind2.. De kans op interferentie is dan minimaal. |
Het is niet geheel duidelijk welk standpunt de overhand zal krijgen. De werkspelling die thans gebruikt wordt sluit in grote lijnen aan bij de voorstellen van de Cartografische Commissie en Seuren c.s.
Op de omslag van het ‘Politiek Manifest’, dat door de regering van Suriname en de Legerleiding aan het Surinaamse volk op 1 mei 1981 op het Eenheidsplein in Paramaribo werd aangeboden, stond: ‘Pipel fu Sranan, bondru fu a strey’ en niet ‘Pipel foe Sranan, bondroe foe a stré’, zoals het officiële voorstel uit 1960 voorschrijft. De tegenstanders van de ‘nieuwe’ spelling lieten zich niet onbetuigd. Een in Paramaribo verschijnend ochtendblad beperkte zich in zijn kritiek niet tot de inhoud van het Manifest, maar protesteerde ook tegen de spelling.
Leenwoorden
Over het opnemen van leenwoorden bestaan verschillende meningen. Er zijn mensen die vinden dat alle leenwoorden die veel gebruikt worden als men Sranan spreekt en die ingeburgerd zijn, opgenomen dienen te worden. Dit geldt wel alleen voor woorden die geen duidelijk Sranan equivalent hebben.
De vraag is echter, wat is veel gebruikt? Hoe wordt het al dan niet ingeburgerd zijn van een woord bepaald? Is er in de multilinguale Surinaamse samenleving niet eerder sprake van code-switching dan van het lenen van woorden uit andere talen? Als het Nederlandse woord alimentatie wordt opgenomen in een Sranan-Nederlands woordenboek, waarom dan niet administratie, zittingsduur, decreet, etc. etc. Het gevolg hiervan zou kunnen zijn dat Van Dale wordt overgeschreven met daartussen Sranan woorden.
Heel anders is het natuurlijk met leenwoorden die zich hebben aangepast aan het Sranan en niet meer als vreemde woorden worden ervaren. Voorbeelden zijn: rof (Engels: ‘rough’), tof (Engels: ‘tough’), pipel (Engels: ‘people’).
Een hele reeks woorden die geen duidelijk Sranan equivalent hebben, hebben zich qua vorm (nog) niet helemaal aangepast aan het Sranan. De -en uitgang valt weg. Het Nederlandse werkwoord rekenen wordt reken, remmen wordt rem, vloeren wordt vloer, etc. etc. Het probleem is nu echter: hoe wordt deze categorie woorden gespeld? Reken, réken (volgens de spelling van 1960) of reyken (Cartografische Commissie, Seuren c.s., Voorhoeve, Lichtveld)? Vloer, floer, of flur?
Het Sranan in Nederland
Een geval apart vormt het Sranan in Nederland. Een groot aantal Sranan sprekers woont in Nederland. Ook daar ontwikkelt de taal zich en vindt er aanpassing plaats aan de daar heersende omstandigheden. Nieuwe woorden en begrippen ontstaan. Door de nauwe banden die er bestaan tussen Surinamers in Nederland en Surinamers in Suriname, zijn wij in Suriname verplicht de ontwikkelingen van het Sranan Tongo in Nederland op de voet te volgen. Dit betekent dat woorden en uitdrukkingen die in Nederland door Sranan sprekers gebruikt worden en die niet bekend zijn in Suriname, opgenomen dienen te worden in een Sranan woordenboek, met de aantekening dat het betreffende woord of uitdrukking in Nederland gangbaar is. Voorbeelden van deze woorden zijn o.a.: loko, stuka, somru, dorpu; de plaatsnamen van de grote Nederlandse steden. Enkele van deze woorden (zoals stuka, stukaman) hebben zich in het Sranan van Suriname een positie verworven.
Archaïsmen
In oude Sranan teksten komen veel woorden voor die totaal in onbruik zijn geraakt. Moeten deze archaïsche woorden worden opgenomen?
