De Oostindische thee-boom
(1767)–Anoniem Oostindische thee-boom, De– AuteursrechtvrijOp een aangename Voys.
O Dag! ô lang gewenste Dag,
Daar menig Mensch na wenschen mag,
Ons Scheepjes komen binnen,
| |
[pagina 30]
| |
't Is voor Helvoet of Rotterdam
Dat daar mijn Lief aan kwam?
Ik scheyden uyt met spinnen.
'k Schopten 't Spinne-wiel aan een kant
En stak het in den ligten-brand,
Ia schopte 't met mijn Voeten:
Ik wil gaan keyken na de Schuyt
Of daar mijn Lief komt uyt,
Hoe minlijk zal 'k hem groeten.
Wie hoor ik kloppen voor mijn Deur,
Bent gy 't beminde Serviteur?
Welkom zo moet gy wezen;
Hoe minlijk was die eerste Brief,
Die ik u schreef mijn Lief,
Heb gy die wel doorlezen.
O Ia mijn Lief mijn Waarde-pand!
Het zoete Schrifje van u Hand,
Dat is tot mijn vermaken;
Maar doen ik kreeg de laatste Brief
Van u mijn zoete Lief,
Verstond ik eerst die zaken.
Ach! Lief wat hebt gy in u zin,
Wild gy dan weer het Zee-gat in,
Of wild gy met my paaren;
Zo haald u Zeyltje spoedig in,
Doet naar u Vrijsters zin
Dan hoeft gy niet te Vaaren.
Een Vrouw, en is geen Vrijster meer,
Zy is geen meester van haar Eer,
Zy mag geen Ionkmans minne;
Maar als het Ia-woord is gezeyd,
Dan is de knoop geleyd
Die niet en is te ontginne.
|
|