De Oostindische thee-boom
(1767)–Anoniem Oostindische thee-boom, De– AuteursrechtvrijOp een aangename Voys.
HEt is nu ruym Vijf Iaar geleden,
Doen ik naar Oostindie voer,
Met mijn Silvia geprezen,
Want zy woude niet zijn een Hoer
| |
[pagina 14]
| |
Kiesden doe de Woeste Zee,
Eer ik zag 't gewolde Vee
Ik heb Iapan ook wel bekeeken,
En Ambon ook van gelijk,
Langs die klaare Water-beeken,
Vol van Water en Vogelrijk,
Daar dat zwarte Geyle Goed,
Staag haar grage Lusten boet.
Van Iapan al na Malakken,
Hieten zy ons wellekom,
Op Saratte liet ik 't plakken,
Daar de Matroosjes hebben de roem,
Drinke Wijn van het overschot,
Lustig uyt de Terri-pot.
Het is er mijn nog niet vergeten,
Doen ik met de Akker-man,
Op zijn Akker-kar gezeten,
Dronke doe zeer lustig an,
Van Malakken na Goeree,
Lammertjes en Duyfjens mee.
Nu ben ik veranderd van zinne:
Ik wil trekken na mijn Lief,
En verlaten de Zwartinne,
Want ik heb een Minne-brief
Van mijn zoete Silvia,
Daar ik grondig uyt versta.
Als dat haar Oom is overleden,
En den Inboel is zo groot,
Zy is in 't bezit gebleven,
Van Huys Hof en Bogaard groot
En van allerhande Fruyt,
Ook van Pietercelie-kruyd.
Ik wil dat Land weer gaan bezayen,
Als ik van te vooren dee,
Om daar Vrugten van te mayen,
Laat de Scheepjes vaaren in Zee,
Kiezen voor de Baren straf,
Eenen groenen Harders-staf.
Hoe zal mijn Silvia staan kijken,
Als zy Coridon aan ziet,
Komen uyt Oostindien Rijken,
En zy hem dan wellekom hiet,
Met een Kleed op 't Nieuw fatzoen,
Als al de Oostindies-vaarders doen.
Ik zal mijn Liefste met een Wagen,
Zoetjes Rijden aan de Strand,
En mijn Paardjes laten draven,
Dat zy stuyven door het Zand,
Drinken wy maar eens rondom,
Want ik ben de [Bruidegom]
|
|