De Oostindische thee-boom
(1767)–Anoniem Oostindische thee-boom, De– AuteursrechtvrijStem: Ach Schoon Godin!
O Schoone-teyd // Van aangename dagen,
O Schoone-teyd // Die ons heden weer verblijd,
Terwijl de Zon in 't Oost, komt op zijn Gulde Wagen
Zeer cierlijk op gedaan, de Wereld door te jagen,
Verkwikt nu Bos en Groen,
In dit pleyzier Zayzoen,
Voor alle Menschen,
Tot onze wenschen,
Een zoeten-teyd,
Die 't nu al verblijd.
Wild nu eens gaan // O Ieugd in Amstels Wallen,
| |
[pagina 48]
| |
Wild nu eens gaan // Daar de Bloempjes bloejend staan:
Beschou het open Veld, by Beken en by Boomen
Begroend en effen staan, by klaare Waterstoomen,
Langs Velden zoet van geur,
En Bloempjes veel van kleur,
Zeer schoon voor oogen,
Als op-getogen,
Wy daar voor staan,
Als wy keyken gaan.
Of is u lust, In schoone Vrouwe-beelden,
Of is u lust // Met vermaak de Min gekust,
Zo gaat 'er nu op uyt, dae streeld Lief haar zinnen
Zo gy als onderpand, haar eeuwiglijk wild Minnen,
Gaat daar de Leeuwerik kweeld,
En Hert en Zinnen streeld,
Die Liefde ontfonken,
En maakze dronken,
Met 't Vuur der Min,
Door de Trouw-Godin.
Wild dan eens gaan // De Malibaan door-wandelen,
Wild dan eens gaan // Daar gy vreugd kund ontfaan,
Tot Diemen daar 't vermaak, komt schitt'ren in de Oogen,
Of wilje weer te rug, ziet men als opgetogen,
Veel Hoven schoon geplant
Aan klaren Waterkant,
Uw Nimphjes zingen,
Als Hemelingen,
Zeer zoet van Taal,
Door dit schoon onthaal.
| |
[pagina 49]
| |
Na deze Vreugd // Verscheynd de Avond-stralen,
Na deze Vreugd // Is ons Herte weer verheugd,
Dan bewandeld men, De Plantagie hoog van waarde,
Dus spreekt gy tot uw Lief, Princesse van der Aarde,
Ey gaat mijn Ziels-vrindin
't Fonteyntje met mijn in;
Daar zal men eens Zingen,
Van vreugde dingen,
O Engel-zoet,
Die mijn verheugen doet.
Of is uw zin // Een Baarsje te gaan vangen,
Of is uw zin // Te bezien de Wey al in,
Zo ziet gy hoe aldaar, De Beesjes staan te loeyen
En met het lieve Gras, Gelijk een Ceder groeyen.
Dus ziet tot dat u lust,
Wederom is geblust,
Op dat gy kund loven,
De Godt daar boven,
Die 't alles geeft
Wat op Aarden leeft.
|
|