De Oostindische thee-boom
(1767)–Anoniem Oostindische thee-boom, De– Auteursrechtvrij
[pagina 55]
| |
Stem: Jager waar gaat gy aan 't Jagen.
WAar zal ik mijn klagt volende?
Ben ik niet mijn Liefje kwijt:
Waar ik mijn keer ofte wenden?
Is het voor mijn niet een spijt?
Want ziet hy heeft my verlaten,
En nu zit ik in 't geween:
Wat voor vreugd kan my vermaken?
Ach! mogt ik hem nog eens zien.
Ach! ach was ik noyt gebooren!
Dan zo had ik noyt geen pijn,
Al mijn vreugde is verlooren,
Ach! waar mag mijn Minnaar zijn,
Nu dat ik hem heb gegeven,
Mijne teere Maagde-schoot:
Maar nu is hy weg gebleven,
En hy laat mijn in de nood.
Zijn listige Tong ging my verlyen,
En daar toe zijn lieftaligheyd;
En zijn Bidden smeeken vlyen,
Dat heeft my wel haast verleyd,
En daar toe zijn schoone Woorden,
Die hy my te vooren ley:
Gingen mijn Ionk-heit bekooren:
Maar nu ben 'k mijn Maagdom kwijt.
Hy heeft mijn belooft te trouwen,
En dat ook in eerbaarheyd,
'k Hoop het zal hem nog wel rouwen,
Ach! en waar ik noyt Gevrijd:
Maar ik geloof kwaklappers Tongen,
Hebben hem van mijn verleyd,
Ach waar ben ik toe gedrongen!
Is het voor my niet een spijt.
Of felle Dood wild my doorschieten!
Met een
| |
[pagina 56]
| |
Felle Pijl en Boog,
Mogt ik van u wraak genieten!
Dat het door mijn Hertje vloog,
Dan waar ik uyt pijn en smerten,
Uyt dit droevig Aardsche-dal:
Daarom wild my nu verpletten,
'k Hoop hy my verlossen zal.
Jonkman.
Wie hoor ik zo droevig klagen?
Wat hoor ik daar voor gekriel,
De Conscientie komt my knagen,
My dunkt 't is mijn tweede Ziel,
Ach waar toe ben ik gedwongen!
Dat ik haar verlaten heb;
Ik vervloek Kwa-klappers Tongen
Die my daar toe g'raden het.
Kom mijn Lief mijn Uytverkooren,
Kom mijn overtweede Ziel,
'k Wenste noyt te zijn Gebooren
Is het niet een dwaze giel,
Dat ik u had laten vaaren,
't Was de valsche Tonge-min,
Laat ons in den Egt vergaaren,
En gaan maken een begin.
|
|