De Oostindische thee-boom
(1767)–Anoniem Oostindische thee-boom, De– AuteursrechtvrijOp een aangename Voys.
KOmt Orpheus, komt Amphiou,
Komt Iuno en Diaan,
| |
[pagina 42]
| |
Komt Apol en Mercurius,
Komt Venus en Vulkaan;
Betoond my eens uw gunst,
Laat my eens zien uw kunst,
Op dat ik u, mijn Ziels-vriendin. Bis
Eens breng tot Weder-min...
Eens breng tot Weder-min.
Haar Tandjes zijn gelijk Yvoor,
Haar Lipjes als Coraal,
Haar Boezem straald de Lely door
Zy tart de Nagtegaal,
Wanneer het Lieffelijke Beeld,
Een Morgen-deuntje kweeld
Dan kwetst mijn Ziel en mijn Ingewand, Bis.
En steekt mijn Hert in brand....
Men ziet een straal van lieflijkheyd,
Speelen uyt haar gezigt,
Getempert met veel minlijkheyd,
Daar Venus zelfs voor zwigt.
Maar, ach! ik wierd doorwond,
Door 't kussen van haar Mond:
Cupido die spand zijn kragten in, Bis.
Breng haar tot Weder-min....
Dus klaagden ik, maar ach niet lang!
Een rey van Minne-goon,
Vermaakten my met haar Gezang,
Verzeld van Venus-zoon,
Uw liefste Lief dien gy bemind,
Verdiend dat ge om haar schreyd,
Want zy is ons aller Goden kind, Bis.
Wel waard uw minlijkheyd....
Dit was het antwoord van Mercuur,
Diend hem in gunst der Goon:
Een Wolk verscheen als een lizuur,
Verzeld door Venus-zoon:
Ik dank met veel eerbiedigheyd,
| |
[pagina 43]
| |
De Goden voor haar les,
En zeg vaar wel voor nu en alteyd, Bis.
Dus min ik mijn Matres....
|
|