gedichten geheel identificeerde met de volksklasse, hoewel hij uit een elitair-traditioneel-hindostaans gezin afkomstig is.
Benadrukking van de maatschappij-kritische of emancipatorische kunstrichting tot bevrijding van de onderdrukte massa, doet terecht vermoeden dat er een andere niet maatschappij-kritische richting bestaat. Tijd en ruimte zijn niet toereikend om dit punt hier uit te werken
In de ontwikkeling van de Surinaamse kunst en cultuur is het aspect van de strijd en bevrijding van meet af aan aanwezig geweest. Zo lezen wij, en ik vertaal vrij uit Creole Drum van Voorhoeve e.a. ‘dat in de Creoolse samenleving liederen teder of humoristisch zijn, maar ook als dodelijke wapens gebruikt kunnen worden’.
In het verleden hebben straatconcerten in Paramaribo geleid tot verbeten gevechten. Suriname is waarschijnlijk één van de weinige plaatsen in de wereld waar herhaaldelijk door de wet bepaalde muziekuitvoeringen werden verboden (bijvoorbeeld op 19 november 1828 en in 1833).
De Surinaamse strijdcultuur heeft vooral duidelijke vormen aangenomen via Anton de Kom, Michael Slory, Dobru, Verlooghen zelf en anderen. Maar ook Shrinivasie, die in Anjali oproept tot strijd:
Men mag wat Corly identificatie en identiteitspoëzie noemt ook duiden als maatschappijk-kritische poëzie.
Een van de jongste vertegenwoordigers van deze kunststroming binnen de Surinaamse kunstproductie, is naar mijn overtuiging Paul Middellijn, een dichter die heel treffend relaties weet te leggen tussen de ontbloting van de door Nederlandse historische interpretaties verdoezelde Surinaamse identiteit en zijn kritiek op de huidige Nederlandse milieuvervuiling. Zo stelt hij in ‘Sranan ju son’: Nee, laat de Rijn mijn hoofd niet binnenstromen via ‘ons land’ bij Lobith
noch via verwrongen gedachten en dogma's
nee niet nogmaals........
dat de Rijn nu Nederland bestookt met chemisch afval
Men kan van mening verschillen met Julio Cortâzar over de juiste lezing voor recrutering van staatslieden, maar de betekenis van kunstenaars komt mede tot uiting in het volgende citaat: ‘Kunstenaars en intellectuelen kunnen echter voor de bevrijding van hun volk een maximum aan verbeeldingrijke en experimentele mogelijkheden aanleveren; alleen als de beweeglijkheid van hun geest de politiek doordesemt, is vernieuwing mogelijk. Werkelijke staatslieden verkeren dan ook in kringen van schrijvers en denkers: daar teke-