| |
| |
| |
William Morris en zijn invloed op het boek (Slot)
Niet waar, dat, als men tot den kern der dingen tracht door te dringen, er nog heel wat meer kijken komt, dan men met het bloote oog waarneemt? Wij meenden hier te staan noor een hervorming in de gebruikskunst en in de boekdrukkust, en we staan midden in een nog hooger orde van denken, in een kring die nog oneindig breeder getrokken is, en wij merken nu wel dat de hervorming der boekdrukkunst, door Morris beoogd, moet begrepen worden als innig deel uitmakende van de gezamenlijke strooming van geheel dezen tijd.
Ik heb tot nu toe geen gelegenheid gehad u over Morris' onmiddellijken invloed op het moderne boek te spreken: nochtans zegt de titel dat ik het dáarover hebben moet. In groote lijnen dus wat Morris' optreden als dadelijk merkbaar gevolg heeft gehad. Hij heeft de geesten wakker geschud, en talrijke geestverwanten hebben zich na hem aan 't werk gezet. Eerst Charles Ricketts, de bekende delicate teekenaar en ontwerper van fijne, bij zijn houtsneden zoo goed harmonieerende lettersoorten, met de Vale Press; Lucien Pissaro, de Fransche schilder, te Londen gevestigd, met zijn bekoor- | |
| |
lijke houtsneden, en zijn werkjes op de Eragny Press of bij Ballantyne gedrukt; dan, de voornaamste en edelste der nog bestaande persen, The Dove's Press, die den Bijbel aan 't drukken is, onder leiding van Cobden Sanderson, den meester-binder, en Emery Walker, Morris' vriend, met sierlijke sobere letters, schooner nog dan Morris' letters - leesbaar in de eerste plaats, en zoo zuiver gevoeld - ongeëvenaard in voornaamheid en rustige soberheid. In waarde volgt de Ashendene Press, gesticht door Mr. St. John Hornby, wiens Inferno een der mooiste produkten onzer hedendaagsche boekdrukkunst is; de Essex Press, met Ashbee aan 't hoofd, een discipel van Morris, die in den beginne goed werk voortbracht, later echter op een dwaalspoor geraakte en nu met zijn geaffecteerde lettervormen zoowat van den weg loopt; dan de zeer voorname Dun Emer Press van Mej. Elizabeth Corbeth Yeats, een Iersche, die op prachtig oudachtig papier drukt en wier boekjes mogen gelden als wonderen van smaak, waar alles gezond en evenwichtig sierlijk en sterk is; maar vooral wil ik uwe aandacht vestigen op den invloed dien W. Morris' werk heeft uitgeoefend op de Chiswick Press, de schoonste niet-particuliere drukkerij wellicht van heel de wereld, die weliswaar niet zélf de revolutie tot stand bracht, maar die zich dadelijk bij Morris' ideeën heeft aangesloten en nu dag aan dag prachtige dingen in de wereld zendt, en de beroemde pers van Ballantyne te Londen en te Edinburg even zeer als die van Constable eveneens te Edinburg. Het is overigens gemakkelijk na te gaan wat Morris voor zijn landgenooten heeft gedaan, als men de produkten der Engelsche pers nauwkeurig onderzoekt: bijna geen boek of men vindt er | |
| |
iets van hem in terug. Hetzelfde mag gezegd worden van de Roycroft Press in New-York, en van de Printing Art, het voornaamste Amerikaansch vakblad.
De invloed van Morris strekte ook tot het vasteland: ik sprak reeds van Duitschland, een land waar oneindig veel gezocht, eilaas nog meer dood verloren in den blinde gescharreld wordt: met het meeste dat daar aan den dag komt kan niemand dwepen: te veel bombast kraait er den boventoon, naast hier en daar vrij en zelfstandig presteeren. Sterke grondbeginselen ontbreken omtrent overal. Maar de oogen zijn nog zoo lang niet open gegaan, en wanneer alle dilettantisch geliefhebber en dwaze fantaisie van de baan zal zijn, als nuttelooze uitwassen van den grooten sterken boom, dan zal ook Duitschland, het vaderland der drukkunst, weder schoone vruchten brengen.
