De Oostindische thee-boom
(1767)–Anoniem Oostindische thee-boom, De– Auteursrechtvrij
[pagina 15]
| |
Stem: Als het begind.
TRijn mijn Engel mijn Godin,
Gy alleen kund my, my, my bekooren,
Uw schoonheyd staat in mijn zin,
Ik offer u mijn trouwe Min,
Ach! wild mijn klagt aanhooren,
Gy alleen kund my, my, my bekooren.
Wel Kees wat is dat malle praat,
'k Loof gy zoekt my wat... te foppen,
Gy loopt als een Zot langs Straat,
Wie zyd u dat gy zo laat,
Aan mijn Deur moet kloppen?
'k Loof gy zoekt my wat... te foppen
Neen waerentig zoete Meyd,
'k Mag u zeker zo... graag lyen:
Ons Teunis-buur met goed bescheyd,
Heeft al lang tot my geseyd,
Ons Trijntje moet gy Vryen,
'k Mag u zeker so... graag lyen.
Wel of Theunis zo wat kald,
'k Moet 'er zeker schier... na vragen,
Of mijn schoonheyd u gevald:
Maar ik loof' gy met my mald,
Ik zou 't wel durven wagen?
'k Moet 'er zeker schier... na vragen.
'k Heb dog mijn zin op u gezet,
Trijn zie daar nu zal... ik 't wagen:
Maar t'duyker Trijn beget,
Het word zo laat ik moet na Bed,
| |
[pagina 16]
| |
Ik zal 't mijn Besje vragen,
Trijn zie daar nu zal... ik het wagen.
Daar gaat drooge Kees na Huys,
'k Wou met hem zo graag... een reysje,
Maar ach! ach! wat droevig kruys,
Ik moet zo stil zijn als een Muys,
Ach! ik arme Meysje,
'k Wou met hem zo graag... een reysje.
Wel dat gaat aan mijn verstand,
Wel te willen, maar... niet kennen:
'k Geloof dat ook aan alle kant,
Zo wel in Steed' als op het Land,
Mijn's gelijk wel bennen,
Die wel willen maar... niet kennen:
Hier mee nu gaat Trijn na Huys,
Maar zy is geheel... verslagen,
Om dat Kees nu als een Muys
Weg loopt, zonder haar de luys
Van haar Lijf te jagen;
Want zy is geheel... verslagen.
|
|