De oprechte Zandvoorder speel-wagen
(1780)–Anoniem Opregte Zandvoorder speelwagen, De– AuteursrechtvrijVoys: Karel Koninck van Engelandt.
Joncker.
WEest overschoon Herderin gegroet,
Liefste want gy ontstelt mijn bloet:
Mocht ick 'er mijn liefde doen blijcken,
Aen u schoon Engelin,
Gy soud'er het vonnis doen strijcken,
Dat ick'er geen ander min.
Herderin.
De Ionghmans zijnder altijd gewoon,
Sy spreecken in't vryen woorden schoon,
Een dochter moet het niet achten,
Het Ionckers loos gevry:
Want alle hun min en klachten,
Zijn vol bedriegery.
Joncker.
Liefste lief meynt gy dat ick u vley,
Of dat ick u tot schande verley,
Mijn Engel ick salder u trouwen,
Mijn hoop, mijn troost mijn al;
En maken van u een Vrouwe,
Alhier op't Aertsche dal.
Herderin.
Mijn Schaepjes sal ick verlaten niet,
Die gyder in't velt daer weyden siet;
Want al mijn hertjes vermaken,
Dat is by haer in't velt,
Mijn Lammeren moet ick waken,
Sy loopen daer ongetelt.
Joncker.
Schoon lief laet'er u Lammeren staen,
Laet se eens aen der heyde gaen;
Een Kroontje moet gy'er noch dragen,
| |
[pagina 9]
| |
Van fijn ducate gout,
En rijden in een Koets-wagen,
Verlaten dat groene wout.
Herderin.
In een Koets-wagen en rijd ick niet,
En wilt'er geen Kroon die gy my biedt,
Een kroontje van groene blaren,
Met bloemekens gepalleert,
Die stel ick op mijn hayren,
Geen Ioncker die mijn flatteert.
Joncker.
Verlaet u Herder en gaet met my,
Ick sal u gaen kleeden in het Zy,
In een Paleys sult gy woonen,
Met kamers rijck beset,
Daer sal ick u vrientschap toonen,
Uyt liefde mijn schoon Bruynet.
Herderin.
'k Leef veel geruster in mijn koy,
En in een huysje gedeckt met stroy:
Ach! Ioncker ick moet u bedancken,
Van al uw' korte zy,
Want al die hoofsche rancken,
En dienen doch niet voor my.
Joncker.
Schoon lief wel blijft gy dan in't velt,
Daer u de vyandt so ontstelt,
Gy siet'er den huysman vluchten,
Zijn huys wert afgebrandt,
De Herderinnetjes suchten,
Ach! Liefste geeft my de handt.
Herderin.
Ick bid u Ioncker mijn niet meer vraegt
Want geen Monsieur die mijn behaegt,
Ick wilder veel liever gaen doolen,
En leven in't verdriet,
Als gaen by Ionckers ter schoolen,
Die mijnder gelijcken niet.
Joncker.
Adieu dan spijtige Herderin,
Adieu mijn overschoon vriendin:
Moet ick u schoone haten,
| |
[pagina 10]
| |
Ach wat een pijn voor mijn:
So sal ick noch moeten coemen
Dat ick'er u vrient sal zijn.
Haer hert is kout, en 't mijne heet,
Daerom verwin ick niet een beet.
|
|