Nu spant Scandinavië naar mijn gevoelen de kroon: wat Zachrisson in Göteborg doet, met een buitengewoon echt-nationaal gevoel voor kleurenschakeering, vol smaak en jeugdige frischheid, wat Bernsteen in Kopenhagen op zijn handpers zoekt, dat alles bewijst dat in Carl Larsson's vaderland de luchten zuiver zijn en de oogen er helder kijken kunnen.
Na een stillen groet gebracht te hebben aan Noord-Nederland, waar de uitzichten ook verblijdend worden, sluit ik deze beschouwing, om in enkele woorden nog eens samen te vatten wat wij aan William Morris hebben en wat zijn beteekenis voor ons en voor de nabijë toekomst is, of zijn moet.
Wij waardeeren in William Morris vandaag in 't bijzonder den boek-maker, maar ik heb u doen inzien, hoop ik, dat zijn werk voor het boek nauw met een | |
| |
werkzaamheid van ruimer beteekenis nog verbonden is. Zonder het ideaal van Morris te begrijpen kan men zich niet voorstellen hoe hij daartoe den noodigen aandrang kan gehad hebben. We beschouwden hem dus niet alleen in een deel van zijn werk, maar wilden datzelfde nog beter begrijpen door zijn geheelen levensloop na te gaan en wat hij elders gewild en gewrocht heeft.
Morris was een baanbreker, een wakkerschudder, op elk gebied dat hij betreden heeft. Als voorganger in de ambachtskunst zien wij dat zijn doen thans heel de wereld door de geesten aan 't zoeken, de handen in beweging heeft gebracht: ziet gij niet hoe ze bezig zijn de meubelmakers, de behangers, de katoenververs, de ijzerbewerkers - en overal ontwaakt eerzucht en lust om iets voort te brengen waarin de maker iets van zich zelf leggen kan, en vooral om dingen voort te brengen van dagelijksch gebruik die ons oog streelen en tevens nuttig zijn en bruikbaar. Zoudt gij niet meenen dat het beter is een mooi potje te bakken of een degelijke tafel en stoelen te vervaardigen, waaraan en waarop men met genoegen zitten kan, en die het oog voldoen... dan tot in 't oneindige schilderijen in olieverf of in waterverf of in ik weet niet welke verf te kladderen - terwijl er toch zoo weinigen geroepen zijn iets blijvend en waarlijk kunstigs voort te brengen?
Dat de stem van Morris dan gehoord worde door velen die nog misschien op een dwaalspoor zijn of wankelend aarzelen welken weg ze opgaan zullen. Wat ligt daar een reusachtig veld van edele werkzaamheid braak! Een werkman, tevens een kunstenaar, zijn: is het niet het schoonste wat men droomen kan?
| |
| |
En mocht er dan hier en daar ook een stille nadenkende jongen onder zijn, die in zich zelf zegt, al droomend: ja, zoo'n schoon boek drukken lijk Morris of lijk Elsevier, of Cobden-Sanderson en Emery Walker, of lijk Aldus Manutius... en maken dat het boek (in onzen tijd, dat het volk meer en meer bewust gaat worden) niet langer een luxe-artikel blijve, een kleinood alleen voor de bevoorrechte weinigen!...
Dat Morris' voorbeeld dan dien jongen droomer sterke en dat zijn slagen hèm moed inboezeme! Want dapperheid zal er noodig zijn: want veel vooroordeel en ingevreten traditie moet nog uit de baan geruimd. Vooral bij de vaklieden, bij de ‘mannen van 't vak’ vooral!
Maar, wie zich aan dat schoone werk spannen wilde, zou nog iets anders te bedenken hebben:
De eerste stap om kunst te maken die waard is te zijn, is het leven van den werker levenswaardig te maken. Zoodra de werker meer tijd hebben zal om rond zich te kijken en over zijn arbeid na te denken, zoo gauw zal hij leeren kunst lief hebben.
Wij moeten hebben een kunst gemaakt door 't volk en voor het volk, als een vreugde voor den maker en den gebruiker!
De adel van Morris'wezen, zijn voorname voelen en denken moeten wij ìn ons hebben, ons meer en meer eigen maken, en vooral ook zijn volharding en veerkracht.
