De Oostindische thee-boom
(1767)–Anoniem Oostindische thee-boom, De– Auteursrechtvrij
[pagina 31]
| |
Stem: Geeft een Aalmoes voor een Blinden.
ZUllen dan mijn droeve klagten,
Ach roemwaarde Philida!
Noyt uw straf gemoed verzagten
Staak, ey staak u ongena,
Zoeten Engel toon medoogen,
Zie tog met ontfermde Oogen,
Uw bedrukten Tyter aan,
Of het is met // Of het is met,
Of het is met hem gedaan.
Philida.
Zeg my Tyter hoe kan 't wezen,
Dat gy dus u zelf ontrust?
En my de oorzaak noemt in dezen,
Daar gy beter zijt bewust,
Nimmer gaf ik van mijn dagen,
Ymand reden om te klagen,
Wijl ik alle strafheyd zwigt,
Schoon gy my dus // Schoon gy my dus,
Schoon gy my dus straf betigt.
Tyter.
Philida u frisse ontloken
Ieugt, en gaven der Natuur,
Heeft in my de gloed ontstoken,
Van 't inwendig Minne-vuur,
Door u lieve toverlonken,
De Oogjes die als Sterre pronken,
Trof my Venus kleynste Wigt,
| |
[pagina 32]
| |
Met zijn felle // Met zijn felle,
Met zijn felle Minne-schigt.
Philida.
Wel wat dat een Mensch moet hooren,
'k Agt zijn Pijlen kragteloos,
Cupido dien Blind gebooren,
Heeft op mijn geen magt altoos,
Laat gy u verstand en zinnen,
Van dat Blinde Wigt verwinnen,
Klaagt u brand dan aan die Bloed,
Die u deze // Die u deze,
Die u deze smert aan doet.
Tyter.
Philida mijn zoeten Engel,
Ach! wat spreekt gy onbedogt,
Cupido dien kleynen Bengel,
Houd de heel Natuur verknogt,
Zonder hem viel 't al in duygen,
't Moet al voor zijn Scepter buygen,
Goden, Menschen, en al 't Vee,
Zelfs de Vissen // Zelfs de Vissen,
Zelfs de Vissen in de Zee.
Philida.
'k Weet wel Tyter dat Poeëten
Zijn gewoon, zeer wijd en breed,
En 't heel konstig uyt te meeten,
Maar ik agt het niet een beet,
'k Lag met dezen blinden Schutter,
Ronde Schyven zijn veel nutter
Schigten van de liefde Min,
Want die treffen // Want die treffen,
Want die treffen yders zin.
Tyter.
Moet 'k u dan door Geld bekooren,
Ach zo dat de Herte bind!
Agt ik al mijn hoop verlooren:
| |
[pagina 33]
| |
'k Ben een slegte Huysmans-kind,
En heb gelijk d'Herders-knaapjes
Al mijn Rijkdom in mijn Schaapjes,
Tyter.
Is dan u Min met Goud t'koop?
Ach! dan Min ik // Ach! dan Min ik,
Ach! dan Min ik buyten hoop.
Philida.
Neen standvaste trouwe Minnaar,
My bekoord geen Geld nog Goed,
Ziet ik Kroon u nu Verwinnaar,
Om d'opregtheyd uws gemoed
'k Zal u Kruyn als Bruygom cieren,
Met geheyligde Laurieren,
En een Krans van Ieugdig Veyl.
Tyter.
Ik dank d'Hemel // Ik dank d'Hemel,
Ik dank d'Hemel voor dit Heyl.
Gun my onder deze Linden,
U te omhelzen met een Kus.
Philida.
Zagt mijn Herder mijn Beminden,
Zagt hoe streeld, en kust gy dus.
Tyter.
Ik eysch voldoening van mijn Lusjes.
Philida.
Tyter Lief en wagt tot slusjes,
Tot wy komen aan die Laan.
Tyter.
'k Ben te vreden // 'k Ben te vreden,
'k Ben te vreden laat ons gaan.
|
|