De Oostindische thee-boom
(1767)–Anoniem Oostindische thee-boom, De– Auteursrechtvrij
[pagina 36]
| |
Stem: Schaamt u gy Brabants Heere.
WAnneer men heeft geschreven,
Duyzend Zes-honderd even,
En agt-en-zegtig Iaar;
In December tien Dagen,
Kwam ons de Wind behagen
Liepen in Zee voorwaar.
Wy Zeylden zeer blijhartig,
Uyt Holland 't is Waaragtig,
Tot in de Spaanze-zee:
Den Turk ons aan randen,
Met zijn bebloede Handen,
Maar Godt ons bystand dee.
Hy lokte ons zeer schoone,
Liet Prinsse-Vlagge toone,
Regt of het was ons Vriend;
Maar men zag haast zijn Vaane,
Met Turkze Halve-maane,
Het welk ons niet en diend.
Hy liet de Bloed-vlag wayen,
Zijn Zabel liet hy zwayen,
En schoot vast Schoot op Schoot:
Wy mee als kloeke Bazen,
Sloegen wel twaalf Glazen
In 't lest het Godt verdroot.
Ons Schipper hoog en waardig,
Die bleef [d]aar dood zeer vaardig,
En ook ons Camman[d]eur;
Maar evenwel als helden,
Wy ons daar [t]egen stelden,
Zonder druk of getreur.
d' Admiraal van Algiere,
Riep wild gy goed Quartiere,
Strijkt Vlagge na mijn zin;
Doen [r]iep ons Opper-stuurman;
Daar heb ik geen [b]anier van,
Liever den Brand daar in.
Eer wy ons Christen-ziele,
Zoude laten ver[n]ielen,
Van uw Turkze-gebroet,
Liever daar [v]oor te vegten,
Voor 't Vaderland als Knegten,
[D]e leste droppel Bloed.
| |
[pagina 37]
| |
Zes Stukken wy maar konden,
Gebruyken doen terstonden,
Dog kreeg den Turk zijn deel;
Want wy ook allegaare,
Speelden met onze Snare,
Zeer lustig op zijn Veel.
d'Adelboom van Turkyen,
Die ons zo kwam bestryen,
Ruym dertig Stukken groot:
Omtrent veertig Minnaren,
Schoot hy tot ons bezwaren
Zeer gekwest ofte dood.
Onzen Bootsman kloekmoedig,
Die liet zijn leven bloedig
Mee voor den Turkzen Hond;
En nog Negen Persoonen,
Ging de Dood niet verschoonen
Storven aldaar terstond.
Och Menschen allegader!
Komt nu tot Godt al nader,
Wy hebben werk na loon;
Verlaat u Nevels duyster,
Komt zet u Hert vol luyster,
Na 's Hemels hoogen Throon.
Prinsse wild het verligten,
Doen ik dit lied ging Digten,
'k Lag zwaar gekwest te Kooy;
Op de Fluyt Delfshave,
Zing het met stemme brave,
Al gaat het niet zeer mooy.
|
|