Want William Morris was bij uitstek een ‘professeur d'energie’! Hij was een man van aanpakken. Hij bezat die deugd, die heet: levensgereedheid. Eenmaal de zaak doordacht, was hij er bij, zette hij door, met stormachtige, onverwoestbare tot het einde toe volhardende lust. | |
| |
Eens de moeilijkheid overwonnen, stilde de drift - hij ontwaarde nieuwe gezichteinders, stond voor nieuwe hinderpalen - en dan ontwaakte de drift wederom, en hij vocht opnieuw.
Hij was een kamper! En dit is het woord dat het beste op hem past. Een kamper - ‘hij was een mensch en dat is een kamper zijn’ zei Goethe reeds.
En wat van Goethe gezegd werd: ‘dat zijn leven nog zijn grootste kunstwerk was, dat is eveneens waar voor Morris. Ja, hij was een gelukkig mensch. En nu zullen er komen die zeggen: ja maar, hij had geld! Hij kon doen wat hij wou! Arme menschen, inderdaad, die bij het woord geluk in de eerste plaats aan geld denken. Neen, practische zieltjes, die steeds om centjes maalt en steunt en kriept en klaagt, dat met meer geld, zooveel dat nu niet gebeuren kan moet achterwege blijven: ziet gij dan niet, dat er naast millioenen gebrek-lijdenden die waarlijk niets aan 't leven hebben, en honderdduizend zijn die naar het geijkte woord baden in genuchten, en dat die baders in genuchten toch volstrekt geen werk, geen blijvend nuttig werk aan de wereld schenken - parasieten der samenleving, levende zonder gedachte noch kommer, dan om hun actiën en papieren geld zorgelijk te doen opbrengen - en dat per slot van rekening die honderduizend eigenlijk toch niet gelukkiger zijn dan die millioenen?
Wat gelukkig maakt is: de arbeid. Ja, alleen de arbeid schenkt het geluk. Niet de doodende fabriekarbeid, de verlagende mekanische slavenarbeid, maar de arbeid van hen die niet denken aan winstbejag: iets schoons voortbrengen, een droom hebben in 't leven, en daarvoor werken, onverpoosd, opdat iets ten minst van hun droom | |
| |
in werkelijkheid overga: dat is het schoone leven. En de armsten onder ons kunnen die schoonheid, kunnen dat geluk bemachtigen. De wereld is zoo schoon, en wij kunnen ze schóóner nog maken, als wij maar willen. Juist op willen daar komt het op aan. Laat ons het leelijke haten met een vasten, ingevreten haat en het overal bekampen, in elken vorm waarin het zich aan ons voordoet.
Dat ieder, op zijn gebied, zorge, welk werk zijn handen ook te doen hebben, dat het door hem in rechtschapenheid en eenvoud des gemoeds volbracht worde. Dat alle werklieden zich eindelijk arbeiders voelen: dat wil zeggen aristocraten, de besten die nu leven - en dat de schoonheid die in ons leeft uit hun werk strale!
Dat leerde ons Morris - en zijn leven is nog schooner, dan al het schoone dat hij gewrocht heeft.
Hem navolgen daarin, is geen zwakheid, geen offeren aan modezucht; het is enkel het bewust worden van een levensprincipe.
De arbeider zal onzen tijd maken tot den schoonsten die er ooit geweest is.
En wat William Morris zegt in zijn heerlijk gedicht Voice of Toil - de Stemme der zwoegers - ik wilde dat ik het u, met het echte Engelsche accent, voorlezen kon - maar ik zal dat niet probeeren - alleen de laatste regel daarvan wil ik u aanhalen, en die is:
Come, shoulder to shoulder
Ere the world grows older!
Komt schouder aan schouder
Eer de wereld wordt ouder!
De katholieke litanieën eindigen altijd met het woord: Laat ons bidden!
| |
| |
En, ik behoef geen verschooning van wie oprechtelijk gelooven in de kracht des gebeds, wanneer ik deze innige woorden: Laat ons bidden! thans, om te sluiten, als volgt wijzigen durf: ik eindig dan met de woorden die William Morris zoo dikwijls tot waarheid maakte en die hij zelf zou onderschrijven: Laat ons werken!
Emmanuel de Bom
|
|