Doel van het samenstellen van het woordenboek Sranan-Nederlands op het Project Taal en Taalgedrag is het weergeven van de feitelijke stand van zaken op lexicaal gebied. Dit doel sluit het opnemen van archaïsmen uit. Echter moet bij het verzamelen van materiaal van de gelegenheid gebruik worden gemaakt om een inventarisatie te maken van de totale woordenschat van het Sranan. Om te voorkomen dat deze woorden in de vergetelheid geraken, is het zaak dat ze een plaats krijgen in het woordenboek. Voorbeelden
van archaïsmen zijn: hansum (in modern Sranan moi), windels of windau (modern Sranan finsre), arede (modern Sranan kaba) en belle wel (modern Sranan heri bun).
Mag de lexicograaf zelf woorden maken en de woordenschat aanvullen? In het Sranan bestaan de woorden keti(n) ‘ketting’ en kasi ‘kast’. Mag het zelfstandig naamwoord ketikasi gemaakt worden in de wetenschap dat bijna een ieder kettingkast zegt? Zo ook baysigribanti in plaats van fietsbanti.
Het Sranan biedt genoeg mogelijkheden om van Nederlandse woorden, waarvan geen directe equivalenten bestaan, omschrijvingen te geven. Deze omschrijvingen zouden vermeden kunnen worden door woorden over te nemen uit de woordenschat van andere nationale talen of van buitenlandse talen waarvan het klanksysteem het dichtst bij dat van het Sranan ligt. Er zijn genoeg voorbeelden van Engelse en Spaanse woorden die overgenomen zijn. Zo zijn de Spaanse woorden problema, historia, poema, geruisloos opgenomen in het lexicon van het Sranan. Moet dit verschijnsel gestimuleerd worden door, daar waar het Sranan niet voorziet in een woord, het Spaans en/of het Engels als bron te gebruiken?
Polyfunctionaliteit van Sranan woorden
Sranan woorden kunnen meerdere functies hebben. Het woord sukru ‘suiker’ kan een zelfstandig naamwoord zijn: Sukru no de fu feni ‘Er is geen suiker te krijgen’, Het kan een bijvoeglijk naamwoord zijn dat zowel atributief: a sukru te ‘de zoete, letterlijk “suikere” thee’ als predicatief gebruikt wordt: a te sukru ‘de thee is zoet’. In de zin a sukru a te tumsi ‘hij/zij heeft teveel suiker in de thee gedaan’ is sukru een werkwoord. Dit verschijnsel is niet altijd productief. Kindi kan alleen als zelfstandig naamwoord ‘knie’ en als werkwoord ‘knielen’ gebruikt worden.
In nog grotere mate vervullen de bijvoeglijk naamwoorden versschillende functies. Hier is het verschijnsel echter productiever. Moet in deze gevallen alle informatie over het woord gegeven worden of kan worden volstaan met een grammaticaal overzicht als inleiding op het woordenboek, waarin de polyfunctionaliteit uitgelegd wordt?
Verder zouden heel wat problemen van de lexicale beschrijving van het Sranan opgelost kunnen worden als er al een goede grammaticale beschrijving van deze taal bestond. Het is dus zaak dat zo spoedig mogelijk hiermee een aanvang wordt gemaakt om zodoende adequaat het lexicon van het Sranan te kunnen beschrijven.
De auteur
Drs. J. Defares is medewerker van het project ‘Taal en taalgedrag als functie van de multi-linguale Surinaamse samenleving’ (Universiteit van Paramaribo).
- eind1.
- De volgende voorstellen tot wijziging van de spelling van 1960 zijn bij de schrijver bekend:
a.Voorstel van de Surinaamse Cartografische Commissieb.Voorstel van het Summer Institute of Linguisticsc.Voorstel van Prof. Dr. P. Seuren (Stichting I.B.S.) in samenwerking met het project ‘Taal en Taalgedrag...’d.Ursy M. Lichtveld en Prof. Dr. J. Voorhoeve hebben bij het samenstellen van de bloemlezing Creole Drum (1975) vrijwel dezelfde schrijfwijze gehanteerd als voorgesteld door de Cartografische Commissie en Seuren c.s.
- eind2.
- Op een in juni gehouden discussiedag over de spelling van Surinaamse talen is door de deelnemers geen duidelijke voorkeur uitgesproken voor op het Nederlands gebaseerde spellingen. Men was wel voorstander van een uniforme spellingwijze, in de zin dat overeenkomende klanken in de verschillende talen op dezelfde wijze gespeld worden.