De oprechte Zandvoorder speel-wagen
(1780)–Anoniem Opregte Zandvoorder speelwagen, De– AuteursrechtvrijVoys: Boeckvoet.
AMsterdamse straten wat krielen dit tans
Van Noren Moren,
Van Britten en Frans,
Van Moffen en Knoet,
En 't Zweedsche gebroed,
Specken en walen pots Michil en Hans.
Wat maeckt het gespuys by nacht gezwier,
Hoe blincken en klincken
Harnas en Rapier,
Daer stort'er een neer,
Van Harnas en geweer,
Door duyvel, dood, donder en vier.
Hier onder't geschaduw in eensaemheyt,
Raeckt Pleutje, een Seuntje,
Mijn Ioncker zijn meyt,
Haer magdom ter neer,
En send hem hem om veer,
Dus wordt het geheym niet wijd uyt-gebreydt.
Tochtige Duyfje, en rimpige Leen,
Die wrongen, en drongen
Te lijdig by een:
Ia waren soo groen,
En 't Lief kreeg een soen;
Hy streelde de meyd van boven tot beneen.
Wat yver doet Ioris om Maegdaleen?
Te stuypen, te kruypen
Op handt en op teen:
Hy kust met getreur,
De ring van de deur;
Ia wringt hem schier door het sleutel-gat heen.
| |
[pagina 63]
| |
De velden soo vast van Nobis kroegh,
Daer sitten, in kitten,
Laet en vroegh:
't Komt door een abuys,
Al rollende na huys,
Of een gebuer die willigh hem bedroegh.
De treyn der zielen is wacker in 't velt,
Men reeckent, noch teeckent
Daer noeyt voor een spelt:
Ick noem hem een Boef,
Die dus na mijn proef,
In't meeten sonder elendingen sonder gelt.
|
|