De oprechte Zandvoorder speel-wagen
(1780)–Anoniem Opregte Zandvoorder speelwagen, De– AuteursrechtvrijStemme: Als 't begint.
WIe wil hooren een nieuw Liedt,
Hoort toe ick sal't u singen;
Al van Bieron Laefjen,
't Zijn wonderlijcke dingen.
Hy hadde berraet op handen,
Tegen de France Kroon:
Hy hadde berraet op handen,
't Was hem al om zijn Soon.
Dat worde hem aengedient,
Van een van zijn Soldaten,
Dat was een trouw Soldaat,
Een Capiteyn van de Garde.
Een Capiteyn van de Garde,
Heeft tegen de Koninck geseyt,
Hier is een berraet op handen
Mijn edele Majesteyt.
Vijftigh duysent Kroonen root,
Kond'ick trecken tot gagie,
Van de Koninck van Spanje goet,
Om te leveren vry passagie.
Maer 'k hebt niet willen ontfangen,
Wat sal ick doen mijn Heer?
Want sonder u genade,
Geschiet het nimmermeer.
Sy souden te samen gaen,
Om het gelt te ontfangen:
Wie quam 'er in't gemoet?
't Was Bieron met verstrangen.
d' Capiteyn keerd' hem omme,
Heeft tegen den Koninck geseyt,
'k Sie den verrader komme,
Mijn Edele Majesteyt.
| |
[pagina 11]
| |
De Koninck was heel bedroeft,
En gantsch verdruckt van sinnen,
Heeft tegen Bieron geseyt,
Speelt met mijn Koninginne.
Hebt ghy gout ofte perels,
Schickse vry aen eene kant,
Want al het goet ter Werelt,
Sal u deeren niet lang.
Bieron was een gevangen man,
Wel drie of vier dagen,
Dat daer niet een en was
Die na Bieron quam vragen.
Als twee van sijne ju[st]icie,
Hebben tegen Bieron geseyt,
Mijn heer op wat condicie,
Hebben sy u hier geleyt?
Dat ick hier gevangen ben,
Komt door Koning en Koninginne,
Dien ick trouw heb gedient,
Met mijn hert en mijn sinne.
Door trouwigheyt en door minne,
Hebb' ickse lang gedient,
En tot mijn recompensy,
Heb ick den doodt verdient.
En heugt het den Koninck wel
Voor al mijn trouwe daden,
Hoe ick voor 't Munsterlant,
Mijn leven heb moeten wagen.
En 'k heb daer voor ontfangen
Wel seventien wonden groot,
En moet ick daerom sterven,
De bitterlijcke doodt.
Bieron ter plaetse quam,
Daer hy de doodt sou besueren,
Hy toonde zijn lichaem daer,
Vol wonden en quetsueren.
Is hier dan geen genade?
Wel edele Koninck goet,
Voor al mijn trouwe daden,
En voor al mijn trouwheyt goet.
Wat genade soud ick u doen,
Wat genade soud ick u geven,
| |
[pagina 12]
| |
Gy soeckt mijn te verraen,
En te brengen om 't leven.
Mijn soon was jongh van jaer,
Die brocht gy dan in 't verdriet;
Och Bieron gy moet sterven,
Ten baet u leven niet.
Bieron ter plaetse quam,
Daer hy de doodt sou smaken,
Hy trock 'er zijn kolder uyt,
En schonckse aen zijn Soldaten.
Hou daer mijn trouwe Soldaten,
Die mijn trouw hebben gedient,
Mijn leven moet ick laten,
Nu sterf ick u beste vrient.
|
|